Trihybride kr. met volledige koppeling tussen der factoren


Twee planten met witte bloemen, genotypen PPqqRR en ppQQrr, worden onderling bestoven. De F1 bestat geheel uit paars gebloemde. De paarse kleur wordt veroorzaakt door de combinatie van drie dominante allelen P, Q en R; in alle andere gevallen is de bloemkleur wit. Het dominante allel P is gekoppeld met het recessieve allel q, en P en R erven onafhankelijk over.
De F1 plant zich door onderlinge bestuiving voort. Er is geen crossing-over.
Welk deel van de F2 is wit?
(VWO 81/1 vr. 39)

Voorbereiding: Vanwege typografisch gemak wordt gebruik gemaakt van twee deelstrepen bij allelkoppeling in de cellen van het organisme en van onderstreping der gekoppelde allelen bij de gameten.

Generaties Genotypen Fenotypen
P Pq//Pq   RR   x   pQ//pQ   rr wit   x   wit
gameten Pq   R   x   pQ   r  
F1 Pq//pQ   Rr paars
F1 x F1 Pq//pQ   Rr   x   Pq//pQ   Rr paars x paars
gameten


F2 in de
vakjes

gameten

1/4 Pq R 1/4 pQ R 1/4 Pq r 1/4 pQ r
1/4 Pq R

-

+

-

+

1/4 pQ R

+

-

+

-

1/4 Pq r

-

+

-

-

1/4 pQ r

+

-

-

-

+ = paars   en   - = wit
F2 1/16 Pq//Pq RR   +   etc 6/16 paars en
10/16 wit.



M.v.g. van G. Nevenzel.

Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina