Achternamen op W
waal - door dijkbreuk ontstane kolk
Waal, van de: Herkomstnaam van de rivier de Waal óf een waal (z.a.). De naam Waal, in de Romeinse tijd Vacalis en Vahalis of Valis, later Vahal, is van Germaanse oorprong en duidt op de vele meanders in haar loop. Germaans wôh 'krom'.
waar - vlechtwerk in het water, sluis
waard - riviereiland
wa(a)rd - werd(e), weritha, werth aan het water gelegen land
Waarle, Waarlo: Een adresnaam van een voorvader die woonde op of bij een 'loo aan een waar, waard, weer, weerd'. Zie 'loo, waard'. Vgl. de en. familienaam Warleigh met de betekenis van 'open gebruiksbos bij een (vis)weer'. Een weer is een stelsel van dijkjes in het water die vis naar de fuik moeten leiden. In het algemeen zou men kunnen zeggen dat hier een 'loo aan de rivieroever' bedoeld wordt.
waas - modder
wad - doorwaadbare plaats, ondiepte
wade - poel, ondiep water; door dijkbreuk ontstane kolk
Wadway: Dorpje ten NW van Hoorn (N-H) dat in 1913 ook als Wadwaai of Wadweide te boek stond. De naam schijnt afgeleid te zijn van wadde 'ondiepte' en het friese waai, wei 'weg'(vgl. skand. veg, spr. 'wei'). Het dorpke ligt aan de weg van Hoorn, Wognum, Wadway naar Opmeer.
wal - waterkant, verstevigde plaats aan water
Wal, van der: Adresnaam van een voorvader die aan een '(verdedigings)wal' woonde of daar te vondeling is gelegd.
wala, wale - diepe plas
wald - wald(a), walde, walt, wold(e) onl. 'woud'; du. 'woud'.
Waldner: Duitse beroepsnaam van de 'bosopzichter'. Afleiding op -ner bij Wald 'bos'.
wale - zie wala
Walet: Poolse beroepsnaam voor een kaartspeler. Van po. walet 'boer' in het kaartspel. Vgl. fr. le valet. Zie aldaar.
wall - en. 'wal, muur'
Wallrab(e), Wallraf(f), Wallrap, Wohlrab: Patroniemen bij een oude duitse roepnaam Walraban; van wal 'slagveld, kampplaats' en hraban 'raaf'.
walt - zie wald(a)
Waldkötter: zie voor deze Twentse naam Wolkorte.
Walraven: Zie Wallrab.
Wamsteeker, Wamsteker: Nu een vooral Noord- en Zuid-Hollandse beroepsnaam, die weliswaar uit het Gelderse stamt. Een wamsteker of een wambuisstikker werd in België een perpoentstikker genoemd. Door naaien (steken of stikken) maakte hij een buis (nauwsluitende jas) tegen wam of wamme 'kwetsing' van de huiddelen der torso. In het Frans heet wambuis pourpoint van het Lat. per 'door' en Fra. poindre, Lat. pungere 'steken, prikken, kwetsen'. Een wambuis werd gedragen onder het harnas en de bijbehorende broek heette lendenier. Het wambuis gaat niet alleen het 'kwetsen, prikken' van de maliënkolderringetjes tegen, maar ook van wapens. Mnl. wemen 'kwetsen', wemelen '(door)boren' en weme 'spijkerboor'.
Dat men wamme heeft gekoppeld aan het ogerm. wamba 'buik' is begrijpelijk, want dat is het 'kwetsbare deel' van de romp. Hieruit is dan de gedachtensprong naar het Eng. womb 'baarmoeder, maandelijks gekwetst deel' licht te maken.
Wam is een echt angelsaksisch woord dat ook als vam (ongeluk; tegenspoed; teleurstelling) in het skandinavisch voorkomt (de 'v' wordt als 'w' uitgesproken). Het oudnoors substantief vamm 'gebrek' naast het adjectief vammel 'misselijkmakend'. Wambuis is een angelsakische term die in het middellatijn verworden is tot wambasium, waarbij het suffix -ium duidt op de functionaliteit.
Buis is nog steeds een gebruikelijk woord voor 'jas', ofschoon in het noordoosten van Nederland ook als 'jas- of broekzak', de buusse, gebezigd. (Samenhang met mnl. bosaen, bossaen 'schapenvel'?).
Later werd de naam wambuis (Du. Wams) gangbaar (16de - 17de eeuw) voor het korte bovenkleed van de man, dat het bovenlichaam bedekte, voorzien was van een schoot, die in lengte varieerde naar de mode van de tijd, en geen of met nestels (veters) aangehechte mouwen bezat. In het derde kwart van de 17de eeuw werd het wambuis vervangen door de rock of justeaucorps, een nauwsluitende jas met mouwen, met knopen gesloten en onder de taille wijd uitstaand.
Zie: wambuis.
wand - akkernaam
wang - licht aflopend stuk land (aan het water)
wanner - was iemand die want, die het koren zuivert van het kaf m.b.v. een wan. Een 'wan' is een grote, platte, schaalvormige mand gebruikt om koren te zuiveren van kaf, strootjes enz. door het te schudden en op te werpen, waarbij het kaf wordt weggeblazen door de wind. Ca. 1330 overgenomen uit het Fra. van.
Waninge: varianten (van) Waning, Wanninge, Wannink. Volgens Hekket (1975) erven bij Wiene, Ambt Delden in 1385 geheten Wanyng. In 1475 in Buren, Delden Wanning.
In Stokkum bij Markelo in 1475 Waning Ludeken, nu Klein Wannink. Ook in Stokkum in 1475 Waning, nu Groot Wannink en in 1381 nog een Waning, Wannync. In Vorden is er in 1405 een Wanningh, Wonnynck gedocumenteerd. De familienaam Waning of Waninc is afgeleid van de in de 7e eeuw al vrij veel voorkomende roepnaam Wan of Wano. Zie Woning; shift 'ald' en 'old'.Wansink: Patroniem die volgens Hekket stamt van de roepnaam Werenzo; zie verder suffix -ing, -ink.
warande - zie voorst
-ward - nl. 'terp'
ward - zie wa(a)rd
warda - 'wacht, uitkijkpost'
Warfman: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'warf, werf'. Een werf was o.a. een ruimte waar recht werd gesproken.
wash - engels 'moeras, ondiepe monding'
wasser - du. 'water'
watering - water dat dient voor afwatering; nevenvorm wetering.
Waterkamp: Adresnaam van een voorvader die woonde aan een kamp nabij een 'water'. Weter is een nevenvorm van 'water'. Vgl. de familienaam Weterkamp.
waterway - engels 'waterweg'
watt - du. 'wad'
weald - engels 'woud'
wech - weg(a), wehg 'weg'
wed - 'hellende weg naar het water'; in Utrecht is er een straat met de naam Wed, die schuin omlaag liep naar de Oudegracht.
wedde - 'voorde' (vgl. fra. gué)
wede - wethe, wide, widu, widu 'bos'
Weeling, Weelink, Weling, Welink: Oude vormen van deze naam (zie Hekket) hebben de vorm Wedelinc en dat duidt op een patroniem bij de voornaam Wedel met het suffix -ing (z.a.). De roepnaam is dan een verkleinvorm (met Umlaut) bij de naam, maar dan wel een heel zeldzame, Wade, waarvan de grondbetekenis 'water' zou zijn (zie vd Schaar). Doorgronden zal wel niet mogelijk zijn. Laten we het maar houden op een adresnaam van voorvader die woonde aan een wade, waede, waide, waeye, wae en dat is mnl. voor 1. poel, stilstaand water; 2. kolk, diepte in het water; 3. doorbraak, lek in een dijk. Deze adresnaam is met het suffix -ing tot patroniem geworden.
Weening, Weenink: Oost-Nederlandse familienaam (zie Hekket). Patroniem bij de roepnaam Weniko, Wenniko. Zie verder het suffix -ing, -ink.
-weer - dijk of dam, terp
weerd - 'riviereiland'; zie waard
Weerdhof, van de : van de 'hof van Weerd'. Een hof is een omheinde ruimte of tuin, gesloten of begrensde ruimte met woningen. Weerd, Weert is de roepnaam van Wiard, een tweestammige germaanse naam met de delen wih 'strijd' en hard 'sterk, stevig'. De naam betekent dan ongeveer 'sterke strijder' of 'sterk in de strijd'.
Weernink: Oud patroniem bij de roepnaam Werno, een koosnaam van Wernard. Zie verder het suffix -ing, -ink.
Weerthof, van de: mogelijk een herkomstnaam. In de gem. Diepenveen (Ov.) is een pand 'Weertshof', 'hof van Weert' (met genitief s). (zie Weerdhof)
weg(a), wehg - zie wech
Wehlen: Een gehucht op de Lüneburgerheide aan de bovenloop van de rivier de Seeve, die langs Handeloh, Jesteburg en Seevetal bij Hamburg in de Elbe uitmondt. Hier is uiteraard de betekenis 'de bronnen' aan toe te kennen.
Wegereef, Wegerif: Adresnaam uit Hengevelde. Een voorvader plaatste zijn bedoeninkje op een 'wigvormige afsplitsing'. Van het osa. en skand. rive, rev, revet 'afsplitsen, afscheuren' en wegge 'wig' op zijn twents uitgesproken als wèège, vgl. krèèntnwèège 'krentenwegge'.
Wehrspohn, Wherspannn, Wiederspahn, Wiederspan, Wiederspohn, Wotherspoon: Bijnaam voor een 'weerspannig' persoon; hdu. widerspān 'weerbarstig, recalcitrant'.
van der Weide: Adresnaam van een voorvader die woonde aan of op 'een weide'. In Oost-Nederland moet gedacht worden aan een woonplaats bij een markante 'wilgenboom'; van het saks/du Weide 'wilg'.
weier, weijer, wijer - vijver, molenvijver.
weiler - du. 'dorp'; bij een villa of hof behorend stuk land
Weima: Patroniem bij een nazaat van Wya plus het suffix -ma (z.a.). Zie van der Schaar.
weithe, wethe - 'weide'
Welgraaf; Welgraven: Adresnaam van een voorvader die bij een graaf, graven 'sloot, beek' vanaf een wel(le) 'bron, spreng' woonde. Welgraaf is een typisch Apeldoornse naam; Welgraven van de spreng- of brongraven of beken van de Zuid-Veluwe-rand.
Welie, van; van Welij, van Wely: Herkomstnaam, afkomstig uit de buurt Wely, gem. Dodewaard, Gld. Eind 11e eeuw apud VUelie; 1681 Welij, maar betekenis onbekend, misschien van keltisch beal (spr. weel) '(beek)mond'.
wel(le) - en. 'wel';
nl. waterput (bron);
nl. waterkant, wal (mv. welle, wälle; vgl. straatnaam De Welle in Deventer, die misschien ook betrekking heeft op de stadswallen).Welle, ter: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een welle 'bron', waaruit water (op)welt; vgl. oe. wielle 'bron', on. vella 'het koken' en daardoor behoort het bij het mnl. wallen 'zieden, bruisen'. De opborrelende bron deed aan kokend water denken.
Wendersteijt, Wendersteit, Wendersteyt: Bijnaam van een voorvader met weinig zitvlees. Van het rheinisch wenden 'draaien' en steit, steijt 'stuit, achterste'.
1x Wendersteit toevallig getroffen op Java, nl. Nicky die in 2007 slaagde voor zijn XML-cursus.
2x Wendersteijt en
5x Wendersteyt.Wennemars: Patroniem met de betekenis 'van Wennemar'. Wennemar is germ. roepnaam met de betekenis 'beroemde vriend'; van wen, win 'vriend en mar 'vermaard, beroemd'.
Wennink: Oost-Nederlands patroniem met de betekenis 'van Wenno', een koosnaam van Wennemar. Zie Wennemars.
Wenninkmeule: Twentse adresnaam van een familie die werkte op of bij 'de molen van Wennink'.
Wensink: Oost-Nederlands patroniem met de betekenis 'van Wenso, Wänso, Wanso'. Wanso van 'Johannes'. Zie verder suffix -ing, -ink en van der Schaar.
Wentinck, Wenting, Wentink, Klein Wentink: Achterhoeks patroniem bij de oude voornaam Wento, Wendo, Wando van germ. vin 'vriend' met de uitgang -ing/ink (zie aldaar). In het skand., waarin de 'v' als een 'w' wordt uitgesproken betekent vän, ven, venn nog steeds 'vriend'.
wepel, wapul - ofri. 'stilstaand water, moeras'. Aan de Zutphenseweg 2 in Vorden staat op de gevel "De Weppel", een oude boerderijnaam die wsch. is meegenomen van een erve bij Bekveld (Hengelo G.) en in 1656 als die Weppele voorkomt. Weppel komt ook van het oudsaks. wapul dat ook in het oudeng. voorkwam (vgl. Waplington in Yorkshire).
In Hummelo komt de waternaam 'De Weppel' voor; het is een langerekt 'schaatsbaantje' midden in het dorp. Bij Oelde -oostelijk van Münster- werd omstreeks 1100 een Domus Wepele vermeld.
De familienamen Weppel, Weppelink, Weppelman en Wopereis. Hekket (z.a.) beschrijft de namen Weppelink en Wopereis. De laatste naam zal zo ong. Woape(l) 'moeras' en reis 'zandige opduiking' zijn geweest. In De historie van Zieuwent worden door Jan en Raymond Boekelder (ISBN 90-9001910-3) de hoogten horst, borg of reis genoemd en de laagten goor, kolk, zomp of slat.Weppel, Weppelink, Weppelman, Wopereis: Zie 'wepel'.
werba, werbe - zie giwerbe
-werd - nl. 'terp'; zie uurd(e)
werde - onl. 'land aan water, eiland'. Zie wa(a)rd
werder, werthere - 'eiland, oeverland'
were, weer - in Noord-Holland de naam van een water.
were, weer (vr.) - onl., mnl. 'perceel'; gezamenlijke boerderijen tussen twee sloten gelegen.
were, weer (onz.) - mnl. erf, stuk grond in eigendom; hofstede; erf met hoeve en bijgebouwen.
were, weer, ware, werre (m. v. o) - mnl. sterkte, verschansing;
afwering, heg, dijk, wal;
visweer, een neerhangend net of gevlochten ijzerwerk tot het afsluitenvan water om vis in of achter te bewaren.
werf - vergader- of gerechtsplaats; kunstmatig opgeworpen hoogte in zeekleigebied
werf(a) - zie giwerbe
werfgast - scheepstimmerman
weritha - zie wa(a)rd
werk - vesting; vlechtwerk om vis te vangen
wers - slecht; links
wert - zie uurd(e)
-werth - nl. riviereiland; zie wa(a)rd
werthere - zie werder
werva, werve - zie giwerbe
werve - mnl. 'bewoonde hoogte, kasteelberg'
Wesseldijk: Oost-Nederlandse adresnaam van een voorvader die woonde aan de 'weg naar Wessel'. In het n.saks. is een dijk een 'weg'. Zie diek.
Wesselink: Patroniem bij de roepnaam Wessel. Zie Hekket en -ing, -ink. Wessel is een vleivorm van de germaanse naam Werinhart met de stammen 'bewaken' en 'sterk'.
Westen: Adresnaam van een voorvader met de betekenis 'van West'; hij woonde dan ten westen van een dorp of plaats. Genealogie moet uitwijzen waar dat dorp of die plaats zich bevindt/bevond.
Westerwelle: Adresnaam van een voorvader die woonde bij de westerwallen, in het ndsaks. westerwälle 'de westelijke verdedigingswallen'. Vgl. de straatnaam De Welle, 'de wallen' tussen de rivier de IJssel en de stad Deventer. Door de toevoeging 'west' lijkt dit de beste verklaring, anders zou ook de betekenis Welle 'bron' ('kwelle'; du. Quelle) in beeld komen.
Westdijk: Adresnaam van een voorvader die woonde aan de 'dijk ten westen van' een plaats. Het kan een echte dijk zijn geweest, maar ook een 'weg' die in het saks. ook veelal een diek, dijk werd genoemd.
Westerveld: Herkomstnaam van een voorvader uit een plaats Westerveld (1) óf een adresnaam van een voorvader bij een Westerveld 'een westelijk gelegen veld (akker)'(2). Ad 1:
Westerveld, gehucht 1 km ten z. van Zuidwolde (Dr). In 1913 waren er 248 inwoners.
Westerveld, gehucht 1 km ten nw van Sleen (Dr).
Westerveld, gehucht 2 km nw van Zuidlaren (Dr).
Westerveld en Groot Westerveld, boerderijen halverwege Hoevelaken - Voorthuizen (Gl).
Westerveld, streek halverwege Nijverdal - Wierden (Ov) z v.d. N35.
Westerveld, streek 1 km no van Tilligte (Ov).
Westerveld, boerderij 1 km ten w van Langenholte, 2 km ten n van Zwolle.
Westerveldbuurt in Oldebroek (g).
Westervelde, gehucht 2 km te zw van Norg (Dr). In 1913 waren er 202 inwoners.
Genealogie zal het verder moeten uitwijzen.
wetering - nl. afwateringskanaal, afwateringsbeek; zie watering, waarvan 'wetering' een nevenvorm is.
Weterkamp: Adresnaam van een voorvader die woonde aan een kamp nabij een 'water'. Weter is een nevenvorm van 'water'. Vgl. de familienaam Waterkamp.
wethe - zie wede en weithe
Wever, Wevers: Beroepsnaam. Het beroep van een voorvader, die 'wever' was, is zijn familienaam geworden. Zijn kinderen waren dus 'wevers-kinderen', vandaar de genitief 's' in de familienaam Wevers.
weijer, weyer, wijer - visvijver (zie 'wiër'); drinkplaats voor vee (zie ook 'wijer'). Het komt van het Latijnse vivarium (spr. wiewaarioem). In het onl. werd dat wiare, in het mnl. wiër, met als eindstation wijer of varianten daarvan.
Ook vijver komt van 'vivarium', maar is via het Frans onze taal binnengekomen. Het is ontleend aan het fr. viver, dat later in het fr. zelf vivier is geworden.
weyer - zie 'were'.
weze - grasland
-wich - eng. 'dorp, gehucht'; zie vic(h)
-wick - eng. 'dorp, gehucht'; zie vic(h)
Wichen, van: Herkomstnaam van een voorvader uit 'Wichen'; Wichen is de oude naam van Wijchen bij Nijmegen (Gld.).
wide - wide, wido, widu zie wede
wiede - door vervening ontstane plassen
wiel - kolkgat; zie ook waal
wier, wierde - nl. terp, door mens opgeworpen woon- of vluchtheuvel in laaggelegen land.
wiër, wijer, wijher, wihere - mnl. visvijver, poel
Wieringen, van: Herkomstnaam. Een voorvader die van het (vroegere) eiland Wieringen kwam was een 'van Wieringen' en hij, of althans een kind, heeft in 1811 die herkomstaanduiding als familienaam aangenomen. In mijn Aardrijkskundig woordenboek van Nederland uit 1913 staat: Wieringen 3061 inwoners, eiland en gemeente in Noord-Holland; kanton Helder; 3/4 uren oostelijk van den vasten wal van N.-Holland (de Anna Paulowna polder); hoofdplaats Hypolitushoef.
wiic - zie vic(h)
wijc - zie vic(h)
wijde - nl. 'ondiep meer'
wijer - visvijver (zie 'wiër'); drinkplaats voor vee
Wijer: Adresnaam van een voorvader wonend bij een visvijver. Een patronymische betekenis bij de roepnaam Wijer is ook mogelijk. (Zie Wijering, Wijerink). Het is een typisch Groesbeekse kernnaam.
Wijer, de; van de Wijer: Adresnaam van een voorvader wonend bij een visvijver of een drinkplaats voor het vee.
De familienaam de Wijer komt hoofdzakelijk voor in de regio Den Haag, Rotterdam en Utrecht; van de Wijer in Limburg en Branbant.Wijering, Wijerink: Twents patroniem met de betekenis 'de nakomelingen of het bezit van Wijer'. De helft (28x) van de naamdragers Wijering woont in Losser. De naam Wijerink is een sporadische, 2x in Twente. (Zie Hekket voor de uitgang -ing en -ink).
Wijerman: Adresnaam van een voorvader die bij een een wijer 'visvijver' (vaak ook drinkplaats voor vee) woonde en daar waarschijnlijk ook eigenaar van was.
Wijermars: Adresnaam van een voorvader wonend bij een visvijver (vaak ook drinkplaats voor vee) in een mars 'moerassig weiland'. Het kan ook de mars van de persoon met roepnaam Wijer zijn.
Wijers: Van of bij de wijer. Adresnaam van een voorvader wonend bij een visvijver. Een patronymische betekenis 'van Wijer' is ook mogelijk. (Zie Wijering, Wijerink)
Wijgerink: Een echt Groenlo's patroniem. Van de 12 bekende telefoonaansluitingen in 1996 waren er 9 in Groenlo en 1 in Eibergen. Zie Hekket en -ing, -ink. Betekenis: 'nakomeling van Wijger (Wichard)'. Zie vd Schaar.
wijk - nl. 'vestigingsplaats, dorp'
Wijma: zie Weima.
-wijnen - nl. 'weide'
wild - onontgonnen
Wilde, de: Eigenschapsnaam bij het mnl. bnw. wilde, wilt', wijldt, welt, weelt, welde 'woest, wreed; ongebonden, teugelloos; rondzwervend; zedeloos, gemeen' naar uitzien of gedrag van de eerste naamdrager.
Wilgenhof: Adresnaam van een voorvader stammend van de boerderij met de naam 'Wilgenhof'. Er is een boerderij de Wilgenhof in de Achterhoek, halverwege Keyenborg en Doetinchem.
Willigenburg: Adresnaam van een voorvader die woonde op of bij een verhoging 'burg' met 'wilgenbomen'. Misschien heeft ooit in Utrecht een versterkt huis met deze naam bestaan.
Willekes: Patroniem met de betekenis 'van Willeke'; Willeke is een koosnaam en verkleinvorm van Willem 'Wilhelm' (een germ. roepnaam).
Willems: Patroniem met de betekenis 'van Willem'; van Willem 'Wilhelm' (een germ. roepnaam). Zie verder 'van der Schaar'.
willer - fr. (Elzas) 'dorp'.
wilra - 'nederzetting'
wina - zie win(n)a
winde - bocht
winkel - hoek
te Winkel: Adresnaam van een voorvader die een boerderij stichtte in of aan een niet al te dicht bij het dorp liggende winkel 'hoek, m.n. in de Achterhoek. Er zijn meerdere boerderijen met deze naam, bijv.
De Winkel ten zuiden van Neede in het Spilbroek.
't Winkel ten oosten van Winterswijk in de buurtschap Henxel.
't Winkel ten zuiden van Winterswijk in de buurtschap Woold.
Winkelerhoek als streeknaam ten zuiden van Ruurlo, i.c. Bruil. In feite is dit dubbelhoek, een hoek in een hoek.
winne - weide
win(n)a - 'weide'
Winters: Bijnaam van een voorvader die tot famillienaaam is geworden met de betekenis 'van Winter'. Winter 'een persoon die bijv. vooral 's winters langskwam en goederen aanbood.
Wippert (De): Buurtschap in Laren Gld. die is afgeleid van een patroniem (z.a.) voordat er sprake was van diftongering; gebaseerd op de roepnaam Wigbert. De oude vorm is met i en door diftongering (z.a.) zijn ook vormen ontstaan als Weibert, Weipert (vgl. Vrieling naast Vrijling, Rikker naast Reiker, Giesler naast Geisler).
Wipstrik: Buurt in Zwolle waar vroeger een galg stond, nl. een wip (verkorting van 'wipgalg') met ook nog een strik (= strop, glijlus).
Een wipgalg is een soort van galg waarbij men aan een dwarsstuk de veroordeelde bij de op de rug gebonden handen omhoogtrok en dan snel weer naar beneden liet vallen, waardoor zijn armen vaak uit het lid raakten.
Vergelijk schop- of schupstoel, waarbij de stoel onder een veroordeelde in de strik/strop werd weggeschopt.wirde - nl. 'terp'; zie uurd(e)
wirf - mnl. ook werve 'bewoonde hoogte, kasteelberg'
wirf, wirve - zie giwerbe
wisch - weide
Wissing, Wissink: Patroniem (z.a.) bij de roepnaam Wisse (zie -ing, -ink, Hekket en v/d Schaar).
Wisseling, Wisselink: Patroniem bij de roepnaam Wisse(l),, van wis 'goed, wijs'. Zie verder suffix -ing, -ink en Hekket.
Wit, de: 1. bijnaam van een persoon met een witte haar- of huidskleur die tot familienaam is geworden.
2. bijnaam met een zinspeling op de kleur van de woning.Witjes: Patroniem met sterke genitief bij de gron. roepnaam Wietje met de betekenis 'van Wietje'. (Zie v/d Schaar)
Witteveen: Adresnaam van een voorvader die woonde in of bij het 'witte veen'. Mogelijke witte venen die daarvoor in aanmerking komen zijn in Ruinen (Dr), Westerbork (Dr), Haren (Gr), Peize (Dr), Haaksbergen (Ov), Tubbergen (Ov), Dalfsen (Ov), Raalte (Ov), Aalten (Ge), Tietjerkseradeel (Fr).
woerd - hogergelegen land in rivierengebied
wold - bos, zie woud; eng. 'woest heideland'.
wold(e) - nl. 'bos'; zie wald(a)
Wolfraad: 1. patroniem bij een heel zeldzame oudduitse persoonsnaam Wolfradus. In Duitsland kom je de vormen 'Wolfrath' en 'von Wolfradt' tegen. Er is een ridder Wolfradus von Stain in 1291 gedocumenteerd in de plaats Lorsch (nu aan de autobahn van Frankfurt naar Mannheim). Ten zuiden van München ligt de plaats Wolfratshausen.
Tweestammige germaanse naam met de leden wolf 'wolf' en rad 'raad(gever), hulp'.
2. Het zou ook een vernederlandste herkomstnaam kunnen zijn van iemand uit Wülfrath aan de Nederrijn. In de 11e eeuw heette deze plaats Wulverothe, Wolverothe, in 1265 Wulfrode en in 1413 pas Wülfrade. Gezien de zwakke genitief e in Wolve gaat deze naam terug op het rothe (gerode akker) van Wolfo (oude duitse roepnaam).Wohlrab: Een familienaam die een doffre vorm is van Wallrab(e) (z.a.).
Wolkorte: Ambtelijke verschrijving van Wolkotte, een eveneens Twentse familienaam. De 'r' voor een scherpe consonant wordt in het Twents niet uitgesproken, zoals hier kotte naast korte. Als je dat verschijnsel kent ben je geneigd dat bij het schrijven automatisch te corrigeren. Daar de schrijver niet aan kotte, kate dacht, maar aan korte is deze niet terechte 'r' ingelast; dit wordt een hypercorrecte 'r' genoemd. Een ander voorbeeld is de in het westen wonende famile met de naam van Oortmerssen 'van Ootmarsum'. Een herkomstnaam waar zeker niet de 'r' in behoort. Men dacht het correct te schrijven, maar is doorgeschoten, vandaar de term hypercorrect.
In het boek van G.A. Seyger (1999), De geboorte en bloei van het Twents als schrijftaal in de late middeleeuwen, drukkerij Verhaag b.v. Oldenzaal, (ISBN 90 800211 7 2) staat een transcript van een oorkonde uit 1434 waarin een Johan Waltkate wordt genoemd. Conclusie: Wolkorte is een verschrijving van 'de kate bij het wold, wald (bos)'. De bewoner heette dan een 'waldkötter' en ook dat begrip is tot famillienaam geworden.
Wondelgem: Dorpje dat nu is vastgegroeid aan Gent en dat in 966 Gundinglehem, 1130 Gundlegem, 1153 Gundelgem, 1210 Gondelghem, 1223 Wondelgem heette. Samenstelling van de Germ. persoonsnaam Gundilo verbonden met het verzamelsuffix -inga en heem, 'woonplaats van de lieden van Gundilo'.
Het gekke is dat de vorm met een w is ontstaan door 'ontromanisering'. Men dacht dat deze naam net als bijv. gué, guêpe, guerre en Guillaume, resp. wed, wesp, (land)weer (oorlog) en Willem, uit het germ. ontstaan was, dus klankwettig teruggevormd kon worden. Tja, ieder op zijn guise 'wijze, (n.saks) wieze'.Wondergem: Herkomstnaam van een voorvader uit het Belgische gehuchtje Wondelgem in Oost-Vlaanderen. Het lag tussen Evergem en Gent, echter nu reeds opgeslokt door Gent. De wisseling l/r komt regelmatig voor, bijv. vondel/vonder.
In 1587 wordt een Pieter van Wondergem in Domburg vermeld.Woning, Woninga, Wonink, Wonniger, Wonnink, Wooninck, Wooning, Woonings, Woonink, Wunning, Wunnink: Patroniem bij de roepnaam Wonne, Wunne. Het saksische ink heeft dezelfde waarde als het frankische ing en het friese -inga. Het betekent 'zoon van, nakomeling, afstammeling' en in dit geval van Wonne. Wonne is een eenstammige verkorte germaanse naam van Wonnebald of Wunnibald. Als eerste lid hebben we natuurlijk het vergelijkbare duitse die Wonne 'blijdschap, geluk'. De germaanse stam *wun is bijna identiek en betekent 'beminnen, tevreden zijn'. Als zodanig is het weer verwant met het ndl wonen, dat in principe betekent 'zich behaaglijk voelen, ergens lang blijven'.
Hekket (1975, z.a.) noemt de erven bij Vorden (1405) te Wanningh en Wonnynck; bij de Lutte (Losser) 1405 Woninghe; 1475 Wonninge en nu Wonniger. Variant van Wanink. Wonniger wil zeggen: de bewoner van het erve Wonnig, door toevoeging van het suffix 'er'.
wood - eng. 'bos'
Woorst, ter: Varianten van deze naam in de 19e eeuw in Eibergen 'Woerst' en 'Woerts'. Ter 'to der' duidt op een vr. z.nw., bijv. woert 'een stuk land waarop een hof met bijgebouwen staat'. Het is dan een adresnaam.
Van de 13 geturfden wonen er 6 in de Achterhoek.Wotherspoon: Angelsaksische bijnaam voor een 'ruzieachtig persoon' (afgeleid van hdu. widerspan 'recalcitrant, weerspannig'. Zie ndu. Wehrspohn en hdu. Wiederspahn).
woud - een woud was de benaming voor een zeer vochtig, zompig bos op veen of kleigrond. De woudgebieden lagen in laagten, waar de aanvoer van grond- en overstromingswater het ontstaan van moerassige wouden begunstigde. Het was er ontoegankelijk, woest en gevaarlijk. Als zodanig was een woud het tegengestelde van een lo (zie aldaar), dat juist tot bewoning noodde. Pas nadat men de techniek van ontwatering had geleerd, kwam de ontginning van de woudgebieden op gang.
Het laatste echte woud van Nederland, het Beekbergerwoud, is in de 19e eeuw gerooid.
Het woord woud gaat via wold terug op het germ. *walthu (vgl. du. Wald). Het heeft niets te maken met het Nieuwengelse wood, want dat gaat terug op het germ. *widu 'hout'.
wrde wrt(h), wurd, wurth - zie uurd(e)
wright - en. voor 'maker, werker', bijv. in Wheelwright 'radmaker, smid', Cartwright 'karrenmaker' of Wainwright 'wagenmaker'. Vroeger kende het nl. ww. werken een sterke verbuiging, nl. werken - wrocht - gewrocht met daarbij (1350) het nu nog sporadisch gebruikte znw. gewrocht 'werkstuk'.
wrocht - omheining
Wtenhaen: Een familienam die is ontstaan naar de beeltenis op het uithangbord dat men voerde. De betekenis is 'Uit den Haan'; de W = Uu.
Wtenhamme: geografische naam die familienaam is geworden. De betekenis is 'uit den hamme', bij mnl. ham(me) (m.) 'bocht in een water, inham'; de W = Uu.
Wübbels: een patroniem met sterke genitief, nl. van Wübbel, Wubbe, Wobbe. Een fr. vleivorm bij Wülber(n), Wulber, Wulbert, Wulbod, Wulbrand. Deze namen kwamen alle zo rond 1275 in Rostock, Hamburg, Bremen en Lübeck voor. Net als Wobbe hoort bij Wolbert, Wolbod, Wolbrand, resp. bij Wulburg (Wolburg). Zowel mann. als vr. verg. Wubbeke = Wolburgis (Zeven, 1482) als Wubbe (vr.) 1370 Bremen, maar Wubbeke (manl.) (1428 Oldenburg). Zo is er ook het fr. patroniem Haye Wubbena (fr. hoofdman, 1397). Vgl. Wübbe, Wübbers, (d.i. Wulberts), Wübbler, Wübbeling, Wübbena, Wübken, Wübker.
Wubben: Patroniem met de betekenis 'van Wubbe'. Voor "Wubbe', zie 'Wubbels'.
Wullen: met variant Wüllen is een toponiem dat tot familienaam werd. De naam komt van de plaats Wüllen bij Ahaus (Dtsl.) of Wullen in Kr. Hörde. Volgens Bahlow is wul, wol, wal, wel, wil een oud waterwoord net als in Wullenbruch. Ik heb meer de neiging het te zien als een gereduceerde onl. beroepsnaam wullenwever 'wolwever'. Genealogie moet hierin uitkomst bieden.
Wunnink: varianten Wunning, Wünning. Het is een patroniem met -ing-constructie (z.a.) bij de voornaam Wunn(e), Wünn(e), een oude friese persoons-naam. In Hamburg 1293/88 Wunno, Wonno en met k-suffix Wünnecke, Wüncke (in Hbg. 1266 Wunnike, naast de volle naam Wunnerus 1252. Heden alleen als familienaam. (Zie ook Woning)
Wuust, (de): herkomstnaam uit buurt in de gemeente Doodewaard (Gld); van mnl. woest(e) 901-1000 ~Lat. vastus (eenzaam en verlaten, lomp).
wyrd - zie uurd(e)
Inleiding + letteroverzicht