Bepaling van de volgorde der genen m.b.v. dubbele crossing-overs.


Bij maïs is er koppeling tussen de volgende genen met hun respectieve allelen: P + p, Q + q en R + r. Bij kruisingsproeven trad crossing-over op en zelfs dubbele crossing-over.

PQR 340    pqR 85    PqR 55    Pqr  6
pqr 355    PQr 83    pQr 66    pQR 10
De genen-combinatie in de gameten van individuen met het genotype PpQqRr en hun frequentie was zoals in het kader bij een totaal van 1000 is weergegeven.
Geef de juiste ligging van de genen op het chromosoom met hun relatieve afstanden.
(VWO 74 vr. 50)

Opmerkingen:

  1. De practische uitvoering van dit experiment is deze drievoudige heterozygoten te bestuiven met pollen van een drievoudig recessieve plant. Dat komt neer op het feit dat de gameten uit het kader bevrucht moeten worden door gameten met pqr
  2. PQR en pqr moeten de gekoppelde allelen zijn. Het is de meest voorkomende combinatie.
  3. 
      ¯   ¯
    Q   P   R
    _________
    q   p   r
    Van de gameten Pqr en pQR zijn er het minstdus moeten zij zijn ontstaan door dubbele crossing over, omdat het optreden daarvan het minst waarschijnlijk is ofwel zeer sporadisch. Dan moet de volgorde wel QPR (resp. qpr) zijn, want alleen dan krijg je de gameten QpR en qPr door dubbele crossing over. Zie kader met daarin de pijltjes waar de beide crossing-overs plaatsvinden. P en p worden daarbij er a.h.w. uitgelicht en verwisseld.
  4. 
       / 13,7 \ / 18,4   \
     Q         P          R
    ..........................
     \       28,9        /    
    Telling hoe vaak Q van R (en q van r) is losgeraakt door c.o. levert de relatieve afstand Q-R = (85+83+55+66)/1000 x 100 = 28,9 eenheden.
  5. Analoog voor afstand Q-P = (55+66+6+10)/1000 x100 = 13,7 eenheden.
  6. Afstand P-R = (85+83+6+10)/1000 x 100 = 18,4 eenehden.
  7. Je ziet dat 13,7 + 18,4 > 28,9 is. Deze discrepantie ontstaat door dubbele c.o.


M.v.g. van G. Nevenzel.

Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina