Veroudering



'OUDERDOM IS GROEIENDE CHAOS'
Wim Köhler(2004)

Mensen worden steeds ouder en krijgen daardoor nieuwe ziektes. Maar we weten er nog niet veel van. Waar ligt de grens tussen ziekte en ouderdom? Wanneer geeft een lichaam de strijd op! Gerontoloog Rudi Westendorp maakt zich kwaad op de overheid, die kwalen van oude mensen afdoet als normale verouderingsverschijnselen. Het zijn ziektes, zegt Westendorp. En die moet je bestrijden.

Het idee dat vooral je genen je ouderdom bepalen, raakt uit de mode. Kijk maar naar bijen en mieren', zegt professor Rudi Westendorp (45), hoogleraar verouderingsonderzoek (gerontologie) aan het Leids Universitair Medisch Centrum. 'Alle dieren binnen één volk hebben vrijwel hetzelfde genenpakket. Ze verzorgen hun eieren en jongen in kraamkamers in hun nesten. Uit sommige van die eieren komt een koningin. Bij mierenvolken kan die wel dértig jaar oud worden. Maar uit hetzelfde genenpakket kan het volk ook een werkster laten groeien die na zes weken volstrekt afgebrand is. En sterft.'

Westendorp is even stil. Een verdieping lager in het Leidse academische ziekenhuis snerpt een drilboor. Dan klinkt zijn tenorstem weer: 'Als je dat op je laat inwerken. Dat enorme verschil in leeftijd dat je door voeding, verzorging en bescherming kunt bereiken. Bedenk dan watje nog moet met dat gemiezemuis over een volgordevariatie in het DNA. Dat is dan toch dolligheid?'

We zouden het over veroudering hebben. Wat is veroudering? Wat is het verschil tussen ziekte en ouderdom. Hoe worden mensen oud en wat kunje ertegen doen? Wat denkt de wetenschap te kunnen bijdragen om ons, gewone mensen, gezond oud te laten worden? Zijn morbiditeit (ziekte) en mortaliteit (sterfte) te beïnvloeden?

Mannen worden gemiddeld 76, vrouwen ruim 80. En de laatste 50 jaar zijn die gemiddelde leeftijden met ruim 6 respectievelijk 9 jaar gestegen. Het eind is nog niet in zicht. Het komende decennium stijgt de gemiddelde leeftijd weer één of twee jaar. En er komen steeds meer ouderen. De geboortegolf wordt oud. Tot 2020 neemt de vraag naar een plaats in een verpleeghuis of verzorgingshuis met bijna de helft toe. En veel ouderen leven ongezond: een kwart van de oude mannen rookt, meer dan de helft van de ouderen is te zwaar en beweegt te weinig.

Rudi Westendorp is opgeleid als internist en was intensive care arts van 1984 tot 1992. Het hectische IC-leven en zijn proefschrift leidden bijna tot een burn out. Zijn proefschrift over een onderwerp uit de interne geneeskunde maakte hij nog af, maar daarna ging hij in de leer bij de Leidse epidemioloog prof.dr. Jan Vandenbroucke. In 1997 keerde hij terug naar de patiënten en het patiëntgebonden onderzoek, bij de afdeling gerontologie binnen de interne geneeskunde.

Gezonde oude mensen, daar kijkt Westendorp met extra belangstelling naar in de Leiden-85-plus studie, een sinds de jaren tachtig bestaand onderzoek dat door hem een nieuwe impuls kreeg. Alle Leidenaren die tussen 1 september 1997 en 31 augustus 1999 hun 85-ste verjaardag vierden, kregen een uitnodiging om aan het onderzoek mee te doen. Bijna 600 deden mee. Een belangrijke onderzoeksvraag is waarom fitte ouderen nog zo goed zijn. Dat moet de gerontologen iets leren over het ontstaan van ouderdomskwalen als fragiliteit, doofheid, blindheid, slecht ter been zijn en geheugenverlies.

Het nieuwste grote project waar Westendorp aan meedoet is Genetics of Healthy Ageing, een groot Europees onderzoek onder stokoude broers en zussen (90+). Dat project zoekt naar genen die samengaan met een gezond lang leven.

'Normale veroudering'

Als gerontoloog is Westendorp inmiddels een luis in de pels van zijn collega-internisten. Indringend houdt hij zijn collega's voor dat ze zich vooral bezighouden met ziekten waar mensen op middelbare leeftijd last van hebben. Hart- en vaatziekten bijvoorbeeld. Maar ook dat de behandeling van die ziekten al zo goed is dat de patiënten er heel oud mee kunnen worden. En dan andere kwalen krijgen, waar we nog helemaal niets van weten, laat staan dat er therapieën voor bestaan. 'Ter vergoelijking noemt iedereen het normale veroudering.' Daar maakt Westendorp zich kwaad over. Net als over het kortzichtige ouderenbeleid van de overheid. Dat is gebaseerd op het aloude volksgezondheidsdenken: het streven naar een gezonde bevolking, het dichten van de gezondheidskloof tussen de sociale hoge en lage klas- se, iedereen gelijke kansen en behandeling.

'Minister Hoogervorst van Volksgezondheid en zijn ambtenaren willen het liefst dat iedereen in Nederland gezond zeventig wordt en dan in korte tijd sterft. Compressie van morbiditeit en mortaliteit heet dat in volksgezondheidstermen. In mijn colleges laat ik zien dat dát niet opgaat. Ziek worden en sterven verloopt over een veel langere reeks van jaren. Daar is de afgelopen decennia niets aan veranderd. Alleen worden we steeds ouder. De grafieken van het ministerie eindigen nog steeds bij een leeftijd van 95 of 100 jaar. Dat is echt achterhaald. Tegenwoordig vierenjaarlijks honderden mensen hun honderdste verjaardag.' Onderzoeksgeld voor de kwalen waar oude mensen massaal aan lijden is er nauwelijks. De overheid denkt dat ze er is met wat zorg voor de oudjes. Westendorp windt zich erover op.

Die woede verwacht je niet van de jongensachtige, maar gedistingeerde grijze veertiger, altijd met vlinderdasje. In zijn mooi ingerichte hoogleraarskamer hangt kunst aan de wand, maar ook een vitrine vol vlinderdasjes, gekregen van zijn medewerkers toen hij in 2000 hoogleraar gerontologie werd. Een dasje voor iedere gelegenheid. Om een belangrijke wetenschappelijke publicatie te vieren: dat dasje moet nodig in de was, want de laatste jaren verscheen een stroom mooie artikelen. En een bankbiljettendasje, voor gesprekken met subsidiegevers: ook dat strikje is te vaak uit het kastje geweest, want Westendorp moet voortdurend geld bij elkaar sprokkelen voor geneesmiddelenonderzoek dat de farmaceutische industrie niet wil betalen.

Westendorp beschrijft veroudering liefst als een onontkoombaar lot. Als geleidelijke of snelle toename van de chaos binnen een lichaam. 'Alleen de eerste veertig jaar van een mensenleven staan onder evolutionaire druk. Onze genen, onze ontwikkeling als embryo en kind, onze stofwisseling, alles is er op ingericht om 40 jaar gezond te zijn. Mensen hebben twee generaties nodig om hun DNA aan een volgende generatie door te geven. Daartoe zijn we op aarde. Je moet eerst 20 worden om zelf kinderen te krijgen en daarna die kinderen nog 20 jaar opvoeden. De rest is veroudering. Veroudering is de uitloop van alle moeite die een soort zich heeft getroost om fit te zijn voor het krijgen en grootbrengen van kinderen. Daarna maakt het geen fluit meer uit.'

Toenemende wanorde

Jarenlang ging ik ervan uit dat ieder mens in al zijn miljarden lichaamscellen een identiek pakket DNA heeft. Maar nu lees ik opeens dat bij een volwassene het DNA in geen enkele cel meer hetzelfde is.

'Precies, want bij iedere celdeling sluipen er ongeveer drie kopieerfouten in. Dat gebeurt grotendeels at random, willekeurig. En dat is de basis van de veroudering van de mens: het is toenemende wanorde. Verouderen is chaos.

Bijna iedereen die veroudering wil bestrijden, gaat ervan uit dat de mens een programma heeft voor veroudering en dood, dat je kunt beïnvloeden. Maar dat is er niet. Een geprogrammeerde veroudering zou makkelijker te beïnvloeden zijn dan chaotisch verval. Mijn Britse collega Tom Kirkwood zei het laatst nog zo prachtig: als een dokter een overledene onderzoekt, ziet die dan een lijf dat met man en macht heeft gewerkt om dood te gaan? Of een lijf dat heeft geprobeerd om in leven te blijven? Dat laatste is het geval. Als we een programma voor de dood hadden, zou ons afweersysteem bijvoorbeeld ons hele lijf kunnen stilleggen. Maar je ziet het tegendeel: er zijn overlevingsstrategieën, maar geen doodsstrategieën.'

Is er niets aan te doen?

'Achter doodgaan zit ziekte. Ziekte begint ergens en wordt erger. Vooral bij oude mensen zijn er meestal een paar ziekteprocessen die erg genoeg zij n om er uiteindelijk aan te sterven. De dood op hoge leeftijd kent meestal deeloorzaken. En de som van die deeloorzaken moet een bepaalde drempel van ernst overschrijden. Het verergeren van ziekte kun je met medische behandeling vertragen. Maar als je wilt voorkomen dat mensen op een bepaalde leeftijd massaal ziek worden, moet de preventie nog beter zijn dan de therapie. Traditioneel zijn dokters veel beter in therapie dan in preventie, en dan nog vooral in therapieën voor ziekten die op middelbare leeftijd toeslaan. We doen veel onderzoek naar cholesterolgehalte, hoge bloeddruk, hart- en longziekten, kanker. Maar je moet je inmiddels afvragen of dat nog wel voldoende is, omdat erg veel mensen heel lang met die ziekten overleven. Uiteindelijk krijgen ze steeds meer kwalen. En van die ziekten van de echt ouderen -zeg de 75-plussers- weten we eigenlijk niets. Er is ook geen belangstelling voor. Als je ziekte en dood nog verder wilt uitstellen en mensen goed ouder wilt laten worden, moet je ook voor hen de preventie verbeteren en de meestal complexe ziekten van oude mensen leren begrijpen.'

Zijn er dan ziekten die wij niet kennen?
Westendorp kijkt me een ogenblik aan of ik gek ben. 'Ja. Een heel stel!' Zijn stem schiet een paar tonen omhoog, 'Artsen en beleidsmakers doorzien de consequentie van de demografische ontwikkelingen niet. Dokters van nu denken dat 8o-jarige mensen alleen zorg nodig hebben. Dat is volstrekt idioot. Dokters realiseren zich onvoldoende dat ze bij zeventigers en tachtigers medisch-technisch vaak met lege handen staan. Dat ze niet weten wat die mensen mankeert. Vergelijk het met de tijd van vóór de antibiotica, toen artsen mensen met een infectieziekte niet konden genezen, maar alleen zorg konden verlenen. Nu zijn hun patiënten alleen veertig jaar ouder. En ze hebben andere ziekten. Artsen van nu denken dat hun kennis van ziekten van middelbare leeftijd ook wel op hoge leeftijd van toepassing zal zijn. Maar dat is helemaal niet zo.'

Sarcopenie

Westendorp schetst het lot van iemand wiens bloedvaten al vanaf jongvolwassen leeftijd langzaam dichtslibben. Vroeger was het zo dat hem boven zijn vijftigste een hartinfarct bedreigde. De sterfte daaraan is de laatste 30 jaar sterk teruggedrongen, doordat minder mensen roken, door betere medicatie en door betere behandeling van het hartinfarct. De zestiger die zijn hartinfarct aldus misliep, krijgt het aan zijn bloedvaten. Ook daar bestaan inmiddels preventie en therapie tegen. Daarna dreigt de beroerte, typisch iets voor zeventigers. 'En als je die niet krijgt, dan begint de dementie. Dat is nu een opkomende en belangtijke ziekte. Maar daarna? Waar gaan negentigers aan lijden als we dementie bij veel mensen kunnen voorkomen? Komt daarna de polyneuropathie, het verloren gaan van de zenuwuiteinden? Worden die mensen allemaal blind? Waar gaan die negentigers aan dood? Dat weten we niet. Nee, we weten het echt niet.'

Weer kost het Westendorp moeite zijn boosheid te onderdrukken. 'Ooit van sarcopenie gehoord?' Ik was dat woord bij de voorbereiding voor dit gesprek voor het eerst tegengekomen in wetenschappelijke artikelen, verschenen naar aanleiding van een door Westendorp georganiseerde conferentie van gerontologen en epidemiologen in Brussel, vorig najaar. Sarcopenie is de naam van een ziekte die ouderen stijf, stram en zwak maakt. Kortom: slecht ter been.

'Sarcopenie is een nieuw begrip in de gerontologie. We kunnen er nog niks tegen doen, maar we beginnen het te begrijpen. Dit begint zo'n aparte ziekte van oude mensen te worden. Een spierziekte. En je ziet dat ontstekingsreacties een rol spelen. De oorzaak zit in het verloren gaan van een bepaald soort lichaamscellen - de pericyten - in het vlies dat rond iedere spierbundel ligt.

Vroeger wist niemand waar ze voor waren, maar nu weten we dat het stamcellen zijn, waaruit weer nieuwe spiercellen kunnen groeien. Ze worden geactiveerd als je spierscbade oploopt bij intensief spiergebruik. De evolutie heeft ons die pericyten verschaft om spierschade te repareren als je bijvoorbeeld moest wegrennen voor een leeuw op de savanne. Ons lijf heeft reserve-onderdelen. Dat zijn de stamcellen. Maar bij hele oude mensen blijkt de voorraad pericyten soms op. En bij marathonlopers zijn ze soms veel eerder op. Veel marathonlopers lijden op hun zestigste of zeventigste aan een vermoeidheidssyndroom. Als je in hun spieren kijkt, zie je nog maar enkele spiervezels in de beenspieren. En de pericyten zijn verdwenen. Dat zie je ook bij veel ouderen.'

Maar de moderne biologie leert toch dat stamcellen een onuitputtelijke bron voor regeneratie zijn? Wat zorgt er dan voor dat het bij sommigen toch te vroeg ophoudt? 'De pericyten delen zich en daarbij sluipen er fouten in. Daar reageert het lichaam op, juist bij stamcellen, want die kunnen door hun delingscapaciteit erg gevaarlijk zijn voor het lichaam. Voor je het weet ontwik- kelt een foutje in een stamcel zich tot een kwaadaardige cel. Controlemechanismen in het lichaam kijken daarom of zo'n stamcel wel in orde is. En als hij verkeerd is, sturen die mechanismen hem de weg op van de geprogrammeerde celdood, de apoptose. Mensen die geboren worden met wat weinig pericyten, of die veel foutjes maken bij het delen van de pericyten, hebben dus pech als ze op leeftijd komen.'

Bang voor ouderdom

Toen Westendorp voor het eerst van sarcopenie hoorde, dacht ook hij dat het een overdreven woord was voor een gewoon ouderdomsverschijnsel. Maar: 'Eigenlijk verdienen de dokters die het woord gemunt hebben een prijs. Sarcopenie is een vervelende ziekte. Je kunt de deur niet meer uit. Je kunt niet meer van het leven genieten. Je valt. Veel van de ellende van de oude dag komt daaruit voort.'

~Maar het houdt een keer op.

'Natuurlijk, maar ik weet ook niet wanneer de leeftijdsstijging eindigt. En ook niet hoe het leven dan eindigt. Dat is moeilijk. Maar wat ik wel weet, is dat iedereen graag het einde van het leven in genoegen zonder ziekte wil doorbrengen. Niemand wil een chronische ziekte krijgen, dement worden, een versleten heup hebben. Als je dat wilt en als je dat kunt bereiken, dan verouder je minder snel en word je vanzelf ouder. Ik draai het probleem dus om. We vermijden en behandelen ziekten, maar moeten de consequentie accepteren dat daardoor de gemiddelde leeftijd stijgt. En zo erg is dat niet. De 85-plussers die aan het Leidse onderzoek meedoen, waarderen hun leven met gemiddeld 8,3. Waar maken wij van middelbare leeftijd ons dan zorgen over? Zijn we gewoon bang om oud te worden?'

Westendorp wil af van het idee dat er zoiets als normale veroudering bestaat. Achteruitgang is niet onlosmakelijk met ouderdom verbonden, althans niet in de mate waarin we het nu accepteren. Het is een teken van ziekte, stelt hij.
Maar iedereen die oud wordt, wordt toch vergeetachtig?

'Ik ben bijvoorbeeld in debat met neuropsychologen die het over normale cognitieve achteruitgang hebben. Wat is daar nou normaal aan? Er zijn mensen van honderd die nog zo helder zijn als wat. Het is niet zo dat er een wekkertje in je zit dat op je negentigste afgaat en je hersenen in een tragere stand zet.'

Maar vergeetachtigheid bij ouderen komt veel voor.
'Kijk, dat is nou precies de gedachtegang. Vrijwel alles wat wij normale veroudering noemen, komt zoveel voor dat wij het normaal vinden. In werkelijkheid zijn het ziekten die heel veel voorkomen. Die moet je niet accepteren. Daar moet je therapieën voor zoeken.'

De voorbeelden?
'Presbiacusis. Ouderdomsdoofheid. Dat is de meest voorkomende chronische ziekte. Maar we weten er weinig van, behalve dat ouderen massaal aan het gehoorapparaat gaan en daar niet tevreden over zijn. Laten we er eens achter komen waardoor het ontstaat, zodat we er misschien iets aan kunnen doen. Maar dokters en subsidiegevers reageren er weigerachtig op en met schouderophalen. Ze vinden het normale veroudering. Maar stel dat er een medicijn is dat je op je tachtigste moet gaan slikken om op je negentigste niet doof te worden. Is ouderdomsdoofheid dan nog steeds normale veroudering? Nee, dan gaat men het als een ziekte beschouwen, want je kunt het verkopen. Zodra ergens een pil voor is, is het een ziekte geworden. Modern verouderingsonderzoek kijkt naar oude mensen die gezond oud worden en onderzoekt hoe het komt dat zij nog goed kunnen zien, of horen, of denken. Wat zit er in hun bouwschema dat ze meer dan gemiddeld investeren in die ogen, in dat hart, in die hersenen?'

Britse adel

Westendorp wordt internationaal geroemd om de manier waarop hij 'epidemiologisch denken met moleculaire technieken en celbiologie combineert'. Dat schreef zijn Britse collega-gerontoloog professor Thomas Kirkwood onlangs in een profiel van Westendorp in het wetenschappelijke tijdschrift Science of Aging Knowledge Environment. In 1998 bracht Westendorp een sabbatical door bij Kirkwood aan de University of Manchester. Beroemd werd hun onderzoek naar het verband tussen kindertal en leeftijd bij vrouwen van de Britse adel: vrouwen die ouder dan 80 werden, hadden beduidend minder kinderen gebaard dan vrouwen die op middelbare leeftijd stierven. Dat verschil bestond tot 1750. Daarna verdween het.
Leeftijd en kindertal van de Britse adellijke dames is bekend over een periode van meer dan tien eeuwen, omdat de stambomen van de Britse adel al vanaf de diepe Middeleeuwen is bijgehouden. Toen bestonden er nog geen voorbehoedmiddelen en geen moderne geneeskunde. Minder kinderen krijgen wijst dan in het algemeen op een verminderde vruchtbaarheid.

De uitleg steunt op twee pilaren. Eén basisgegeven is dat vrouwen met een zeer actief afweersysteem minder vruchtbaar zijn: hun lichaam beschouwt een innestelend embryo als een indringer die moet worden vernietigd. Er zitten immers vreemde eiwitten (van de vader) in. Een ander basisgegeven is dat West-Europeanen en Noord-Amerikanen nu in een omgeving leven waarin zij niet zijn geëvolueerd. De mens is ontstaan in Afrika, in een omgeving waar hij voortdurend werd bedreigd door parasieten, bacteriën en virussen. Onder die evolutionaire druk hebben mensen met een sterk afweersysteem een grotere kans te overleven. 'Het nadeel is de verminderde vruchtbaarheid. Daarom is er ook een evolutionaire grens aan de kracht van het afweersysteem', legt Westendorp uit. In gebieden met een hoge kans op infectie sterven mensen met een zwak afweersysteem al op kinderleeftijd. Degenen met een heel actief afweersysteem worden volwassen, maar krijgen weinig kinderen. Zo is het de mens honderdduizenden jaren vergaan.

Westendorp: 'Maar honderd jaar geleden begrepen we dat een goede hygiëne, schoon water, riolen en antibiotica en vaccins de infectiedruk en de sterfte aan infectieziekten verminderen. Met de oude evolutionaire blauwdruk in onze genen is de mens in een nieuwe omgeving terechtgekomen. Mensen met een zwak afweersysteem die vroeger niet oud werden doordat ze vroeg aan een infectieziekte stierven, overleven nu. Sterker nog: ze overleven lang. Want op latere leeftijd is een minder actief afweersysteem waarschijnlijk een voordeel. Je zag dat aan de Britse adel. Na 1750 verbeterden de hygiënische omstandigheden, waardoor ook de vrouwen met een zwak afweersysteem een kans hadden om oud te worden. Het verschil in bereikte leeftijd tussen vrouwen met veel kinderen en weinig kinderen viel daarna weg.' Dat is de theorie van de 'verminderde wegwerpbaarheid', ontwikkeld door Kirkwood en Westendorp. Mensen zijn in een moderne omgeving beland, zonder infectiedruk, waarin sommigen opeens beduidend langer 'houdbaar' zijn.

Langer overleven met een zwakker afweersysteem is dus aannemelijk op grond van epidemiologisch onderzoek, maar is er ook een mechanisme voor?

'Ons afweersysteem verdedigt ons tegen die van buiten komende ziektekiemen. Maar het afweersysteem beteugelt ook gevaar dat van binnen komt. Als een lichaamscel - zo'n pericyt bijvoorbeeld - in een kankercel verandert, dan grijpt ons afweersysteem vaak op tijd in en ruimt de ontspoorde cel op. In ons lichaam bestaat daarvoor een regelend programma. Het afweersysteem reageert over het algemeen redelijk heftig. Als het niet alert is, dan ben je snel te laat. In je jonge jaren is dat goed. Maar een goed afweersysteem is voor ouderen wellicht helemaal niet zo goed. We denken nu dat een actief afweersysteem veel bijkomende schade aan het eigen weefsel veroorzaakt. Gewoon, in het voorbijgaan, als er indringers of ontspoorde cellen worden opgeruimd.'

Een actief afweersysteem begint makkelijk een ontstekingsreactie om vreemde indringers en ontspoorde eigen cellen op te ruimen. Moeiteloos somt Westendorp een rijtje ziekten op waarbij een actief afweersysteem geen voordeel is.
Bij atherosclerose ontstaat een schadelijk ontstekingsproces in de bloedvaten, als afweercellen zich vestigen in de plaque, de vettige afzettingen in de slagaderen.
Bij reuma ontstaat een ontsteking in de gewrichten. Zelfs dementie past in het rijtje.

'Het standaardidee is dat dementie alleen samenhangt met de vorming van eiwitafzettingen in de hersenen, de plaques, waarbij steeds meer hersencellen verloren gaan. Maar er zijn mensen die helder denkend overlijden, bij wie we toch de beruchte plaques in de hersenen vinden. Dementie ontstaat alleen als er ook een ontstekingsreactie in de hersenen gaande is. En zo'n reactie laait natuurlijk eerder op bij mensen met een sterk werkend afweersysteem. Voor de patholoog lijkt het duidelijk: dementie hangt samen met een ontstekingsproces. Inmiddels is geprobeerd of ontstekingsremmende medicijnen dementie tegengaan. Maar die experimenten hebben nog geen positief resultaat gehad. Dat komt misschien doordat we tot nu toe betrekkelijk laat met die medicatie begonnen, bij mensen die al ver achteruit waren gegaan. In de VS loopt nu een experiment met aspirine bij mensen die nog helemaal goed zijn, maar wel de leeftijd hebben voor dementie. Dus het ontstekingsremmende aspirine als preventie tegen dementie. Het is afwachten wat dat oplevert.'

Brekebeentje

Mevrouw Van Andel uit het Drentse Hoogeveen, geboren op 29 juni 1890, met 114 jaar de oudste mens ter wereld (met geldige geboortepapieren), was als kind een brekebeentje. Ze was in haar jeugd voortdurend ziek. In interviews verwoordt ze dat nog heel helder.

'Zij heeft om twee redenen mazzel gehad', concludeert Westendorp. 'Ze heeft een liefdevolle familie gehad die goed voor haar heeft gezorgd. Ze heeft ook de mazzel gehad dat ze in die periode niet tegen iemand met een vreselijke tuberculose of cholera is aangelopen, want dan was ze er geweest. Maar toen ze de eerste veertig, vijftig jaar goed had doorstaan, begon ze op stoom te komen. Ik hoor dat vaker, bijvoorbeeld van de verpleegkundigen die voor ons onderzoek contact hebben met die hele oude Leidenaren. De ouderen vertellen vaak dat ze op hun tiende jaar al eens opgegeven waren door de dokter.
Waarschijnlijk hebben ze niet zo'n actief afweersysteem, maar dat biedt op hogere leeftijd louter voordelen, in een beschermde omgeving.'

En dan nu de hamvraag: wat kunnen we zélf doen om veroudering tegen te gaan?

'Vergelijk het met een auto. De parallel gaat bijna helemaal op, tot aan de garagehouder die zegt 'zullen we hem maar naar de sloop brengen?'
Drie dingen staan voorop: investeer in een goede auto, zorg dat de kwaliteit aan het begin goed is. Ten tweede: laat hem goed onderhouden, was hem, poets hem. Voor mensen betekent het: rook niet, blijf in beweging, eet gezond. Vervang onderdelen bij kleine gebreken, pleeg preventief onderhoud.
Voor mensen is dat: zorg voor een goed gebit, laat je hoge bloeddruk op tijd behandelen. En ten derde: heb mazzel. Tegen een idioot die van links komt en zich wamm! in je zijkant boort, is geen kruid gewassen. Dat is de kanscom- ponent die ervoor zorgt dat het sterven na het veertigste begint en tot het 120-ste jaar doorgaat. Alle kansen op pech krijgen daarin hun uitkomst. Het is de pech van cruciale DNA-schade, van onvoldoende aangelegde stamcellen, van zuurstofradicalen, van korte telomeren, van een enkel wrak gen. Kortom, van al die moleculaire verklaringen voor veroudering. Maar het is ook de pech van ongelukken en van ongelukkige liefdes.'

Maar dat betekent dat je maar op één van de drie factoren zelf invloed hebt. Je DNA is een gegeven. En pech valt moeilijk te beïnvloeden.

'Aan de investering valt nog wel iets te doen: kies een partner uit een familie met langlevende mensen. Let daarbij vooral op de vrouwen.
Geslachten met langlevende vrouwen zijn de langstlevende geslachten. Dat is meerdere malen aangetoond. Hoe het genetisch zit weten we nog niet. Een langlevende partner is goed voor je, want je krijgt goede zorg.'

En wat zijn de goede onderhoudsmiddeltjes? 'Alleen weinig eten leidt bewezen tot een langer leven. En alleen bij knaagdieren. Of het voor mensen geldt, vraag ik me af. Het gaat echt om voortdurend te weinig eten. Ongeveer 60 à 70 procent van de caloriebehoefte. Helaas is het effect alleen bij knaagdieren bewezen.'

Toch ook in apen?
'Dat experiment is nog bezig. We weten het nog niet. Als je de bloedwaarden en de conditie van die dieren nu ziet, kun je vermoeden dat ze gemiddeld ouder worden dan apen die gewoon eten. Maar zeker weten doen we het nog niet. Die apen zitten nu een jaar of twintig op calorierestrictie, maar een gezonde aap wordt sowieso wel 30 of 40 jaar. Vooral in de VS zijn er mensen die op die manier gezond proberen te blijven. Zij houden er meestal na een paar jaar mee op. Het is eigenlijk onverdraaglijk om voortdurend honger te hebben. En als dokter zeg ik: die mensen zien er niet goed uit. Daarom ben ik er niet van overtuigd dat weinig eten voor mensen echt goed is. Het blijkt in elk geval niet uit de observaties in de bevolking. De epidemiologie laat zien dat de dunste mensen niet het langst leven. Dik en moddervet is ook ongezond. In de praktijk is 'een beetje gevuld' het beste voor een gemiddeld lange levensduur.'

Verder nog pillen en preparaten die we wél mogen hebben?
'Als dokter die van evidence based geneeskunde houdt, heb ik dan mijn kruit al verschoten. Meer is er niet. Voor de rest zijn we allemaal nog diep aan het zoeken. En waar zoeken we? Jomanda zoekt. Macrobioten zoeken. In de reguliere geneeskunde zoeken we het in de preventie. Je moet niet roken. Daar zijn we het over eens. Maar of meer bewegen nou echt helpt om ouder te worden? Dat weet ik al niet meer. Mensen die meer bewegen voelen zich beter. Maar misschien komt dat wel doordat mensen die zich beter voelen meer bewegen. Aan het onderhoud is erg veel te doen. Zorg ervoor dat je geen dingen in tien jaar verbrast waar een normaal mens 40 jaar mee doet. Loop bijvoorbeeld niet te veel marathons. Topsport is over het algemeen niet aan te bevelen. Al die bekende voetballers lopen op hun zestigste niet meer zo best. En in de pillen heb je cholesterol- en bloeddrukverlagers en aspirine. Er zijn wel aanwijzingen die op levensverlenging wijzen, als je die pillen preventief slikt. Je kunt ook aan screeningsprogramma's denken, zoals voor borstkanker. Maar het effect is kleiner dan we dachten. Ook aan de zin van screeningsprogramma's voor darmkanker, prostaatkanker en longkanker wordt getwijfeld. Ik kom steeds vaker tot de conclusie dat de mazzelcomponent bij het ouder worden veel groter is dan we ooit hadden gedacht.'


DHEA

PINKHOF - De bijnierschorshormonen DHEA (dehydro-epiandrosteron) en zijn gesulfateerde vorm DHEAS (*-sulfaat) zijn betrokken bij de inbouw van vetzuren in celmembranen en bij myelinisatie. Als geneesmiddel zou het verjongende en antidepressieve effecten hebben.

RIJSWIJK (ANP) - Nederlanders hebben massaal belangstelling voor het niet geregistreerde 'anti-verouderingshormoon' DHEA. Het hormoon wordt via een Amsterdamse stichting verstrekt. Inmiddels hebben al zo'n 1600 mensen zich gemeld om het middel te mogen gebruiken.

DHEA (Dehydroëpiandrosteron) is een hormoon dat veelal wordt gebruikt ter bestrijding van het HIV-virus. Het hormoon blijkt echter ook geschikt om allerlei ouderdomskwaaltjes, zoals chronische vermoeidheid, te bestrijden. Ook als afslankmiddel en als doping is DHEA zeer gewild. Het hormoon breekt vet af en stimuleert de opbouw van spierweefsel.

DHEA is in Nederland niet vrij verkrijgbaar omdat het niet is geregistreerd. Het mag alleen onder supervisie van een arts worden verstrekt. Die moet dan een zogenoemde 'bewustzijnsverklaring' door de patiënt laten ondertekenen. Zo'n verklaring geven mensen aan zich bewust te zijn van de studie en de inhoud ervan.

Tot voor kort werd DHEA via Canada naar Nederland gehaald, maar sinds kort wordt het in Nederland geproduceerd. Het hormoon wordt in capsulevorm verstrekt door de stichting Fight for Life in Amsterdam. Mensen die DHEA willen gebruiken, melden zich bij de stichting aan voor een studie naar de effecten van het middel, en kunnen vervolgens deelnemen aan de volgende fase van de studie. Over bijwerkingen op lange termijn is nog weinig bekend. De kosten zijn relatief laag. De gemiddelde gebruiker slikt voor zo'n 200 gulden per maand.

DHEA (Dehydroëpiandrosteron) is het nieuwste middel voor hen die op zoek zijn naar een probleemlozer leven. Verlost van de ouderdomskwaaltjes. Geen vermoeidheid meer. Overgewicht? Sneeuw voor de zon. Depressie? Een vage herinnering uit het verleden. Een buik als een wasbordje? DHEA is de sleutel tot dat geluk.

DHEA-adept M. Prado zal al deze claims van sommige Amerikaanse gebruikers niet onverkort onderschrijven, maar een prachtmiddel is het wel, vindt hij. Prado is namens de stichting Fight for Life woordvoerder en deelnemer aan de studie naar de kwaliteiten van DHEA.

DHEA is een menselijk hormoon, dat in de bijnieren wordt aangemaakt. Naarmate de leeftijd vordert, neemt de hoeveelheid DHEA in het bloed gestaag af. Volgens sommigen is het op peil houden van de DHEA-spiegel de sleutel tot het vertragen van ouderdomsverschijnselen. De populariteit van DHEA mag voor Nederland iets geheel nieuws zijn, zoals zo vaak gingen de Verenigde Staten in de ontwikkeling voor. In tegenstelling tot Nederland is DHEA in de VS vrij verkrijgbaar.
De studie is bedoeld om de bijwerkingen en de lange termijn-effecten in kaart te brengen. Deelnemers zijn verplicht hun ervaringen met het middel te melden. In principe staat de studie voor iedereen open - in de praktijk is deelname daarmee een makkelijk en legale wijze om DHEA te gebruiken. Ook als de studiedeelname na twee jaar is afgelopen, kunnen deelnemers DHEA blijven gebruiken door deel te blijven nemen aan de studie.


Celouderdom in cultures. Wolert, L. in Principles of Development. ISBN 0-19-850263-X; Oxford University Press, New York; 1998. p.439.

Je zou kunnen denken dat cellen die uit een dier zijn geïsoleerd en in een cultuur zijn geplaatst met voldoende voeding en groeifactoren, continu zouden doorgaan met delen. Dat is echter niet het geval. Als voorbeeld dienen zoogdierfibroblasten - bindweefselcellen - die een zeer bepaald begrensd aantal delingen ondergaan. De cellen stoppen met delen onafhankelijk hoe lang ze in cultuur worden gehouden.
Wat betreft normale fibroblasten hangt het aantal verdubbelingen (mitoses + celdelingen) af van het soort organisme en van de leeftijd van het organisme waarvan de cellen zijn ontnomen. Menselijke cellen die zijn ontnomen aan een foetus halen elk 60 mitoses, maar die van iemand die 80 jaar oud is maar 30, en de cellen van een volwassen muis maar 12-15.
Als de cellen stoppen met delen schijnen ze gezond, maar blijven steken in een punt van de celcyclus en dat is vaak de Go.
Cellen van een patient met het syndroom van Werner, welke een versnelde veroudering vertonen, ondergaan significant minder delingen dan normale cellen.

Een kenmerk dat verouderende cellen in een cultuur vertonen is dat zij kortere telomeren krijgen. Telomeren zijn herhaalde DNA-volgordes aan het eind van de chromosomen die zorgen voor de juiste structuur van het DNA en er voor zorgen dat de chromatiden zich compleet repliceren zonder verlies van informatie aan de uiteinden. De lengte van de telomeren blijkt per deling af te nemen met zo'n 50 baseparen bij elke replicatie en dat suggereert dat ze niet compleet worden gerepliceerd bij elke mitose en daardoor gekoppeld zijn aan de veroudering.

Samenvatting: Veroudering wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door slijtage, maar staat ook onder controle van het DNA (apoptose). Normale cellen ondergaan een beperkt aantal delingen, die gecorreleerd zijn met de leeftijd en geïsoleerdheid + de normale leeftijd van het dier waar zij van stammen. Genen die de levensverwachting kunnen beïnvloeden zijn aangetoond bij C. elegans.


M.v.g. G. Nevenzel.

Overzicht van onderwerpen.