De meiose-I bij het Drosophila-mannetje wars van recombinatie
Veel eigenschappen van het fruitvliegje Drosophila melanogaster zijn twee aan twee onderzocht. Deels erfden ze onafhankelijk van elkaar en deels gekoppeld met elkaar over. Er bleken vier koppelingsgroepen, dus passend bij de vier paar chromosomen van Drosophila.
Als men een dubbel heterozygoot mannetje (AB//ab, normale lichaamskleur en normale vleugels) kruist met een dubbel recessief vrouwtje (ab//ab, zwarte kleur en vleugelstompjes), dan zijn de nakomelingen voor de helft van het wilde type (normale kleur en vleugels) en voor de helft van het recessieve type (zwart met stompjes).
In schema:
Generatie Genotypen Fenotypen P ab//ab x AB//ab vr. zw./st. x mann. norm. F1 1/2 AB//ab + 1/2 ab//ab
Volledige koppeling dus!1/2 norm. + 1/2 zwart/stomp. De reciproque kruising levert echter een heel ander resultaat!
Als men een dubbel heterozygoor vrouwtje (AB//ab) kruist met een mannetje (ab//ab) levert dat een F1 bestaande uit:
41,5 % wild + 41,5 % zwart/stompjes + 8,5 % norm/stompjes + 8,5 % zwart/norm.vl.In Schema:
Generatie Genotypen Fenotypen P AB//ab x ab//ab vr. norm. x mann. zwart/stomp gameten (.415AB + .415ab + .085Ab + .085aB) x (ab)
De rode zijn door c.o.
F1
met o.a.0.415 AB//ab + 0.415 ab//ab +
0.085 Ab//ab + 0.085 aB//ab41,5 % wild +
41,5 % zwart/stompjes +
8,5 % norm/stompjes +
8,5 % zwart/norm.vl.Bij 8,8 % + 8,5 % = 17 % van de gameten is dus de koppeling doorbroken. Het vrouwtje heeft hiervoor 41,5 % AB + 41,5 % ab + 8,5 % Ab + 8,5 % aB gameten geleverd.
Om onbekende redenen treedt bij mannetjes van Drosophila nooit crossing-over op, maar bij vrouwtjes wel.
Bij andere organismen vindt zowel bij de vorming van eicellen als zaadcellen crossing-over plaats.
M.v.g. van G. Nevenzel.
Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina