Chromosoom-nieuws


Het geheim van de lapjeskat.

Rotterdamse wetenschappers ontdekten een schakelaar die
in vrouwelijke cellen één van beide X-chromosomen uitzet.

ELKE VROUW is een mozaïek," zegt Anton Grootegoed. Op zijn hoogleraarskamer op het Erasmus MC in Rotterdam plukt hij aan een stukje huid op zijn hand. "Bij een vrouw vind je in zo'n stukje huid cellen waarin het x-chromosoom dat van haar vader komt is uitgeschakeld. En daarnaast groepjes cellen waarin het x-chromosoom van haar moeder uit staat."

Vrouwen hebben twee x-chromosomen, in al hun honderd biljoen lichaamscellen. En in al die cellen is één van beide x-chromosomen uitgeschakeld, terwijl bij de overige 22 chromosoomparen beide chromosomen 'aan' staan.

Joost Gribnau, universitair hoofddocent bij Grootegoeds afdeling voortplanting en ontwikkeling, heeft de moleculaire schakelaar ontdekt waardoor in cellen met twee x-chromosomen er at random één stil wordt gelegd (Cell, 25 november). Het bestaan van die schakelaar had Gribnau twee jaar geleden theoretisch voorspeld (Cell, 8 februari 2008). En de vondst bevestigt Gribnaus theorie. Zijn internationale vakgenoten en concurrenten aanvaarden die theorie nu, ook al heeft dat een tijdje geduurd en was het niet makkelijk.

Een stilgelegd x-chromosoom heeft zichzelf omhuld met een wolk van RNA-moleculen, geproduceerd door het xist-gen dat op het chromosoom ligt, in het gedeelte dat het x-inactivatiecentrum heet (zie tekening).

In alle embryo's van vrouwelijke zoogdieren komt in de eerste dagen van het bestaan een proces op gang dat één van beide X-chromosomen in de celkernen blijvend stillegt. Die noodzaak is in de evolutie ontstaan, toen het Y-chromosoom zijn genen verloor en het X-chromosoom genen verwierf die bij de mens belangrijk zijn voor taal en hersenen.
Twee actieve X-chromosomen in vrouwelijke cellen (mannen hebben één X- chromosoom) betekent een dubbele dosis genproduct. Organismen met twee actieve X-chromosomen zijn niet levensvatbaar.
Het kansspel wordt gespeeld rond de genen Xist en (het inverse) Tsix die in de begindagen van een embryo 'aan' staan. Ze proberen een RNA-molecuul te maken. Die genen liggen op tegenovergestelde, complementaire strengen van het DNA en overlappen elkaar.
Het Xist-gen wordt in de ene richting afgelezen, Tsix in omgekeerde richting. Xist en Tsix zitten elkaar in de weg. De eiwitmachines die het gen aflezen botsen, zodat geen actief RNA-molecuul ontstaat.
Op gegeven moment zet de sturing van de embryonale ontwikkeling het gen RNF12 'aan'. Dat gen codeert een eiwit dat het aflezen van Xist versnelt. Dan stijgt de kans op compleet Xist-RNA. Welk X-chromosoom er het eerst in slaagt om Xist-RNA te maken, is een kanskwestie.
Xist-RNA zet het RNF12-gen weer uit en omhult het grootste deel van het eigen X-chromosoom zodat daar nauwelijks genen actief zijn. Als RNF12 weer 'uit' staat, daalt de concentratie RNF12 zodat het tweede X-chromosoom niet wordt uitgeschakeld. In sommige cellen gebeurt dat te laat. Die cellen sterven.

Het uitschakelen van een heel x-chromosoom lijkt verkwisting, maar het is levensreddend.
Grootegoed: "Het was kennelijk nodig doordat tijdens de evolutie het y-chromosoom steeds kleiner werd, en genen verloor."

Mannen zijn man doordat ze in al hun cellen één x- en één y-chromosoom dragen. Zonder y-chromosoom word je vrouw.

Grootegoed: "In reactie op het krimpen van y werd het x-chromosoom steeds actiever. Stap voor stap werd het onmogelijk om te leven met twee actieve x-chromosomen."
Op chromosomen die 'aan' staan, laten genen hun genetische code aflezen als dat nodig is voor de levensprocessen.
In mannen staan alle 46 chromosomen 'aan', dus ook de x-en y-chromosomen.

Gribnau: "Er bestonden wel vier modellen voor de uitschakeling van het x-chromosoom, maar doordat geen van de modellen het uitschakelproces goed wist te verklaren, werden de theorieën steeds doller.
De laatste jaren overheerste het x-kissingmodel. Daarbij moesten beide x-chromosomen eerst contact met elkaar hebben voordat een van beide werd uitgeschakeld. Als een soort doodskus."

Het uitschakelen van het x-chromosoom is hot. Het is een wetenschapsterrein waar veel verschillende disciplines samen komen.

Kennelijk loont het om embryocellen
op zo grote schaal te laten sterven

Genoomonderzoekers, evolutiegenetici, voortplantingsdeskundigen draaien al vijf decennia rond dat inactivatieraadsel.

In het dierenrijk bestaan er verschillende mechanismen voor. Grootegoed: "In kangaroes en andere buideldieren is altijd het x-chromosoom uitgeschakeld dat een vrouwelijk dier van haar vader erft." Na de afsplitsing van de buideldieren, ongeveer l50 miljoen jaar geleden, is bij de placentaire zoogdieren de ingewikkelder x-inactivatie ontstaan die nu tot in detail is ontrafeld. Bij muizen. Maar bij de mens en de andere primaten, gaat het net zo.
Grootegoed: "Nog wordt kort na de bevruchting in die zoogdieren het x-chromosoom dat van de vader komt uitgeschakeld. Bij muizenembryo's gaat op dag 3,5 die inprenting van het vaderlijke x-chromosoom er weer af, maar alleen in het deel van het embryo dat uiteindelijk echt het organisme wordt."

Twee dagen later wordt daarin toch weer een van beide x-chromosomen opnieuw uitgeschakeld. Nu at random, in de ene cel het x-chromosoom van de vader, in de andere cel dat van de moeder. En die chromosomen verschillen, vandaar dat iedere vrouw een mozaïek is.
Direct zichtbaar is dat bij de lapjeskat, een poes met rode, zwarte en witte vlekken. Zo'n poes heeft een x-chromosoom met een gen voor rode huid en een ander x-chromosoom waar dat gen voor zwart codeert. Direct is zichtbaar welk chromosoom uit staat.

Gribnau: "Bij muizen gebeurt het allemaal in twee dagen tijd, tussen dag 5,5 en 7,5. De blokkade blijft tijdens verdere celdelingen bestaan, vandaar dat in naburigecellen steeds hetzelfde x-chromosoom is uitgeschakeld."


DUIZEND CELLEN Gribnau liet met computerberekeningen aan zijn theorie zien hoe groot de kans is dat beide x-chromosomen in een cel geïnactiveerd raken. Dat gebeurt en die cellen gaan dood. Ruim 12% van de cellen in een zes dagen oud muizenembryo zijn op die manier verloren gegaan. Dat embryo is dan nog maar 1000 cellen groot (PLoS ONE, mei 2009).

Die forse celdood is een onverwachte ondersteuning van Gribnaus theorie, omdat daarmee voor het eerst kan worden verklaard waarom vrouwelijke muizenembryo's halverwege hun ontwikkeling een stuk lichter zijn dan mannelijke. "Het verschil is ongeveer 16 procent," zegt Gribnau, "en dat is het verschil vóórdat wat later in de embryonale ontwikkeling de hormonen een grote rol spelen."

Tot voor kort waren het altijd de hormonen die de verschillen tussen groei bij mannen en vrouwen moesten kunnen verklaren, maar tegenwoordig is er meer aandacht voor de genetische verschillen tussen man en vrouw (zie kader "Half man half vrouw" bij de zebravink; hieronder).

"In andere verklaringsmodellen voor x-inactivatie", zegt Gribnau, "was het steeds uitgesloten dat daardoor embryocellen op zo grote schaal zouden sterven. Men ging er van uit dat er in de evolutie niet zulke verkwistende systemen ontstaan, maar kennelijk loont het toch."


SRY-GEN De verkwisting is het gevolg van een evolutie die ongeveer 200 miljoen jaar geleden begon, toen het gen SRY op één chromosoom terecht kwam dat waarschijnlijk gewoon onderdeel was van een paar niet-geslachtsgebonden chromosomen.

Een foetus met een SRY-gen wordt man. Ontbreekt het SRY-gen, dan wordt een foetus een vrouw. Het gebied rond het SRY-gen ging steeds meer afwijken van het partnerchromosoom, doordat er andere genen kwamen te liggen die ook belangrijk zijn voor de man, zoals voor de aanmaak van zaadcellen.

Het groeiend verschil tussen de aanvankelijk gepaarde chromosomen had tot gevolg dat het uitwisselen van genen voorafgaand aan de celdeling (de meiose) waarbij spermacellen ontstaan niet meer lukte. Tijdens de celdeling (de meiose) liggen de chromosomen die tot een paar behoren zij aan zij met hun partner.
Ze wisselen brokken chromosoom uit (recombinatie). "En wat belangrijk is," zegt Grootegoed, "het is een kwaliteitscontrole. Als een chromosoom te sterk van zijn partner afwijkt, gaat de celdeling niet verder. Zoiemand is onvruchtbaar."

Tijdens de celdeling waarbij geslachtscellen ontstaan controleert de cel of de chromosomen intact zijn. Zo niet, dan geen celdeling. De chromosomen liggen dan paarsgewijs naast elkaar. De 19 muizenchromosoomparen zijn op de foto te zien als rode streepjes. De X- en Y-chromosomen verschillen zo sterk dat ze de controle nooit zouden doorstaan. Ze zijn daarom door een speciale eiwitmantel -hier te zien als een groene wolk- afgeschermd van de controle.
Foto Wassenaar & Baarends

Het y-chromosoom doet al miljoenen jaren niet meer mee aan die kwaliteitscontrole. Het y-chromosoom is toen snel genen gaan verliezen.
Grootegoed: "Het x-chromosoom ontsnapt daaraan omdat het tweederde (2 v.d. 3) van zijn tijd in vrouwen doorbrengt. En daar vindt die recombinatie tijdens de geslachtscelvorming nog wel steeds plaats. Het idee is dat het y-chromosoom steeds leger wordt en uiteindelijk zelfs bij sommige soorten verloren gaat. Misschien niet zo snel bij de mens, want daar zijn mechanismen in het y-chromosoom actief die beschermen tegen verdere degeneratie.
Maar bij een woelmuis uit de Kaukasus is het nu al zover. Bij de Ellobius lutescens hebben vrouwtjes en mannetjes allebei één x-chromosoom. Het y-chromosoom met het geslachtsbepalende SRY-gen is er verdwenen. Op een ander chromosoom moet een nieuw geslachtsbepalend gen zijn ontstaan. En daar begint de cyclus van een xy-chromosomenpaar dat uit elkaar groeit misschien wel weer opnieuw."


TELLEN De theorie van Gribnau zegt dat een cel telt hoeveel actieve x-chromosomen er in de celkern zitten. Ieder x-chromosoom heeft een gelijke kans om at random te worden uitgeschakeld en de kans op uitschakeling neemt af als het aantal overgebleven chromosomen de één nadert.

Gribnau: "Dit stochastische model laat de kans open dat sommige cellen beide x-chromosomen uitschakelen. Die cellen gaan dood. Andere cellen laten beide chromosomen nog aan staan, maar die worden even later toch gedwongen een x te inactiveren. Want ook een organisme met in alle cellen twee actieve x-chromosomen is niet levensvatbaar."

Tot nu toe gaat dit artikel vooral over vrouwen en hun twee x-chromosomen. Maar er zijn ook mannen met twee x-chromosomen in hun lichaamscellen. Zij zijn XXY en hebben het Klinefeltersyndroom. Ook bij hen wordt in iedere cel een x-chromosoom uitgeschakeld, net als in vrouwelijke cellen.
Waarom hebben die mannen dan toch kleine testikels, en lange armen en benen? Dat zit in de nuances.

"De inactivatie van x is niet compleet," zegt Gribnau. "Het x-chromosoom heeft aan zijn uiteinde nog een klein gebied waarin het gelijk is aan een stukje Y-chromosoom." Dat zijn de pseudo-autosomale regio's (PAR's).
Grootegoed: "De PAR-uiteinden van x en y paren nog wel tijdens de meiose bij de vorming van zaadcellen. En wat belangrijk is voor het Klinefeltersyndroom: de genen op de PAR worden door de x-inactivatie niet uitgeschakeld. En dat geldt ook voor een handvol genen die het x- en y-chromosoom nog allebei hebben en die niet in de PAR liggen." (zie kader Chimp, gorilla en mens)


SYNDROOM VAN TURNER "Klinefeltermannen met XXY hebben dus drie chromosomen met een actieve PAR. En ze hebben een paar andere genen op x en y die drie keer 'aan' staan, in plaats van twee keer. Daardoor hebben ze afwijkingen. Andersom," zegt Grootegoed, "zijn er vrouwen met het syndroom van Turner. Die missen een x-chromosoom. Ze zijn niet XX of XY, maar X, of X0. Die missen weliswaar een heel x-chromosoom, maar wat genactiviteit betreft mankeert er alleen een set PAR-genen en het handvol genen dat normaal op beide x-chromosomen actief blijft.

Tegenwoordig is er veel aandacht voor de vraag of het syndroom van Turner anders is als het ene x-chromosoom van een Turner-vrouw van haar vader of van haar moeder afkomstig is. Daarin zijn verschillen te zien. En dat laat weer eens zien dat het voor vrouwen een voordeel is om mozaïek te zijn.
Een mutatie die bij een man een ernstige ziekte veroorzaakt heeft voor vrouwen bijna nooit gevolgen."

Grootegoeds groep heeft een website: www.seXYchromosomen.nl


HALF MAN HALF VROUW (Zebravinken)

Deze zebravink is rechts man en links vrouw, van hemzelf uit gezien. "Deze vogel heeft een nieuw onderzoeksgebied geopend," vertelt

Anton Grootegoed, hormoondeskundige en hoogleraar voortplanting en ontwikkeling
aan het Erasmus MC in Rotterdam. "Tot begin van deze eeuw was het idee dat verschillen tussen man en vrouw voor verreweg het grootste deel ontstaan door de inwerking van geslachtshormonen. Maar deze vogel had zoals iedere vogel één bloedsomloop. Beide vogelhelften stonden dus onder invloed van dezelfde hormoonspiegels."

Toch was bijvoorbeeld het hersengebied dat de zang van het mannetje stuurt in het genetisch mannelijke deel van de hersenen -rechts bij dit dier- veel groter aangelegd dan in het genetisch vrouwelijke hersendeel.
Het verenkleed van deze vogel is wel het duidelijkste voorbeeld dat de hormonen niet alle geslachtsverschillen bepalen.

Het nieuwe onderzoeksgebied dat ontstond kijkt naar geslachtsverschillen die ontstaan door verschillende genexpressie van de geslachtschromosomen.
Deze zebravink gedroeg zich als man. In gezelschap van een vrouwtje zong hij dat het een lieve lust was. Hij maakte haar het hof en paarde. Het vrouwtje legde eieren en bebroedde die. Zonder resultaat. Hij was onvruchtbaar.
In de kooi bij een mannetje werd het ruzie. Hij was onaantrekkelijk voor mannetjes.

De man-vrouwvink kroop begin deze eeuw uit het ei in de zebravinkenkolonie van vogelgedragsbioloog Fernando Nottebohm. Er zijn in de vorige eeuw al meer vogels in de wetenschappelijke literatuur beschreven die voor de helft vrouw en voor de andere helft man zijn.

De genetische verschillen tussen vrouwen man ontstaan vooral door de genen op de geslachtschromosomen. Bij mensen heten die x en Y. Bij vogels z en w. Mannetjes hebben twee zz-chromosomen; vrouwtjes hebben zw. W is een kort chromosoom.
Dat is net andersom als bij de mens en andere zoogdieren, waar de mannen een kort y-chromosoom hebben.
Het idee is dat zo'n gespleten vogel ontstaat als bij de celdeling in de moedervogel, waarbij de eicel ontstaat, de twee gedeelde kernen niet goed gescheiden worden en allebei in de eicel terecht komen. En -als een twee-eiige tweeling- ook beide zijn bevrucht, maar vervolgens in het ei weer samengesmolten zijn. Bij de vogel is al in het tweecellig embryo de ene cel de voorloper van de linkerkant van de vogel, en uit de andere cel ontwikkelt zich de hele rechterhelft.

Nottebohm gaf deze speling van de natuur aan Arthur Arnold van de universiteit van Californië in Los Angeles. Die onderzoekt de invloed van hormonen en genen op de ontwikkeling tot vrouw en man. Het diertje werd na gedragsonderzoek op bijna tweejarige leeftijd verdoofd en gedood, voor uitgebreid pathologisch onderzoek (Proceedings of the National Academy of Sciences, 15 april 2003).


CHIMP, GORILLA EN MENS

Een gen dat bij de mens belangrijk is voor de hersenontwikkeling is 4,5 miljoen jaar geleden van het x-chromosoom naar het y-chromosoom gekopieerd. Het gebeurde nadat de mens zich 6 miljoen jaar geleden afsplitste van de laatste gezamenlijke voorouder die de mens met de chimpansee deelde. Het gen komt alleen bij mens zowel op het x- als het y-chromosoom voor. Niet bij andere primaten, zoals de chimpansee en de gorilla.

Deze genen (PCDH11X en PCDH11Y) coderen voor het eiwit protocadherine dat de onderlinge hechting van cellen bevordert. Mensen maken er nu tweemaal zoveel van als andere primaten. En het is bij álle mensen aanwezig.
Het is wellicht door dit soort genen dat de mens mens is. De PCDH11-genen dragen waarschijnlijk bij aan de asymmetrische hersenhelftwerking bij mensen en hebben invloed op gedrag en cognitieve functies.
Veranderingen op de x- en Y-chromosomen zorgen voor snelle evolutie. Bij mannen komt die onmiddellijk tot uiting, en veroorzaakt voordeel of nadeel. Het X-chromosoom telt inmiddels meer dan duizend belangrijke genen en kan in een man 'schitteren of falen'.

Het y-chromosoom is echter de afgelopen 200 miljoenjaar steeds leger geworden. Met een snelheid van 5 genen per één miljoen jaar raakten genen op het y-chromosoom door mutatie onwerkzaam, of ze verdwenen doordat hele brokstukken y-chromosoom eruit vielen. Het Y- chromosoom is flink ingekort en er liggen nog maar 100 genen op, sinds het niet meer met het x-chromosoom recombineert.

Veel mensen voorspellen het verdwijnen van Y. Maar bij de mens blijft Y misschien. Sinds de voorlopers van de mens en de chimpansee uit elkaar groeiden, is het y-chromosoom aangepast. Er is bijvoorbeeld een kopie van een brokstuk van 4 miljoen basenparen van het menselijke x-chromosoom in het menselijke y-chromosoom verzeild geraakt.
Sinds die tijd ligt er een gen voor het eiwit protocadherine bij mensen op zowel het x- als het y- chromosoom. Maar bij gorilla 's en chimpansees niet. Daar ligt het alleen op het x-chromosoom. Aangezien gelijke (homologe) genen op x en y op het x-chromosoom aan inactivering ontsnappen, maakt de mens meer protocadherine dan gorilla en chimpansee.
Mogelijk hierdoor onderscheidt de mens zich van àlle andere primaten (Cytogenetic and Genome Research, januari 2006).


De X-code.
Vrouwen zijn genetisch diverser dan mannen.

Het X-chromosoom is definitief ontrafeld. En het is nog wonderlijker dan gedacht.
Sander Voormolen.

HET MENSELIJKE X-chromosoom bevat in totaal 1098 genen, zo blijkt uit een studie van tientallen Britse, Duitse en Amerikaanse wetenschappers die de detailstructuur van het chromosoom ophelderden. De onderzoekers hebben nu 99,3 procent van de exacte DNA-volgorde op dit geslachtschromosoom in handen. Het X-chromosoom is biologisch en medisch gezien één van de interessantste, omdat het een bijzondere overerving kent en omdat veel bekende erfelijke ziekten eraan zijn verbonden (Nature, 17 maart 2005).
De mens heeft per cel 23 paar chromosomen, waarvan één paar geslachtschromosomen. Dat paar bepaalt of een mens als man of als vrouw ter wereld komt. Vrouwen hebben in iedere lichaamscel twee X-chromosomen, mannen een X- en een Y-chromosoom.
De geslachtschromosomen zijn in de laatste 300 miljoen jaar geëvolueerd uit één paar autosomen, normale chromosomen. X en Y, die dus dezelfde oorsprong hebben, zijn in de loop der tijd enorm van elkaar gaan verschillen. Waar X een relatief normaal chromosoom bleef, verloor Y steeds meer genen. Het menselijk Y-chromosoom is veel korter dan het X-chromosoom en bevat nu nog slechts 86 genen.

VERFIJND. De complete DNA-volgorde van het Y-chromosoom werd twee jaar geleden al gepubliceerd (Nature, 19 juni 2003) en onlangs verder verfijnd (Genome Research, februari 2005). Na het tot stand komen van een ruwe overzichtskaart van het menselijk genoom in 2001, zijn diverse onderzoeksgroepen nog altijd druk met het verfijnen van de genoomkaart. Inmiddels zijn al diverse 'complete' kaarten van menselijke chromosomen gepubliceerd, de kortste het eerst.

Nu ook de detailstructuur van X bekend is, hebben de onderzoekers het chromosoom onmiddellijk vergeleken met 'broertje' Y. Slechts 54 van de 1098 genen op het X-chromosoom komen ook nog op het Y-chromosoom voor. Tijdens de zogeheten reductiedeling die voorafgaat aan de vorming van geslachtscellen kunnen chromosomen paarsgewijs genen uitwisselen in een proces dat recombinatie heet. Zo ontstaan varianten van de chromosomen met nieuwe combinaties van genen die aan het nageslacht worden doorgegeven. X en Y verschillen echter zoveel van elkaar dat die recombinatie slechts mogelijk is in een klein stukje aan het uiteinde van het x-chromosoom (zie PAR = pseudo-autosomale regio's). De meeste gemeenschappelijke genen liggen dan ook in dat gebied, maar de onderzoekers identificeerden er ook 25 daarbuiten. Het Y-chromosoom heeft slechts 15 genen die niet op het X-chromosoom voorkomen.

AUTOSOMEN. Zo 'normaal' als het X- chromosoom lijkt ten opzichte van het kleine Y-chromosoom, het wijkt toch ook behoorlijk af van de niet-geslachtschromosomen (autosomen). Het X-chromosoom bevat relatief veel 'junk-DNA', zich telkens herhalende base-sequenties, zonder duidelijke betekenis. Mede daardoor is de 'gendichtheid' van 7,1 genen per miljoen baseparen aan de lage kant voor een gemiddeld menselijk chromosoom.
Op het X-chromosoom ligt ook het langste menselijke gen, dat van het eiwit dystrofine, dat zich uitstrekt over ruim 2,2 miljoen baseparen. Hoewel het X-chromosoom slechts vier procent van alle menselijke genen bevat, ligt bijna tien procent van alle bekende erfelijke genafwijkingen op dit chromosoom. Veel X-gebonden aandoeningen, zoals spierdystrofie en kleurenblindheid, komen vooral bij mannen voor. Zij hebben immers slechts één X, en met een kapot of slecht functionerend allel op dit chromosoom kunnen zij niet terugvallen op het andere X-chromosoom.

Bij vrouwen wordt altijd al vroeg in de ontwikkeling één van beide X-chromosomen in de cel permanent op non-actief gesteld. Dit fenomeen, silencing genoemd, is volgens biologen in de evolutie ontstaan om te voorkomen dat er te veel van een bepaald eiwit gemaakt wordt, wat schadelijk zou kunnen zijn. Op deze manier is de activiteit van de X-gebonden genen in mannen en vrouwen gelijk, doordat er in alle gevallen slechts één genkopie actief is.

Tenminste, dat was de theorie, de praktijk blijkt weerbarstiger. In een vrouwenlichaam is bijvoorbeeld niet altijd in alle cellen dezelfde kopie van het X- chromosoom stilgelegd, en soms is het zwijgen van dat tweede chromosoom niet volledig, zo blijkt uit een eveneens in de Nature van deze week gepubliceerd onderzoek van Laura Carrel van het Penn State University College of Medicine en Huntington Willard van de Duke University. De onderzoekers keken in eerste instantie naar 94 X-gebonden genen in bindweefselcellen van verschillende vrouwen. Tot hun verrassing bleek maar liefst 15 procent van de genen op de tweede X in meer of mindere mate aan de inactivatie te ontsnappen. Nog eens twintig procent van de genen op het X-chromosoom lieten een variabel activiteitenpatroon zien; bij de ene vrouw waren ze actief, bij de ander stil. En heel opmerkelijk: bij geen enkele vrouw was dit patroon gelijk. Met behulp van de nieuwe detailkaart herhaalden Carrel en Wilard de analyse, met een iets andere techniek maar nu met 612 X-gebonden genen - met vergelijkbare resultaten.

Het levende bewijs dat er iets aan de hand is met activiteit van de vrouwelijke X-chromosomen vormt de schildpadpoes. Deze poezen hebben van hun ouders twee verschillende allelen van het gen voor vachtkleur geërfd op hun X-chromosoom. De schildpadpoes - altijd een vrouwtje - dankt haar gevarieerde vacht aan het feit dat in lichaamscellen soms het ene X-chromosoom het zwijgen is opgelegd en soms het andere. Meer tot de verbeelding sprekend is de lapjeskat. Lapjeskatten zijn ook steeds poezen. De genetische informatie voor de witte buikkleur ligt op een ander chromosoom dan het X-chromosoom.


M.v.g. G. Nevenzel.

Overzicht van onderwerpen.