Plantenhormonen



Het Binasboekje geeft drie groepen, die de celstrekking (A), de celdeling (B) of de energie-overdracht (C) beïnvloeden (N = natuurlijk, S = symnthetisch):

  1. Celstrekking.
    1. auxine (N, 3-indolazijnzuur, IAA = indole acetic acid)
    2. 3-indolethanol (N)
    3. fenylazijnzuur (N, PAA = phenylacetic acid)
    4. indolaceetaldehyde (N)
    5. 3-indolacetonitril (N)
    6. gibberellinezuur (N)
    7. 3-indolbutaanzuur (S, IBA = indole butyric acid)
    8. 1-naftaleenazijnzuur (S, a-naftylazijnzuur = NAA = naphtalene acetic acid)
    9. 2,4-D (S, 2,4-dichloorfenoxy-azijnzuur, dat in hoge concentraties wordt gebruikt als ontbladeringsmiddel)
    10. 2,4,5-T (S, 2,4,5-trichloorfenoxy-azijnzuur)
    11. MCPA (S, 2-methyl-4-chloorfenoxy azijnzuur = 2-methyl-4-chloro-phenoxy-acetic acid)
  2. Celdeling.
    1. kinetine
    2. zeatine
    3. abscisinezuur (N, dormine = ABA = abscisic acid)
  3. Energie-overdracht.
    1. chloorcholinechloride = CCC
    2. thiamine = vitamine B1

Ad A1.
Auxinen (1934, Gr. auxoo 'doen groeien', vgl. L. augére 'laten wassen, voortbrengen'). De term werd voor het eerst gebruikt door Frits Went, die in 1926 ontdekte dat een niet bekende stof waarschijnlijk de kromming van havercoleoptylen (haver-kiemschedes) in de richting van het licht veroorzaakte. Dit krommingsverschijnsel wordt fototropisme genoemd. De stof die Went vond is nogal rijkelijk aanwezig in coleoptylen als je dat vergelijkt met andere weefsels. Doorslaggevend was dat hij het stofje in een agarblokje kon laten diffunderen en daaruit ook weer kon gebruiken.

Het auxine van Went staat nu bekend als indol-3-azijnzuur of IAA (indole-3-acetic acid) en sommige onderzoekers denken dat IAA het enige echte auxine is, m.a.w. IAA = auxine. Niettemin bevatten planten twee andere stoffen die soortgelijke reacties als IAA veroorzaken en dus tot de auxinen gerekend moeten worden. De ene stof is 4-chloorindolazijnzuur dat voorkomt in de jonge zaden van verschillende peulvruchten en de andere is fenylazijnzuur = PAA dat wijd verspreid en in grotere hoeveelheden in het plantenrijk voorkomt, maar de typische trekken van IAA minder sterk vertoont.
Drie andere stofjes met IAA-activiteit, omdat ze in vivo snel tot IAA worden geoxideerd, zijn indolethanol, indolaceetaldehyde, en indolacetonitril, ze missen echter de carboxylgroep. Ze zijn door de in de plant aanwezige enzymen makkelijk te oxideren tot IAA.

IAA kan gesynthetiseerd worden uit het aminozuur tryptofaan, waarvan de volle naam luidt: 2-indol-1-aminopropionzuur.

Kunstmatige stoffen, zoals NAA, IBA, 2,4-D, 2,4,5-T en MCPA bezitten ook een fysiologische IAA-activiteit, maar omdat ze niet worden gemaakt door planten zijn het geen hormonen. Ze vallen in de categorie plantaardige groeifactoren of regulatoren.

Functie van de auxinen:

  1. Bevordering van de celstrekking voor foto- en geotropie.
  2. Onderdrukking van de vorming van de scheurlaag (laag van Mohl) voor de vrucht- of bladval. Het is een laag zeer dunwandige cellen, begrenst door een kurklaagje. Abscisinezuur, de antagonist, bevordert de val.
  3. Het groeien van de vrucht doordat het zaad auxine afgeeft.
  4. Het onderdrukken van het uitlopen van de zijknoppen (apicale dominantei).
  5. De aanleg van adventieve wortels middels betrekkelijk hoge concentraties. Vandaar het gebruik van auxinen bij stekken om de wortelvorming te bevorderen.
Essentieel voor de werking van de hormonen is ook de inactivatie ervan. Auxine-inactiverende stoffen zijn dan ook in de plant gevonden. Dit geldt niet voor de synthetische regulatoren. 2,4-D ontregelt de groei van tweezaadlobbigen zodanig dat ze afsterven. Eenzaadlobbigen zijn er veel minder gevoelig voor. 2,4-D is daardoor als onkruidbestrijdingsmiddel te gebruiken in graanakkers en grasvelden.

Ad A8.
Naftaleen heette vroeger naftaline. Het is een dubbele benzeenring (C10H8) waaraan de reagerende C-atomen rechtsom, rechtsboven beginnend, genummerd worden, nl. 1 t/m 8.
Als azijnzuur koppelt op plaats 1 van naftaleen (zie Binas) hebben we
1-naftaleenazijnzuur.
C10H7-  als reagerende groep wordt naftyl- genoemd. (I.h.a. worden de aromatische groepen aryl-groepen genoemd.
Naftaleen bezit twee plaatsen (1 en 2), welke worden aangegeven als a- of b-plaatsen, voor het aangeven van het aanhechtingspunt van substituenten. Alleen deze twee plaatsen, de andere zijn te verkrijgen door speiegelen rond de beide symmetrie-assen. De groep heet dan a-naftyl of b-naftyl; vandaar dus de naam a-naftylazijnzuur.
NAA is de Engelse afk. van Naphtalene-Acetic-Acid.

Naftylazijnzuur is de synthetische groeistof voor planten. Het Pokon stekpoeder voor het bewortelen van stekken bevat 0,1 % a-naftylazijnzuur.
Het kaliumzout wordt gebruikt om het vroegtijdig afvallen van appels e.d. te voorkomen.

M.v.g. G. Nevenzel.

Overzicht van onderwerpen.