Bepaling van de relatieve genafstanden op een gynosoom
Nog een kunstgreep om een grote letterbrij te vermijden is de wildvorm van een organisme aan te geven met een + en de recessieve vorm met een tweeletterige afkorting in onderkastformaat (d.w.z. in gewone kleine letters).
Voorbeeld: Een heterozygoot normaal vrouwtje van Drosophila met de aanleg voor 'vestigial wings' (= rudimentaire vleugels) heeft als genotype: + ve.
Bij Drosophila komen de volgende gynosomale mutanten voor die in de tabel zijn vermeld.
ec = echinus = ruwe oogjes sc = scute = sommige borstelharen ontbreken cv = crossveinless = zonder dwarsaders in de vleugels
P: Een homozygoot ec-vrouwtje wordt gekruist met een sc/cv mannetje. De F1-vrouwtjes worden teruggekruist met ec/sc/cv mannetje met als resultaat:
ec + + = 810 ec sc + = 62 + sc + = 89 + + + = 0 + sc cv = 828 + + cv = 88 ec + cv = 103 ec sc cv = 0
Opmerkingen I:Het schema met daarin de fracties van het totaaal van 1980 vliegjes, kan worden gemaakt:
- Het aantal nakomelingen ontstaan door recombinatie is steeds kleiener dan het aantal dat via de reguliere chromosoomoverdracht is ontstaan, m.a.w. de meeste nakomelingen geven aan welke koppeling er bij de ouders bestaat.
- Om aan deze eis te voldoen moet (afgezien van de volgorde der genen) het P-vrouwtje ec++//ec++ zijn en het mannetje +sccv//
-. - Een F1-vrouwtje is dan: ec++//+sccv.
- Zij wordt gekruist met een recessief mannetje ecsccv//
-. - Nakomelingen waarvan er de minste zijn zullen zijn ontstaan door dubbele c.o. Hier zijn dat de F2-nakomelingen +++ en ec sc cv, want daar zijn er zelfs helemaal geen van.
- Voor een dubbele c.o. moet altijd het middelste allel eruit gelicht worden en in het andere chromosoom geplaatst en v.v. Dat lukt hier niet om van het F1-vrouwtje ec++//+sccv door dubbele c.o. een +++ of een ecsccv te maken. Dat kan alleen bij een F1-vrouwtje met de allelenvolgorde +ec+//sc+cv, want als je nu de middelste allelen verwisselt krijg je de uitkomst +++ en sceccv.
Gener. Genot. Fenot. P +ec+//+ec+ x sc+cv// - ech.vr. x scute/crossv. mann. gameten +ec+ x (1/2 sc+cv + 1/2 -) F1 1/2 +ec+//sc+cv + 1/2 sceccv// - 1/2 vr. wildtype
+ 1/2 ech.mann.F1 x rec.m. +ec+//sc+cv x sceccv// - wi.vr. x scu/ech/crossv. mann. gameten
met in de
cellen de
de F2
gameten .41 + ec + .42 sc + cv .03 sc ec + .04 + + cv .04 sc + + .05 + ec cv sc ec cv .41 + ec +//sceccv .42 sc + cv//sceccv .03 sc ec +//sceccv .04 + + cv//sceccv .04 sc + +//sceccv .05 + ec cv//sceccv - .41 + ec +//- .42 sc + cv//- .03 sc ec +//- .04 + + cv//- .04 sc + +//- .05 + ec cv//- Opmerking II:
De volgorde had ook door berekening gevonden kunnen worden.
- Tel het aantal dieren waarbij sc bij de wildvorm (+) van ec is afgezonderd geraakt door c.o. (Gelijktijdig raakt dan ook de + van sc weg bij ec.) Dat zijn de individuen met de aantallen 62 + 80 = 150 van het totaal van 810 + 828 + 62 + 88 + 89 + 103 = 1980. De relatieve afstand tussen deze allelen is dan 150/1980 x 100 = 7,57 eenheden.
- Kijk nu hoe vaak sc is losgeraakt van cv en dus ook van de wildvorm gesepareerd is. Dit zijn de beestjes behorende bij de aantallen 62, 88, 89 en 103. De relatieve afstand tussen deze is dan 342/1980 x 100 = 17,27 eenheden.
- Hoe vaak is de wildvorm losgeraakt van cv en omgekeerd? Dat zijn die van 89 en 103, dus hun relatieve afstand bedraagt 192/1980 x 100 = 9,70 eenheden.
De volgorde ligt nu vast, want 7,57 + 9,70 = 17,27 (zie kader).
/ 7,57 \ / 9,70 \ sc + cv .......................... \ 17,27 /- Dat de som van de kleine afstanden gelijk is aan de grote afstand komt door de toevalligheid dat er geen nakomelingen zijn die zijn ontstan door dubbele crossing-over.
M.v.g. van G. Nevenzel.
Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina