Monohybride kruising met extra-nucleaire factoren.

Voor een aantal eigenschappen bevindt zich de erfelijke informatie niet in de chromosomen, maar in het haploïde DNA van chloroplasten en mitochondriën (welke daarom als endosymbionten worden gezien). De mitochondriën in zygoten zijn (bijna of vrijwel) alleen van de moeder (mater) afkomstig (N&T 1987,2 p.136). Maternaal (via de moeder) overervende DNA mutaties bij de mens zijn o.a. de ziekte van Leber (familiale blindheid) en enkele zeldzame spieraandoeningen (zie verder Pronk, Geraedts e.a. (1989), Medische Genetica, Wetenschappelijke uitgeverij Bunge ISBN 90 6348 2256).

Een vrouwtjesrat met eigenschap Q wordt gekruist met een mannetjesrat met eigenschap R (beide eigenschappen gelegen in de mitochondriën). Alle nakomelingen bezitten eigenschap Q wel, maar R niet. Door onderlinge voortplanting van deze tweede generatie ontstaat een derde. Hoe liggen de vewachtingen ten aanzien van Q en R?

Generaties Genotypen Fenotypen
P Q x R
vrouwtje x mannetje
fen. Q x fen. R
gameten Q   x   -
want mitochondriën alleen van moeder
 
F1 Q
blijft haploïd
fen. Q
F1 x F1 Q x Q
vrouwtje x mannetje
fen. Q x fen. Q
gameten Q   x   -
want geen mannelijke bijdrage
 
F2 Q fen. Q


M.v.g. van G. Nevenzel.

Vorige pagina - Inhoudsopgave - Volgende pagina