Dihybride kr. met polymere factoren in het licht van enzymactiviteit.


Onderstaand schema geeft het proces weer waardoor bij druiven kleurstof ontstaat. VWO 81/1 vr. 38. In dit schema zijn met 1 en 2 enzymen aangeduid. Voor de vorminf van enzym 1 is het dominante allel E nodig en voor 2 het dominante allel F. De genen zijn niet gynosomaal of gekoppeld.

 
                      1                    2
kleurloze grondstof ¾¾® gele kleurstof ¾¾® blauwe kleurstof
	

Twee planten die blauwe druiven kunnen produceren, worden onderling bestoven. Onder de nakomelingen bevinden zich planten die blauwe druiven produceren en planten die gele leveren; kleurloze komen in de F1 niet voor, wel als resultaat van onderling kruisen van de F1. Werk dit uit tot en met de F2.

Voorbereidend werk: We weten
P: E. F. x E. F. omdat het blauw x blauw moet zijn.
P: E. Ff x E. Ff omdat er in de F1 ook gele moeten zijn, moet 2 recessief zijn.
P: EEFf x E. Ff omdat alle druiven in de F1 gekleurd zijn.
P: EEFf x EeFf anders zou je in de F2 nooit kleurloze kunnen krijgen

Generaties Genotypen Fenotypen
P EEFf   x   EeFf blauw   x   blauw
"P" EE x Ee   en   Ff x Ff wel 1 x wel 1   en   wel 2 x wel 2
"F1" 1/2 EE + 1/2 Ee   en
1/4 FF + 2/4 Ff + 1/4 ff
wel 1     en
3/4 wel 2 + 1/4 niet 2
"F1 x F1" (1/2 EE + 1/2 Ee) x (idem)   en
(1/4 FF + 2/4 Ff + 1/4 ff) x (id.)
wel 1 x wel 1   en
(3/4 wel 2 + 1/4 niet 2) x (id.)
"gameten" (3/4 E + 1/4 e) x (id.)   en
(1/2 F + 1/2 f) x (id.)
     
 
"F2" 9/16 EE + 6/16 Ee + 1/16 ee   en
1/4 FF + 2/4 Ff + 1/4 ff      
15/16 w(1) + 1/16 n(1)   en
3/4 w(2) + 1/4 n(2)      
F2 (theor.)       45/64 w(1)w(2) + 15/64 w(1)n(2) +
3/64 n(1)w(2) + 1/64 n(1)n(2)      
F2 (prakt.) 3x3 = 9 genotypes te beginnen met
9/64 EEFF + 18/64 EEFf + etc.
45/64 blauw + 15/64 geel +
3/64 kleurl. + 1/64 kleurl.      
Samengevat:
bl. : ge : kleurl. = 45 : 15 : 4



M.v.g. van G. Nevenzel.

Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina