Taalontwikkeling




Indo-Europees tienduizend jaar.

De grote Indo-Europese taalfamilie, waartoe onder meer het Nederlands, Russisch en Hindi behoren (en vroeger Latijn), moet omstreeks 8000 voor Christus zijn ontstaan. Een van de takken van die familie, de Keltische taalgroep, ontstond rond 3000 voor Christus.
Een Britse en een Amerikaanse wetenschapper concluderen dit op grond van onderzoek dat lijkt op genetische research, melden zij in het blad PNAS van 30 juni. Het duo ging uit van inscripties die zowel in het Gallisch (een Keltische taal) als in het Latijn waren gesteld.
Door de verschillen tussen beide talen op te tekenen en uit te gaan van een regelmaat in de tijd van woordveranderingen, reconstrueerden de onderzoekers een stamboom van het Indo-Europees.


Taalgen gelokaliseerd. Onze Taal nov. 2001. p. 317.

Is ons taalvermogen aangeboren of aangeleerd? Anders gezegd: zijn bepaalde gedeelten van onze hersenen al vóór onze geboorte speciaal ingericht om taal te verwerken of wordt nadien een willekeurig hersendeel 'gevuld' met taal, als gevolg van sociale interacties? Allang buigen taalwetenschappers zich over deze vraag, maar er lijken steeds meer aanwijzingen te komen voor de eerste mogelijkheid. In 1998 kwamen Britse onderzoekers een gen op het spoor dat als het beschadigd raakt, de spraak verstoort. En onlangs zijn ze er, zo onthulden ze begin oktober in het tijdschrift Nature, ook in geslaagd dit 'taalgen' te lokaliseren.

De ontdekkingen werden gedaan bij de familie 'KE'. Die bestaat uit veertig, over drie generaties verdeelde mensen, van wie de helft kampt met een hardnekkig spraakprobleem. Ze hebben veel moeite met het vormen en uitspreken van woorden, en ook met de grammatica kunnen ze niet uit de voeten - ze struikelen als volwassenen nog steeds over opdrachten die een gemiddeld kind van vijf met gemak oplost. De oorzaak van hun gebrek is een 'verschrijving' in hun DNA, zo bleek uit onderzoek naar hun erfelijk materiaal. Maar daarmee was nog niet bekend waar het 'taalgen' precies ligt. Dat kwam vlak daarna aan het licht, toen iemand met hetzelfde gebrek die niet tot de familie KE behoorde, werd onderzocht. Door het DNA van deze persoon te vergelijken met dat van de KE's vonden de onderzoekers het gen.

Het gen kreeg de naam FOXP2, en het is een zogeheten transcriptiefactor. Het schakelt lang voor de geboorte andere genen aan en uit, en als het beschadigd is, wordt er in de hersenen onvoldoende bedrading voor een taalcentrum aangelegd. Althans, dat veronderstellen de onderzoekers, want veel op dit gebied is nog onbekend. Het is bijvoorbeeld ook nog maar zeer de vraag of FOXP2 het énige taalgen is.


M.v.g. G. Nevenzel.

Overzicht van onderwerpen.