In mijn archief kwam ik het volgende overdrukje tegen. Best wel een juweeltje voor de streekgeschiedenis.
ANTHROPONYMICA UITGEGEVEN DOOR HET INSTITUUT VOOR NAAMKUNDE TE LEUVEN
ONDER LEIDING VAN PROF. DR. H.J. VAN DE WIJER
III
OOSTNEDERLANDSE PERSOONSNAMEN
DE VECHTSTREEK IN OVERIJSEL
(± 1400 - 1429)DOOR
H.J. MOERMAN
ONOMASTICA NEERLANDICA
1950
INSTITUUT VOOR NAAMKUNDE
LEUVENMARTINUS NIJHOFF
'S-GRAVENHAGE
I N H O U D Kaartje van de Vechtstreek
- Achternamen op -inc
- Namen met het bestanddeel hof, hove, enz
- Namen met voorzetsel in, op, te
- Namen op -huys en op -man
- Bijnamen
In 1240 schonk Otto, de Utrechtse elect, aan het kapittel van Deventer, dat schade had geleden door de brand der kapittelkerk aldaar, de novale tienden in geheel Salland 'et in terminis Vechte per parrochias Ommen, Hemis et Nyensteden'. Dit laatste gebied, de Vechtstreek, zal ons bezig houden. Deze was toen duidelijk onderscheiden van Salland, wat in later tijd niet meer het geval was.
Salland is vergroot naar het Noordoosten, zoals het ook vergroot is naar het Zuiden (met het land om Deventer) en naar het Noord-westen (met het land van Vollenhove).In een andere oorkonde, eveneens van 2 Februari 1240, is sprake van 'quatuor parrochias' (Dalvesen, Ummen, Hemis en Nyensteden). We mogen evenwel aannemen, dat in de eerstgenoemde brief de bedoeling van de elect juist uitgedrukt is - de tienden van de parochie Dalfsen waren reeds eerder geschonken aan het Utrechtse domkapittel. Uit de tweede oorkonde blijkt echter, dat de Vechtstreek in 1240 vier kerspelen telde, waaronder ook Dalfsen (1).
De keuze viel op dit deel van Overijsel, omdat het behoord heeft tot een streek, die nog 'oostelijker' georiënteerd was dan het oude Salland. Ingesloten door onbewoonde veenstreken, wat verwijderd van de IJsel en de IJselsteden, was ze in hoge mate zichzelf en bestond grotendeels uit een reeks los gebouwde dorpen op de zandgronden langs de Vecht, bewoond door boeren, die rogge verbouwden op het bijeen gelegen akkerland, de es. Geheel geïsoleerd was de Vechtstreek echter niet, want de Vecht en de landwegen langs deze rivieren liepen er door. Een paar 'stedekens' ontstonden hier, die vreemde elementen trokken; deze vestigden zich ook in de kerkdorpen en bij een paar kastelen. Maar toch, in de buurschappen merkte men van dat verkeer en die vreemden maar weinig, en er handhaafde zich veel ouds, ook in taal en naamgeving.
We willen nu eerst de kerspelen langs gaan en de vraag beantwoorden, welke buurschappen er toe behoorden. Dit geeft meteen een indruk van de omvang der kerspelen en van latere splitsingen of veranderingen. Het is de indeling in kerspelen en buurschappen, die de grondslag vormt van de bisschoppelijke schattinglijsten uit de 15e eeuw (2).
Ons namenmateriaal ontlenen we vooral aan de lijsten van ± 1400 en 1429. Het heeft betrekking op een streek, waar veel namen, zowel van geslachten als van de door deze bewoonde erven, zich van de 14e eeuw (als de bronnen rijker beginnen te vloeien) tot in onze tijd ter plaatse wisten te handhaven. Daarom zal aan de verspreiding van deze namen enige aandacht besteed worden. Bij de opsomming der buurschappen is tevens het aantal huizen (gezinnen) volgens de lijst van ± 1400 opgegeven. Dit geeft een indruk van de grootte dezer nederzettingen, te meer, omdat ook de niet-betalende buren, de paupers, met name genoemd worden.Bronnen:
- Oorkondenboek Sticht Utrecht, nrs 944 en 945.
- G. J. TER KUILE Jr, Versl. en Med. Oud Vad. Recht IX (1944), 583, in een studie over het landsheerlijk gezag van de bisschop in Overijsel.
- H.J. MOERMAN, Salland's bevolking in de vijftiende eeuw. Versl. en Med. V. Ov. Regt en Gesch., 63e stuk (1948), 23 vlg.
Van 1231 is een verklaring, dat de kerk te Dalsen door de Utrechtse bisschop Godfried (1156-1178) aan het domkapittel was geschonken (3). In omvang komt dit kerspel overeen met het schoutambt van die naam. Het besloeg de volgende buurschappen met inwoneraantallen (zie voor de meest gebruikelijke schrijfwijze in de 15e eeuw het kaartje der Vechtstreek):
- Ankum (31)
- Gerner (22)
- Welsum en Oosterdalfsen (17)
- Dalfsen (30)
- Leuzen (20)
- Hessem (15)
- Millingen en Rechteren (29)
- Lenthe (73)
- Emmen (32).
Bronnen:
- Oorkondenboek Sticht Utrecht, nr 819.
De kerk te Ummen werd in 1238 door de elect Otto geschonken aan het kapittel van St. Pieter (4). Tot dit kerspel behoorde eerst ook het dorp Den Ham, dat echter in de 15e eeuw een eigen kerk bezat. Dit laatste dorp omvatte ook nog enige omgelegen buurschappen, nl. Magele, Noordmederen of Noordmeer en Linde.
In de schattinglijsten vindt men Die Hamme onder Ommen. Evenzo Overreesten (nu Averreest), dat echter een afzonderlijk, tot het diaconaat Drente behorend kerspel uitmaakte. Het schoutambt Ommen omvatte territoriaal de drie kerspelen Ommen, Den Ham en Overreest.
Men vond hier de buurschappen:
- Versen (12)
- Arriën (15)
- Stegeren (14)
- Beerze (7)
- Junne (9)
- Zees (14)
- Bestmen (11)
- Eerde (9)
- Archem (13)
- Lemele (19)
- Gietmen en Vilsteren (20)
- Den Ham (57)
- Averreest (11).
Bronnen:
- Oorkondenboek Sticht Utrecht, nr 919.
De nu volgende afdeling van de schattinglijsten spreekt niet van een kerspel, maar van het 'gerigt van den Hardenberch'. De vraag is, welke parochiën hier in de 15e eeuw bestonden. In 1240 vond men hier, zoals reeds bleek, de kerspelen Hemis en Nyensteden. De kerk van de tweede parochie stond iets ten Oosten van het tegenwoordige stadje Hardenberg en is in de 14e eeuw overgebracht naar Hardenberg, terwijl de parochie mogelijk nog enige tijd met de oude naam werd aangeduid.
Volgens Mr S. MULLER HZN. omvatte de parochie Heemse de marken Diffele, Reeze, Heemse en Kollendoorn; tot de parochie Niestat of Nienstede rekent hij Holthoon en Holtheem, Ane en Anewede, Lutten, Lozen, Baalder, Bergentheim en Brucht. Hij merkt terecht op, dat de verhouding van beide parochies duister is en komt tot het besluit, dat Heemse, Nienstede en Hardenberch verschillende namen waren van eenzelfde parochie, waarin de kerk tweemaal verplaatst is; in de 15e of 16e eeuw zou Heemse van Hardenberg zijn afgescheiden (5).
Op ons kaartje hebben we de begrenzing der parochies overgenomen, maar een kerspel Gramsbergen afzonderlijk genoteerd, omdat reeds in 1383 sprake is van de kerk aldaar, die afgebrand was (6). Zonder de geschiedenis der beide kerspelen te ontwarren, willen we toch op een paar dingen wijzen. Vooreerst, dat de beide brieven van 1240 Heemse en Nyenstede als twee afzonderlijke kerspelen beschouwen. In een stuk van 1326 is sprake van tienden (in de buurschappen Heemse, Ane en Nyenstede) 'in den kerspel to Nyensteden unde to Hemis', van de kerklenen 'to Nyensteden ende tot Hemis' en verder nog van het patronaatsrecht 'ecclesiarum d'Nyensteden et d'Hemis' (7). In 1339 wordt het erve Ludolving te Diffelen, kerspel Hemis, genoemd en treedt heer Steven, pape te Nyensteden, als getuige op (8).
In de schattinglijsten vinden we te Heemse ca 1400 Herman de coster, in 1433 Gerardus custer, in 1457 Ghert des papen; er is dus in de 15e eeuw kerkdienst verricht. Er waren zowel in de 14e als in de 15e eeuw twee kerspelen, Heemse en Nyenstede (later Hardenberg). Mogelijk is de bestaande verwarring (die veroorzaakt is door gegevens van 1403, volgens welke Heemse in het kerspel van Nienstede ligt, en dergelijke) ontstaan, doordat in de 15e eeuw beide kerspelen tijdelijk door één pastoor werden verzorgd.
We geven nu een lijst van de buurschappen in de volgorde, zoals die in de schattinglijsten wordt aangetroffen:
- Brucht (15)
- Bergentheim (11)
- Diffelen (11)
- Reze (17)
- Heemse (16)
- Ane en Anewede (21)
- Kollendoorn en Lutten (17)
- Holtheem en Holthoon (21)
- Lozen en Baalder (8)
- Gramsbergen 'bynnen
den plancken'(52).Terwijl in de kerspelen Dalfsen en Ommen de buurschappen in regelmatige volgorde vermeld worden, naar de omgang der zon, kunnen we in het Hardenbergse gebied twee van die omgangen op de kaart volgen. Ze komen echter niet overeen met de door Mr. MULLER aangenomen omvang van twee kerspelen.
Bij het huis van de heer van Gramsbergen was een stadje ontstaan. De meier van de Oldenhof was een zelfstandig heer geworden. Nog in 1550 heet deze hof (eertijds Bergen genoemd) 'de rechte saelsteede van Gramsberge'. 'Bynnen den plancken' zal wel betekenen, wat elders binnen de muren of poorten heet. In 1278 lezen we b.v. van de 'planccas et munitiones' van twee Westfaalse steden; 'planca' wordt door de uitgever vertaald met 'Zaun, Verhack' (9).
Het stedelijk karakter van Gramsbergen blijkt ook uit de ambachten en bedrijven, die in de lijst van ± 1400 opgesomd worden: 'bierman, bodicker, dreyer, gruter, komener, coster, schomaker, smyt, tymmerman, wachter'. Bij de bespreking der familienamen maken we geen gebruik van de Gramsberger lijst. Evenmin worden de twee bisschoppelijke steden besproken, alleen reeds, omdat ze in de lijsten niet verschijnen, aangezien ze een som ineens betaalden. Deze steden waren Ommen en Hardenberg; de eerste kreeg stedelijke rechten in 1248, de tweede in 1362 (10).
We merkten reeds op, dat naast de steden ook de kerkdorpen en enkele kastelen vreemde elementen trokken. In de buurschap Ankum, niet ver van Dalfsen, lag het slot Rutenberg; daar woonden ± 1400 een 'backer', een 'boedeker', een 'keteler', een 'knape' (die bij de kasteelheer diende) en een 'cock'. Onder de achternamen vinden we Westphelinc, die Brabander en Raelteman (man van Raelte, een Sallands dorp). In Dalfsen ontmoeten we een bierman, een coster, des richters knape, een mulner en een schomaker. En onder de achternamen een pauper Dyepenhem, blijkbaar genoemd naar het Twentse stadje Diepenheim.
Bronnen:
- Kerkelijke Indeling omstreeks 1550, I. Bisdom Utrecht, blz. 475, 476 Tekst bij Geschiedk. Atlas, kaart 9).
- A. HAGA, De stad en heerlijkheid Gramsbergen. Versl. en Med. V. Ov, Regt en Gesch., dl 49 (1932), 88 vlg.
- Ligger Zwartewatersklooster, fol. 94 en 95. Deze aanhalingen dank ik aan Mr. G. J. TER KUILE jr, rijksarchivaris te Zwolle.
- Register Overijsels Archief I, 57.
- SEIBERTZ, Urkundenbuch Westfalen III, 460.
- Oorkondenboek Sticht Utrecht, nr 1180 Bijdragen Gesch. Overijsel IV, 226.
Kaartje van de Vechtstreek door H.J. Moerman.
![]()
De talrijkste en meest kenmerkende groep wordt gevormd door de achternamen, die eindigen op -inc. In de regel zijn ze afgeleid van voornamen, maar er zijn meerdere -inc-namen, die van soortnamen zijn afgeleid. Van beide soorten zullen we straks enige voorbeelden kiezen, maar overigens wordt verwezen naar een uitvoeriger bespreking (11). We geven nu eerst een lijst van de -inc-namen, voorkomende in de schattinglijsten van ca 1400 en 1429, en gerangschikt naar de buurschappen, waarin ze voorkomen; deze buurschappen zijn alleen met hun volgnummer aangegeven.
|
|
|
|
Erf- en familienamen zoals Nanninc en Ruerkinc zijn duidelijk genoeg; ze behoren bij de voornamen Nanne en Roric of Roderic. Vergelijking met de volgende afdeling, die der voornamen, is dus gewenst. Dan zal blijken, dat de vormverandering soms groot is. Zo is van Ludolf, dat in de 15e eeuw hier een vrij zeldzame voornaam is geworden, meestal voorkomend als de afkorting Lude(ke), Ludolvinc gevormd, en ook Ludekinc; maar verder ontmoet men ook Ludelvinc, Lovelinc en Lodelinc; misschien behoren hier zelfs Lodinc en Lovinc.
In 1326 vinden we in Ane een erve Mathe-Vrendinck, naar ik gis een verschrijving voor Hathebrendinc; later ontmoeten we het als Hadebertinc, Hobertinc en Hobrinc.
Lieferkinc verschijnt ook als Leeuwerkinc, Leefferkinc; elders ontmoet men Leverkinc en Leeftinc. Ze behoren alle bij Liefhard, Leffert.
Soms valt een stuk weg: Heerschoppinc wordt Heerspinc, Meynoldinc wordt Meidinc en Wermboldinc Werminc.
Tuessinc of Toesinc kan men plaatsen naast Thyassinc, dat in Salland voorkomt, en naast Tysinc, dat in Drente gevonden wordt; ze behoren bij de verkorte vormen van Matthias, Mattheus en Mathijs.
Verschillende namen behoren bij voornamen, die in de 15e eeuw
niet of bijna niet meer voorkomen, maar wel verschijnen in oorkonden van
de 9e tot de 11 eeuw. Voorbeelden zijn: Avekinc (bij verkleinvorm van Avo),
Bovinc (Bovo), Eisinc (Eyzo), Grymmerinc (Grimher), Hemminc (Hemmo),
Imminc (Immo) en Wedelinc (Widelo). Amsinc te Brucht behoort bij Amezo
(dat in 1156 voorkomt), maar in 1457 bestaat er te Brucht nog een Amese
ter Bucket.
Heemse is de naam van een buurschap, maar er bestaat ook een voornaam Hemezo, die in 1089 voorkomt. Hier is weer grond voor het vermoeden dat vele buurschapsnamen niets anders dan voornamen zijn (12).
Nu de erve- en familienamen op -inc, die niet van voornamen
zijn afgeleid.
Bading of Bodinc behoort bij bade of bode 'rondbrenger van
berichten, gerechtelijke aanzegger'.
Beking komt ook voor als Ter Beke en Beekeman, en is dus van beek
afgeleid.
Besmanninc komt in 1383 voor, te Bestmen, maar of Bes(t)man de naam van
de buurschap is, of een andere betekenis heeft, is niet duidelijk.
Buskinc of Busschinc behoort bij bos(ch),
Eysschinc en Esschinc vermoedelijk bij es(ch) 'bouwland', ofschoon
verwarring met Eyssinc mogelijk is.
Halling heet elders Ter Halle en zal dus behoren
bij halle 'zaal of woning'.
Hoveldinc behoort vermoedelijk bij heuvel of bij ho-veld = 'hoogveld',
Huysmanninc en Meyerinc bij huisman en meier of pachter.
Merschinc is afgeleid van mersch 'mars of weide'.
Padinc van pad (vgl. Pademan of Ten Pade bij Ulzen in het Benthermse, en
Pathhus bij Koevorden).
Praefstinc van pravest = 'proost',
Rovesadinc van rovezaad = 'raapzaad,
Scotinc van schot 'huisje of stal',
Veninc van veen;
Vrylinc behoort bij vrylinc, de oude naam voor 'vrij man'.
Waterinc komt ook voor als Waterman en is dus duidelijk.
Deze lijst van -inc-namen is, evenals de toelichting, zeer onvolledig.
Verdere gegevens vindt men in het tweedelige werk van B. H. SLICHER VAN BATH
over de geschiedenis der nederzettingen in Oostelijk Nederland, vooral in
dl. 11, dat niet alleen de -inc-namen en hun betekenis behandelt, maar ook
een lijst van boerderij- en plaatsnamen tot ca 1500 geeft (13).
Bronnen:
2. Namen met het bestanddeel hof, hove, enz.
Nu volgen namen, die in verband staan met hof, hove, have. In
vele Overijselse buurschappen ligt of lag een erve of goed, waarvan de
bewoner Ten Have, Ten Hove, Hofman enz. genoemd
werd. Veelal trof men in een buurschap één dergelijke hof aan, die
werd aangeduid als 'de' hof of höffte. Deze was groter dan de
andere erven, genoot meer aanzien en in vele gevallen was de erfelijke
markerichter er gevestigd. Voor een deel waren ze centra van
een grondheerschap, een domein, toebehorend aan de koning, de
bisschop, een klooster, enz. De eigenaar woonde elders en ten dele
was dit bezit zeer verspreid gelegen.
Zo lag in de buurschap Lente de hof te Ierte, die aan het klooster te Essen
aan de Ruhr heeft behoord en vóórdien koningsgoed was. Een tweede Essens bezit
was de hof te Archem. De graaf van Bentheim had hoven te Rechteren
en te Gerner. In 1379 draagt de heer van de Rutenberg, een
te Ankum gelegen kasteel, een eigen vrij goed (Albertinc te Leusen)
aan de graaf op en ontvangt daarvoor van hem de 'hof to
Westerhovene' in de buurschap Gerner.
Bisschoppelijke hoven vond men in het kerspel Dalfsen te Emmen,
Gerner, Hessem, Lente, Leusen; in het kerspel Ommen te Beerse, Gietmen,
Varsen, Vilsteren, Den Ham, Linde en Meer. In het eerste kerspel Dalfsen kennen
we in Ankum, Dalfsen en Welsem geen hof, maar het kasteel Rechteren kan
uit een hof zijn ontstaan. In het tweede kerspel Ommen missen we hoven in
Stegeren, Junne, Zees, Bestmen, Lemele en het aan de Drentse zijde gelegen
Overreest. Ommen had een bisschoppelijke hof; in 1339 blijkt het klooster
Zwartewater er een hof te bezitten (14).
Deze door de bisschop in leen uitgegeven hoven waren echter lang niet alle centra van beheer,
maar vermoedelijk allodiale, praefeodale goederen, die aan hem
opgedragen waren.
Het ambt Hardenberg bezat geen bisschoppelijke hoven; op deze omstandigheid komen we
terug, terwijl we voor een zeer uitvoerige behandeling der hoven verwijzen naar het
eerste deel van het werk van SLICHER vAN BATH en naar de nieuwe
druk van het werk van J. PH. DE MONTÉ VER LOREN (15).
Hier volgt een lijstje van gegevens uit de schattinglijsten (±1400-1474).
|
Het is soms moeilijk om hof te scheiden van hoeve 'gewone
boerderij'. Zulk een hoeve kan de Pothoeue te Leusen zijn.
Kerchaue, Kerchoeue komt tweemaal voor, te Gerner en te Lemele, en
wel op plaatsen, waar men niet een kerkhof verwacht, omdat er
geen kerk was. Te Lemele staat er nog H(illig?) bij. Of waren
het hoeven, die het eigendom waren van een kerk? Maar daarop
wijst de uitdrukking goed 'bi den Kerchave' weer niet. Toch
een begraafplaats? Te Ankum, dicht bij Gerner, vinden we in
1457 Evert in den Rosengaarden; dit laatste woord kan de betekenis
van begraafplaats bezitten.
Ook is het vaak ondoenlijk om in de schattinglijsten de namen van erven en personen te scheiden. De Westerhof is een erve te Gerner, maar personen met deze naam treffen we niet alleen te Gerner, maar ook te Dalfsen en elders aan. De naam Ten Have of Ten Hove duidt vaak iemand aan, die op een hof woont, maar ook wel personen, die zich elders vestigden. Zowel te Gietmen als te Vilsteren treffen we hoven aan, die grote en kleine (luttike) hof heten; hier zal splitsing hebben plaats gehad.
Het ambt Hardenberg had geen bisschoppelijke hoven, evenmin
als het Oosten van het naburige Drente. Maar wel ontmoeten we
hier te Diffelen ten Hove en Hofman, te Heemse de Krommehof, en
te Lozen (Gramsbergen) de Koldehof, terwijl Hofstede voorkomt
in Ane en Kollendoorn. Bovendien kwam een Oldenhof, de 'rechte
saelsteede' te Gramsbergen, reeds ter sprake, en in de marke van
Lozen heten de twee eerste gewaarde erven Oldenhoff en Nyenhoeff;
de in de warenlijst vermelde erven Talinckhoff, Kattynckhoff en Roenickhoeff
zijn vermoedelijk gewone hoeven. Het lijkt
dus niet uitgesloten, dat ook in deze streek kleine hoven bestaan
hebben.
Verder blijft het gewenst om aan de hand van andere
voorbeelden de betekenis van de namen 'koude' en 'kromme' hof wat
scherper te begrenzen. Ook in Den Ham vinden we een Coldenhof en
bovendien een Merinxhoff, die later Mannens-, Mennynghes en zelfs
Mennekens-hof heet. Op het kaartje zijn de hoven aangeduid door
een ronde stip, de buurschappen door een liggend kruisje.
Bronnen:
3. Namen met voorzetsel in, op, te.
Een derde groep bestaat uit namen, waarin een plaatsaanduiding, met behulp van in, op en te voorkomt.
De naam, die op deze voorzetsels volgt, is in de regel een plaatsnaam. We geven eerst een lijstje en laten daarop enige toelichting volgen; de gegevens zijn ontleend aan de lijst van ca 1400, tenzij dit anders aangegeven is.
|
|
Ryt (7), Colde Ae (7) en Colk (8, 31) wijzen op de nabijheid van water, evenals de -voorde-namen Souenvoerd (8), Merschfoerd (20), Dortmans voert (10) en het hierboven reeds vermelde Stenuordinc (14), van steen-voord.
Oevernamen zijn ouer, in Hoenouer en lutke Ouer (22), stade
(16) en schere (9 en 31, met de hypercorrecte vorm schedere);
aan de rivierkant behoren ook namen als mersch (weide) en
weerd (land of eiland bij het water).
De 'nye brugge' (16) was
een brug over de Regge, later meermalen genoemd als plaats van
samenkomst.
Ter Bruggen (17) heet in 1429 ter Hondebruggen,
allicht genoemd naar de honden of plaggen, waarmee ze gemaakt
was; vgl. Hüntwic (8).
Enige samenstellingen met dorp, horst,
kamp en cote (kate of huisje) zijn wel duidelijk, maar wat Slendebroek
(nu nog een familienaam) betekent, is mij niet duidelijk.
Ten Boeme (18) heet later Boemhues, vermoedelijk huis bij een
runneboom of slagboom.
Tye (2) is de naam voor een plaats van
samenkomst, ook wel boerbrink genoemd.
Velschet (27) komt in
vroeger en later tijd voor als Velscet, Velschedinck en Veldschet,
en zal wel betekenen 'scheiding in het veld'.
Ter Platen (8) is niet duidelijk, en kan bovendien een migratienaam zijn.
Want bij Zwolle vinden we in 1447 te Oldeneel de Platen, en in 1344 in Sutemer
marke des bisschops land, genaamd de Plate (16).
Ter Moede (19) kan 'aan de mond' betekenen, maar in 1312 vinden we al een erve
Ter Mode in het Bentheimse (17).
Ter Boeket (23) is een plaats, waar beuken groeien; maar een erve Boket
vinden we te Ulzen en elders, zodat ook deze naam ingevoerd kan zijn.
Ter Ylicke (31) geeft moeilijkheden, we vinden het ca 1383 als ter Yliken, in 1457 als Dijlricke (18), en verder in de schattinglijsten als Trierlike, Riellike en ter Ylekrick. Is er een naam van een plant in verborgen? In het markerecht van Leusen was het verboden om zonder verlof ylsick te maaien, en in dat van Archem staat dat men plaggen 'noch ytes' maaien mag. Deze woorden verschillen, maar schrijffouten zijn wel mogelijk.
Ter Aves (18), dat ook elders in Oostelijk Nederland voorkomt,
ook als Traues, ter Avest en ter Oves, brengt mij niet verder dan
tot een vraag. Mag men denken aan Me. en Mndd. ovese 'rand
van een stuk land of een bos', of aan Ohd. awist 'schaapsstal,
schapenweide'? (19)
Hetzelfde geldt voor Everzwill (21).
Oldenzwele (21) geeft reden, om aan een tweede lid zwil of zweel te
denken. Maar dan komt de vraag: is er samenhang met het Drentse
Zweelo (ca. 1300, Suele), met het Achterhoekse Suellen (? 1234)
en met Zwolle (1040, Swolle)? (20)
De laatste naam, toe Roewyck, is in zoverre van belang, omdat eerst in de lijst van 1474 Roedewyck als een afzonderlijke buurschap naast Lozen optreedt. Hieruit en uit het eerste lid van de naam blijkt, dat dit een jongere ontginning was.
Bronnen:
H. JELLINGRAUS, Die westfälischen Ortsnamen (1923), blz. 13 (onder ast).
Vgl. MIDDENDORFF, blz. 131: swell 'stuw' (Swell, Gloc. 706 Swelle;
on der wester swolle).
Twee minder belangrijke groepen bestaan uit de namen op -huys of -hues en die op -man. We zullen weer enkele voorbeelden kiezen.
De naam Nyenhuys komt in de lijst van ca 1400 achtmaal voor. Verder ontmoeten we Bennekenhuys (18), Bouhuys (17), Hechuys (16), toe Holthusen (8), Lampenhuys (15), Paerhuys (15), Waterhuys (18). In Qverreest (22) liggen Oester- en Westerhuys, en later vinden we nog toe Twienhusen. Paerhuys heet later Peerhuys; er zijn delen van Overijsel, waar peren nog steeds paren heten.
Brincman (30), Hofman (25) en Huerneman (31) zijn de namen van mannen,
die op de brink, in de hof of in een hoek woonden. In latere lijsten
heet Hofman steeds Ten Have.
In de lijst van ca 1400 komt de 'olde Pademan' voor,
een pauper, maar in 1429 vinden we in dezelfde buurschap (24) Padinck.
Weydeman (8), Stalman (9) en Oelderman (23) bieden geen moeilijkheden.
Morreman (4) betekent óf de moor 'zwarte', óf de man in het
moer 'moeras'.
Vleerman (20) komen we ook tegen; in een andere lijst staat: bi dat Vleer.
Een vledder, vleer of vlier is een drassige, moerassige streek.
Diffelman (4), Lentheman (8) en Raelteman (1) zullen betekenen : de man uit Diffelen,
Lente en Raalte.
De namen Duseman (23), Wisselman (4) en Zedeman (26) durf ik niet
zonder meer te vertalen.
Dan zijn er nog bijnamen: nu eens namen die betrekking hebben op eigenschappen van de 'benoemde', dan weer diernamen of regelrechte scheldnamen. Meermalen is het moeilijk om de beroepsnamen van de bijnamen te scheiden. Ook in twijfelachtige gevallen nemen we zulke namen op, ook al zal achteraf blijken, dat er een beroepsnaam in het spel was.
De namen zijn van ca 1400, met aanvullingen van 1429.
|
|
|
In Lente (8) vinden we ca 1400 Heynken die Hünt en Iohan toe Hüntwyc, in 1429 Ian die Hont en Gert ter Hondewyc met de olde Hondewyc; in Emmen (9) woont ca 1400 die Hond, een pauper. Het is mogelijk, dat Hondewijk hier, evenals in 'hondeweer', een misprijzende strekking heeft, en dat de naam de Hond bij het gelijknamige dier behoort (21). Maar in Overijsel zijn honden ook 'plaggen of zoden' en in het markerecht van Lente wordt in 1623 een vonder 'ant Hondebroek' vermeld. De vraag wordt dus deze: is jan de Hond genoemd naar het erve Hondewijk en dit naar honden of plaggen? Of heet Hondewijk naar Jan de Hond (of een voorouder), en deze naar het dier of naar de plaggen? Dat oppassen de boodschap is, leren de samenstellingen met vink, zoals Vinkeveen (Utrecht), Vinkenbroek en Vinkenpeel (N.-Brabant); deze namen hebben met de vogel van die naam niets te maken, maar behoren bij vink(e) 'slechte turf'.
Vogelnamen zijn waarschijnlijk Tuerluer (7), Proeter (9) = protter 'spreeuw', Crane (10), Nachtegael (14, 16) en Vincke (21); misschien ook Schothoep (8); de hop heet in Oost-Nederland ook schiethoep).
Meigent (2) is mogelijk een samenstelling met gent, of gant 'mannetjesgans'; in 1438 vinden we te Ulzen Meijghantes erve (22).
De naam Bollick, Bolck of Bulck is nog een bekende familienaam, nu meestal Bolk gespeld. Te Heemse (27) is in 1457 Henric de Bulck veer of veerman. Te Kollendoorn (29) wordt in 1433 Lambert der Bolck genoemd, en in 1474 Henric die veer of Bulck. Is het een toeval, dat veerman en Bulck hier samengaan, terwijl een 'veerplaats' en 'hard roepen' eveneens bijeen behoren?
Of de namen Boker, Hulsener, Klomper en Lempener beroepen of werkzaamheden aanduiden, weet ik niet ; klomper kan 'klompenmaker' betekenen.
Van beroepsnamen in de buurschappen aan de Vecht volgt hier een opsomming: backer, bierman (biertapper, tapper), boedeker (kuiper), graver, hierde (herder), hoyer, kalenberner, keteler, knape, kuyt (bierman), custer, rademaker (raediker, raeker), veer, vogeler, wever, weefster, mager, zegeler. Het laatste woord zal eerder 'zeiler' dan 'zegelaar' betekenen. Te Ankum komt in 1457 een Rolef de brethouwer voor. Claes Kedelerse te Emmen (9) in onze lijst is vermoedelijk de zoon van een ketelaarsvrouw.
De namen der paupers verdienen een afzonderlijke bespreking. Hier alleen drie namen: in 1433 Gapende Gebbe (26), in 1457 Iohan Rosentreder en Detmer Broetsack (28).
Bronnen:
Een lijst van voornamen, getrokken uit de Sallandse registers
van ca 1400 tot 1474, werd reeds gepubliceerd (23). De hieronder
gegeven lijst is er op gebouwd, maar bovendien is, echter alleen
voor de Vechtstreek, het aantal malen, dat een naam hier voorkomt,
opgegeven. Men kan dus nagaan, welke namen ca 1400 in
deze streek meer of minder talrijk zijn, en welke er niet voorkomen.
Om de verschillende vormen tot hun recht te doen komen,
zijn ook verwante vormen afzonderlijk vermeld, zodat men naast
Lubbrecht en Lubbert ook Lubbe vindt, en naast Nycolaes
ook Claes.
Verkleinvormen zijn afzonderlijk vermeld.
1. Mansnamen uit de Vechtstreek ca 1400.
Adewen, Aelt (Alut), Alber(t) (19), Alert (1), Alfer(t) (1), Alop, Alsijt, Amese, Andries (1), Anse (1), Arnd (15), Asse (2).
Barnier, Bartold (3), Bartram, Barwolt, Bathe, Bene (1), Benne, Bernd (10), Bye, Bolde, Bole (Boele, Buele), Boldewijn, Borgert, Brant (1), Bruen.
Daem (Dame), Detmer, Dirc (11), Dubbelt.
Echert (22), Eylert (1), Engbert, Engelbert (4), Engelraet (1), Engle, Ernst (1), Essel, Evert (6).
Faes, Focke, Foppe (Voppe), Florens (Florys), Francke.
Gebbe, Gerbert (1), Gerbrich, Gerlich, (Gerloch, 2), Gert (Geryt, 45), Gesse, Gese (4), Gysbert, Gysbrecht (2), Gize (1), Gode, Godert, Goede, Goert, Goesen (Gosen, 8), Goschalc (1), Gostouwe.
Habe, Hadebert (1), Hake, Heyne, Helmich, Hendric (Henric, Henne, 12), Herbert, Herman (24), Hertger, Hilbert, Hildebrant (1), Huge (1).
Isebrant.
Jacob (1), Jan (1), Jelis (Gelis), Joest, Johan (66), Jorden.
Claes (Claeus 14), Coenraet (2), Coep (3), Coert.
Lambert (11), Laurens, Leffert (5), Loedewich, Lubbe, Lubbert (8), Lubbrecht, Lumme, Lutger(t) (2), Lutte.
Maes (1), Marten, Mathias (4), Maurys (Mowers, Mauricius, l), Meynolt, Mense (1), Mercelys.
Nanne, Neel, Nenne, Nese (Niese), Nycolaes.
Oedbert (1), Oedeman, Oedewijn (1), Oelric (Uylrik), Oemer (Omer), Otto.
Pele, Pelgrim, Pelle, Peter (1), Pouwels. Reymert, Reyn(t), Reyner(t) (2), Reynolt, Rember, Rembolt (1), Rense, Rent, Retert, Rether, Riekman, Rygwyn, Rygwolt, Robe (1), Robert (4), Roderic, Rolef (Rolof, 16), Rotger (Rutger, 5), Ruese (Roesse), Rugger.
Seyne (4), Sele, Symon, Cyse (Syse), Steven (1), Sweer, Sweder (2).
Tabe, Teke, Tese (Tiese, 2), Thete, Thomas, Tybbe, Tide, Tideman.
Udewijn, Uylrick (1).
Vranck, Vrederick (3), Volker (1), Volquin.
Warmbolt (Warmelt, l), Warner, Werner (5), Wemme (1), Wenemer (1), Wense (1), Wessel (1), Wicbolt (4), Wicher (3), Wichtnan (1), Willam (Willem, 13), Wynalt, Wyse, Wysse, Wyte, Wobbe, Wolbert (2), Wolter (Wouter, 8), Wolvert.
Zegher, Zeiger (1), Zeyne.
Askyn (Asken), Beneken, Benneken, Esken (5), Goideken (Godeken, Goedekyn, 3), Goyken, Gysken (1), Henneken (Heynken, 2), Hensken, Hermeken (1), Kersken, Kersteken, Ludeken (6), Luytkyn, Meynken, Reynken, Robeke (1), Wedeke, Willeken, Wynken.
Aleyde (Alyt, l), Armgart.
Beatrix (1), Belie (1), Berte (Beerte), Bette.
Evese (Eefze, l), Elbrich (Elbirch, l), Elzebee.
Femme, Fenne (2), Fye, Fynne, Foyse.
Gerbrich, Gertruyd, Gostowa, Grete, Griete (1).
Hadewyg (1), Hase, Heyle, Heylweg (Heylwich, l), Hertwig(1),
Hille, Hinke (2).
Ide (.1), Ysolt.
Jutte.
Katryne, Kunne.
Lyse, Lysebet, Lubbrich (1), Lutgart.
Margriete, Marriken, Mechtelt, Mette.
Nele, Nelle.
Styne, Swane.
Trude, Trutke.
Wendele, Wendelmoet, Wenemoet, Wibbe, Wichmoet, Wobbe.
Zegewit, Zwene.
Voornamen van mannen, die het meest voorkomen, zijn:
Johan, Gerd, Heyne, Herman, Ecbert, Albert, Rolef, Willem,
Henrie, Dirc, Bernd en Goesen.
Van de verkleinvormen komen Ludeke en Esken het meest voor.
Vrij zeldzame mansnamen zijn Amese, Gostouwe, Omer, Syse, Tabe en Wysse. Tabe komt alleen te Gramsbergen voor en is misschien Drentse import. Gostouwe werd te Dalfsen en Heemse aangetroffen; in 1457 is Gostouwe van Steygeren te Lozen onder de 'dienstlude' gerekend. Ik ben er echter niet zeker van, dat er hier sprake is van een man, want ook vrouwen vond men onder deze ministerialen. Bovendien is Gostowa als vrouwennaam aan te wijzen: in de z.g. Sallandse hoevenlijst van ca 1300 is sprake van Theodericus de Ramelo (te Wije, dus in de IJselstreek) en 'Gostowa soror ejus'. Amese is reeds genoemd bij de namen op -inc (Amese ter Bucket te Brucht). In 1156 heet een ministeriaal van de Utrechtse bisschop Amezo (24).
Evese is een vrouwennaam, die als Evesa reeds in de 9e eeuw voorkomt. Vandaar, dat ik Evese to Alferding, die in 1457 te Lemele gevonden wordt, onder de vrouwen heb gerangschikt. Er moet evenwel bijgevoegd worden dat in 1019 een zekere Evezo proost was te Keulen (25). Ten slotte dient nog genoemd Zoeste ten Laer, die in 1429 te Gietmen voorkomt; deze voornaam ontmoette ik niet elders.
Bronnen: