Verwarring stichtende stambomen. Bij vlinder, vogels en veel soorten vissen heeft het mannetje per diploïde cel twee X-chromosomen en het vrouwtje een X- en een Y-chromosoom. Bij de in het eindexamen sporadisch voorkomende stambomen over deze organismen kun je als leerling (mogelijk al) snel in verwarring raken. Een probaat middel is dan een fake, een vervalste stamboom te maken, waarin uitsluitend rondjes door vierkantjes en v.v. worden vervangen. Uit deze fake-stamboom trek je je conclusies. Spring vervolgens terug naar of in de oorspronkelijke stamboom.
In de stamboom van een vogelsoort (CSE VWO 80/1 vr. 39) wordt de overerving van een afwijking (zwarte vlakjes) weergegeven. Het allel dat deze afwijking veroorzaakt is X-chromosomaal. N.B.: Bij vogels heeft het mannetje XX en het vrouwtje XY.
Zal individu P de afwijking wel (1) of niet (2) vertonen? En zal individu Q deze afwijking wel (3) of niet (4) vertonen? Juist zijn de keuzes
A. 1 en 3 B. 1 en 4 C. 2 en 3 D. 2 en 4In de fake heft 'moeder' 2 twee fenotypisch verschillende 'zoons' 5 en 7. Ze is dus heterozygoot ne moet dus het dominante kenmerk bezitten. Kortom het kenmerk (zwart vlakje) is dominant. 'Kleinzoon' P krijgt het X-chromosoom van zijn recessieve 'moeder' 8 en zal de dominante afwijking nooit kunnen erven. 'Kleindochter' Q krijgt zeker het dominante X-chromosoom van haar 'vader' 7 en zal de afwijking zeker hebben.
Terug naar de echte stamboom: Kleindochter P zal de afwijking niet hebben en kleinzoon Q zeker wel. Kortom: C is het goede antwoord.
M.v.g. van G. Nevenzel.
Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina