Parkinson

Parkinson, ziekte van = een naar James Parkinson (1755-1824, Londen) genoemd sydroom met stoornissen van het extrapiramidale systeem. Het zijn vooral de afwijkingen van de dopamine-vormende zenuwcellen in de substantia nigra. Het ziektebeeld wordt gekenmerkt door voortdurende tremor van rustende spieren. De willekeurige bewegingen zijn bemoeilijkt, 'Mangel an Antrieb', propulsie, retropulsie, speekselvloed en maskergelaat met glimmende huid. De ziekte kan ontstaan als
- erfelijke ziekte (paralysis agitans),
- op basis van hersen-arteriosclerose als gevolg van hersenontsteking en
- bijwerking van antipsychotica.




Gentherapie vergroot werkingsduur Parkinsonmedicatie

Patiënten met de ziekte van Parkinson worden standaard behandeld met het middel levodopa. Maar meestal werkt dat na vijf tot tien jaar niet meer.
Veel patiënten krijgen dan last van dyskinesieën: onwillekeurige tic-achtige bewegingen.
Franse en Amerikaanse onderzoekers hebben nu ontdekt dat levodopa langer werkt als met gentherapie in de hersenen het gehalte van het eiwit GRK6 wordt verhoogd. Bij behandelde ratten en apen nemen de dyskinesieën en andere motorische afwijkingen dan sterk af. Dat lijkt goed nieuws voor de patiënten die na relatief goede jaren dankzij de beschikbare medicijnen de ziekte toch weer zien verergeren (Science Translational Medicine, 21 april).

Parkinson ontstaat als in een bepaald deel van de hersenen (de substantie nigra) abnormaal veel dopamineproducerende cellen verloren gaan. De ziekte is merkbaar als zo'n 60 procent van die cellen uitgevallen is. Dan krijgt een patiënt last van allerlei motorische afwijkingen, zoals voortdurend trillende handen, moeilijk een beweging kunnen beginnen en een karakteristieke voorovergebogen houding. De ziekte is ongeneeslijk, maar levodopa kan de symptomen lang onderdrukken. Het middel wordt in de hersenen omgezet in dopamine.

Op de lange termijn komen de symptomen bij vlagen terug en treden bijwerkingen op de voorgrond, waaronder de dyskinesieën. In Nederland leven rond de 50.000 parkinsonpatiënten.
De problemen ontstaan doordat de dopaminereceptoren in de hersenen, de eiwitten waaraan dopamine moet binden wil het effect hebben, geleidelijk steeds minder gevoelig worden. Op den duur verdwijnen ze zelfs.
Een paar jaar geleden hebben dezelfde onderzoekers vastgesteld dat het eiwit GRK6 onmisbaar is voor de werking van de receptoren. De hoeveelheid GRK6 neemt echter gestaag af en het neemt de receptoren in zijn kielzog mee.

Daarom gingen de onderzoekers na of toediening van extra GRK6 het effect van de levodopa-behandeling zou kunnen verbeteren. Daartoe brachten zij de menselijke versie van het gen voor dit eiwit met behulp van een onschadelijk gemaakt virus in de hersenen.
Aanvankelijk gebeurde dit bij ratten waarin Parkinson was opgewekt, later bij apen met de ziekte. Met goed effect. De tijd is daarmee rijp voor eerste voorzichtige experimenten met mensen.

Huup Dassen


Gentherapie verzacht ziekte van Parkinson bij Resusapen
Oude resusapen die verschijnselen van de ziekte van Parkinson vertonen, of jongere dieren waarbij die ziekte met een chemisch middel is opgewekt, knappen op na gentherapie met het gen dat codeert voor een eiwit dat bepaalde neuronen tot groei aanzet.
Onderzoekers uit Chicago en Lausanne probeerden de gentherapie bij twee groepen resusapen nadat was gebleken dat glial cell line derived neurotrophic factor (GDNF) in de reageerbuis en in proefdieren de groei van dopamineproducerende neuronen in de hersenkern substantie nigra bevordert. Bij Parkinsonpatiënten gaan de dopamineproducerende cellen verloren. Het gebrek aan dopamine leidt tot bevingen en een starre postuur.
De eerste auteur van de studie, Jeffrey Kordower uit Chicago beschrijft (Science, 27 okt) dat hij het eiwit GDNF al eens bij een Parkinsonpatiënt in een bloedvat heeft ingespoten. Dat had geen effect. Er is zelfs al eens een studie geweest waarbij Parkinsonpatiënten GDNF in hun hersenvloeistof kregen ingespoten. Ook daar bleef effect uit.
Gentherapie, waarbij het gen voor GDNF door een in de hersenen gespoten infecterend virus in hersencellen wordt geplaatst en wordt geactiveerd, brengt GDNF echter direct in dopamineproducerende cellen. In ratten waarbij Parkinson wordt geïnduceerd beschermt de gentherapie minstens zes maanden tegen die ziekte.
Deze week toonden de onderzoekers aan dat GDNF bij resusapen niet alleen in de hersencellen aankomt, maar ook zeker drie maanden, totdat de dieren voor hersenonderzoek werden gedood, effect heeft.
Kordower bestudeerde twee verschillende groepen resusapen. De ene groep stond model voor de beginnende Parkinsonpatiënt en bestond uit acht ongeveer 25 jaar oude apen waarvan er vier het lentivirus met GDNF-gen (lenti-GDNF) kregen geïnjecteerd en de vier andere een lentivirus met een gen dat alleen een signaaleiwit maakte, zodat kon worden gecontroleerd of het virus het ingebrachte gen goed in de hersencellen plaatste. De groepen stonden model voor beginnende en voor full blown Parkinsonpatiënten.
De dieren die gentherapje kregen verbeterden behoorlijk. In een commentaar in Science voorziet Lars Olson, neuroloog aan het Karolinska Institute in Stockholm, in de toekomst gecombineerde therapieën die de ziekte van Parkinson echt kan genezen. (Wim Köhler)


M.v.g. G. Nevenzel.

Overzicht van onderwerpen.