Dihybride kruising met dom. en rec. + onafhankelijke factoren.


Als voorbeeld nemen we de overerving bij runderen met een gen voor haarkleur (allel voor zwart A dominerend over het allel voor rood a) en een gen voor vachttekening op een ander niet homoloog chromosomenpaar (allel voor bont b recessief t.o.v. blaarkop B).
N.B.: Ofschoon de kenmerken voor haarkleur en vachttekening aan een en hetzelfde beest zijn waar te nemen (gele achtergrond) zullen we tussendoor deze kenmerken behandelen in twee aparte monohybride kruisingen; die "monohybride situaties" geven we aan met aanhalingstekens en nu eenmalig met een groene achtergrond als extra aanduiding.

Generaties Genotypen Fenotypen
P AAbb x aaBB
Omdat de genen onafhankelijk overerven
herschrijven we dit als:
zwartbont x rode blaarkop
"P" AA x aa   en   bb x BB zwa. x ro.   en   bont x blaar
"gameten" A x a   en   b x B  
"F1" Aa   en   Bb zwart   en   blaar
F1 AaBb zwarte blaarkoppen
F1 x F1 AaBb x AaBb zwarte blaark. x zw. blaark.
"F1 x F1" Aa x Aa   en   Bb x Bb zwart x zwart en blaar x blaar
"gameten" (1/2 A + 1/2 a)(1/2 A + 1/2 a) en
(1/2 B + 1/2 b)(1/2 B + 1/2 b)    
 
"F2" 1/4 AA + 2/4 Aa + 1/4 aa   en
1/4 BB + 2/4 Bb + 1/4 bb      
De statistische combinatie levert de
3 x 3 = 9 genotypen hieronder.
3/4 zwart + 1/4 rood en
3/4 blaar + 1/4 bont      
De statistische combinatie levert de
2 x 2 = 4 fenotypen hieronder.
F2 1/16 AABB + 2/16 AABb + 1/16 AAbb +
2/16 AaBB + 4/16 AaBb + 2/16 AAbb +
1/16 aaBB + 2/16 aaBb + 1/16 aabb    
9/16 zw.bl + 3/16 zw.bo +
3/16 ro.bl. + 1/16 ro.bo.  

In de groene velden zijn handelingen uitgevoerd die, vooral om te komen tot de F1, eigenlijk te simpel waren; de uitkomst was voor de F1 ook in één oogopslag te doorgronden geweest.
De stap van de F1 naar de F2 moet men zich wel eigen maken en is aanzienlijk sneller dan met de dambordtabel (van Punot) met zijn 16 vakjes, waaruit de 9 genotypen en de 4 fenotypen nog bij elkaar gezocht moeten worden. Die Punot-methode die in veel leerboeken wordt gehanteerd is hier pas nodig bij vraagstukken over koppeling met crossing-over (zie aldaar). De aandachtige leerling zal ontdekken dat in leerboeken stilzwijgend wordt overgestapt op deze methode Nevenzel.

Duidelijk zal zijn dat wanneer beide genen intermediair vererven er 3 x 3 = 9 fenotypen zullen verschijnen in de F2. Als alleen het tweede gen intermediair vererft, dan zullen we 2 x 3 = 6 fenotypen in de F2 krijgen.
Examen-technisch zijn dit soort vragen nogal volumineus, zeker als het over drie, vier of meer genen gaat. In die situaties worden meestal deeloplossingen gevraagd, die direct vanuit de monohybride deelsituaties kunnen worden beantwoord. Voorbeelden:

  1. Welk aandeel rode blaarkoppen zal men verwachten in de F2?
    Antw.: Je kijkt dan in de "F2" (groene achtergrond) en ziet daar "1/4 rood en ook 3/4 blaar", hetgeen de combinatie levert van 1/4 x 3/4 = 3/16 rode blaarkoppen.
  2. Welk deel van de F2 is homozygoot voor de haarkleur en heeft een bonte vacht?
    Ook nu kijk je naar de "F2" en dan zie je 1/4 AA + 1/4 aa dat zijn de homozygoten voor de haarkleur, kortom de helft (2/4 = 1/2). In de "F2" is 1/4 bont. Het antwoord is de combinatie:
    1/2 x 1/4 = 1/8 van de F2 is homozygoot voor de haarkleur en tevens bont; bonte homozygoten om zo te zeggen.


M.v.g. van G. Nevenzel.

Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina