Dihybride kruising met een autosomale en een gynosomale factor.
Bij Drosophila melanogaster (fruitvliegje) is het autosomale allel voor 'wild'vleugels (V) dominant over het allel 'vestigial' (= rudimentaire) vleugels (v). Het gen voor oogkleur is gynosomaal met rood (R) dominant over witte (r) ogen.
Een kruising van een mannetje en een vrouwtje leverde de volgende fenotypen op met hun verhoudingen:
3/8 wild, rood, vrouw + 3/8 wild, wit, man +
1/8 vest, rood, vrouw + 1/8 vest, wit, man.
Werk in een schema uit welke genotypen de ouders moeten heben gehad.Voorbereidend werk:
Het ene gen is autosomaal en het andere is gynosomaal, dus hebben we hier te maken met niet gekoppelde genen, ze zijn onafhankelijk en bijgevolg mogen we de genen apart behandelen.In de F1 is 3/4 wild + 1/4 vestigial, dan moet "P": Vv x Vv zijn geweest.
In de F1 zijn alle vrouwtjes rood en alle mannentjes wit, dus "P": rr x R-.Volledigheidshalve dan nog maar het schema:
Generaties Genotypen Fenotypen P Vv rr x Vv R-
Omdat de genen onafhankelijk overerven
herschrijven we dit als:wild,wit,vr. x wild,rood, mann. "P" Vv x Vv en
rr x R-wild x wild en
wit vr. x rood mann."gameten" (1/2 V + 1/2 v) x (idem) en
(r) x 1/2 R + 1/2 -)"F1" 1/4 VV + 2/4 Vv + 1/4 vv en
1/2 Rr + 1/2 r-3/4 wild + 1/4 vestigial en
1/2 rood vr. + 1/2 witte mann.F1 Dat geeft 3 x 2 = 6 genotypen
1/8 VVRr + 2/8 VvRr + 1/8 vvRr +
1/8 VVr- + 2/8 Vvr- + 1/8 vvr-Dat geeft 2 x 2 = 4 fenotypen
3/8 wil,ro,vr. + 1/8 ve,ro,vr.
3/8 wil,wi,ma. + 1/8 ve,wi,ma.
M.v.g. van G. Nevenzel.
Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina