: Canadese plaats die is vernoemd naar de Britse ontdekkingsreiziger George Vancouver. Hij kwam oorspronkelijk uit Nederland en heette daar Van Coevorden. Reden dat men in Richmond (Vancouver) bij de Olympic Oval een replica van de Coevordense stellingmolen De Arend wil plaatsen.Achternamen op V
vaalt - omheinde ruimte
vaen, vaengrond - lokale uitspraak (Gorssel) van 'veen, veengrond'. Zie 'venne'.
vaara - Fins (Zw.) 'beboste berg'
vaar(t)dijk) - weg langs een vaart. In Den Ham (Ov.) is een weg die nog de oude naam 'n Vaordiek draagt. De weg is inmiddels omgedoopt tot Janmansweg. Hier heeft zich een vergelijkbaar iets voorgedaan als bij het paar du. Zaun en nl. tuin, in de ene streek heeft men de afrastering (Zaun) als richtbegrip gehouden (vgl. Sallands toenwaand en toenhamer) en in de andere streek 'het omheinde', de tuin, hetgeen in het en. is uitgegroeid tot town 'de omheinde (stads)ruimte'.
In Oost-Nederland is veelvuldig een afwatering gegraven, dan wel een dam uitgegraven tegen opdringend water, waarna de opgeworpen wal als (karre)weg ging dienen.
Ook hier is er begripsverschuiving tussen 'opgeworpen dam' en 'gegraven sloot, vgl. vijver vs. Teich), Werder (riviereiland) vs waard (rivierweide met hoogtes) of wat dies meer zij. In het oe. is een dic nog een 'dam, sloot, kanaal', maar in het ne. is er al onderscheid tussen dike 'dijk' en ditch 'sloot', ofschoon ze op hetzelfde woord dic zijn terug te voeren, zij het op niet formele etymologische basis (Kluge).
Vaart is natuurlijk de sloot waarlangs het water stroomt (= gaat = vaart). Het hoeft niet per se te betekenen dat hierlangs ook gevaren moet worden.Vaarwerk, te: Herkomstnaam van de Hof te Vaarwerk bij Eibergen. Varianten van deze naam zijn Farwerck, Scholten Vaarwerk, Vaarwerk, Ten Vaarwerk, Ter Vaarwerk, Voorwerk, Vorwerk. In 1947 waren er 96 naamdragers 'te Vaarwerk', 53 in Ov., 35 in Gld., 1 in Z-Holl., 7 in N-Brabant. Voor meer info:
B.H.M. te Vaarwerk, 'De Hof te Vaarwerk bij Eibergen', in: OTGB 3 (1986), nr. 2, p.35.
vær - No. 'vissersplaats'
våg - No. 'baai'
vak - omheining
val - It.+ Fr. 'dal'
Valet: 1. Franse beroepsnaam met de betekenis 'bediende'. Van fr. valet 'bediende' in welke vorm dan ook, bijv. schildknaap, kamerdienaar, lakei, boerenknecht.
2. Mogelijk ook als bijnaam voor een kaartspeler, want le valet is ook 'de boer' uit het kaartspel.
vall - Zwe. 'wal, dam; weide'
valla - Zwe. 'wal, dam; weide'
valle - It. Sp. 'dal'
vallée - fr. 'dal'
valley - eng. 'dal'
valli - It. 'dalen; moerassen'
vallo - It. 'wal'
vanc - omheind stuk land
vaort - vaart (zie vaar(t)dijk)
Vancouver
Vasalis: Gelatiniseerd pseudoniem van de meisjesnaam van de Nederlandse dichteres Margaretha Droogleever
Fortuyn - Leenmans.
Vasallus, -i, 'leenman, vazal'.
Veen, van der: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'veen'. Van het mnl. veen, vene 'turfgrond, veengrond'.
ter Veer: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'overzetveer'
Veldhuis: Adresnaam. Familienaam van een voorvader wonend op of bij een 'huis in het veld'.
Ven, van der: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'ven'. Het mnl. ven, venne, vinne betekende: 1. veen(land); 2. waterig stuk land, weide. In NB is een ven een meertje met helder water.
Vendermeulen: Vlaamse adresnaam voor een persoon die woonde bij of werkte in een molen; van der Molen is de nl. tegenhanger.
Vendrig, Vendrik: Beroepsnaam voor de (1546) venderick 'vaandrig, vaandeldrager'.
Verhees: 1. Adresnaam waarbij voorzetsel en lidwoord zijn samengetrokken met
het zelfst. naamwoord. Oorspronkelijk van der hese. De familienaam van een
voorvader die woonde bij een hese, onl. voor 'kreupelhout, bosje met struikgewas',
van het germ. *haisjô met dezelfde betekenis.
2. Herkomstnaam van een voorvader uit Hees (Ut), Heesch (NB),
De Hees (NB), Heeze (NB) of nog een andere woonplaats waarvan de
naam stoelt op het onl. hese (zie hiervoor).
Vermaas: Herkomstnaam met de betekenis 'van der Maas'. Er zijn veel plaatsnamen met daarin het onderdeel Maas. Bijv. De Maas is een gehucht in Geullle (Li) óf een gehucht in Oeffelt (NB).
Verwoolde: Adresnaam waarbij voorzetsel en lidwoord zijn samengetrokken met het zelfst. naamwoord. Oorspronkelijk van der wolde. De familienaam van een voorvader die woonde bij of in een wold 'vochtig bos'. Zie woud. In 1996 waren er 28 telefoonvermeldingen onder deze naam vnl. in de regio Deventer. Zou de plaatsnaam 'Terwolde' debet zijn geweest aan deze naamgeving of was de voorvader pachter onder het landgoed Verwolde bij Lochem?
Videler: Beroepsnaam voor een 'vioolspeler'; van het mnl. vedelaer, videler 'vioolspeler'. Zie Fiedler.
Vincent: Patroniem bij de van oorsprong latijnse roepnaam Vincentius; van het lat. vincere 'overwinnen', waarvan het onvoltooide deelwoord (participium praesentis) vincens, vincentis 'overwinnend(e)'.
Vink:
1. Voornaam als geslachtsnaam. Van m. Finke, Vink, Vinco en
de friese vr. vorm Finkje. Kan van de vogelnaam zijn afgeleid,
maar er zijn ook andere mogelijkheden (zie v.d. Schaar, Prisma -
Voornamen).
2. Als gereduceerde beroepsnaam van een 'vogelhandelaar in o.a.
vinken'.
3. In West-Nederland kan de oorsprong handelaar of graver van
vinke 'lichte turf' zijn (vgl. Vinkeveen); ook dan een
gereduceerde beroepsnaam.
Vladivostok
: Russische plaats aan de Baai van de Gouden Hoorn aan de Japanse Zee met de
betekenis 'beheers het oosten'. Van ru. vladi, vladika 'heers, heerser' en
vostok 'oost'. Vgl. roepnaam Vladimir 'heerser der vrede'; mir 'vrede'.
Vlaswinkel: Adresnaam van een voorvader die woonde aan een winkel ('hoek'), waar vlas werd verbouwd óf hij had thuis een hoek (de uiteindelijke betekenis van onze winkel) van waar uit hij vlas verkocht.
Vliet, van:
1. familienaam op basis van een waternaam Vliet. Het mnl. vliet
betekent 'vloeiend of stilstaand water'. De Grote Van Dale:
a. stromend water van beperkte omvang; synoniem: rivier, beek
b. ondiep water; synoniem: kreek, inham
b1. (gewestelijk) ben. voor de bekade inhammen van de Schelde
c. stroom, stroming
2. het kan ook een herkomstnaam zijn, want er zijn nogal wat Vlieten in Nederland.
Voorbeelden:
Vliet - polder en buurt in de gem. Haastrecht (Z-H);
De Vliet - buurt in de gem. Zoeterwoude (Z-H);
De Vliet - buurt in gem. Moordrecht (Z-H);
De Vliet - huis in gem. Assendelft (N-H);
Het Vliet - buurt in de gemeentes Wonseradeel, Leeuwarden en Franeker;
't Vliet in Amersfoort (Ut.);
Het Vliet in Scherpenzeel (Gld.) en
De Vliet in de gem. Oss (N-B).
Vondel: „Joost van den Vondel (aldus Brandt), die door zijn Nederlandse dichten meestal de dichters van zijn eeuw te boven ging en alleen met den drossaard Hooft om de laurier streedt, had een vader met dezelfde naam, schrander van geest, een hoedstoffeerder te Antwerpen, daar hij geboren was en woonde. Zijn toenaam Vondel betekent in de Brabantse taal een kleen brugsken, ’t welk de Hollanders een vlunder noemen, en van rijs of tienen gevlochten, gebruikt wordt om de sloten en nauwe vaarten te vloeren, en tot overgang te dienen.”
Vondel’s grootvader van vaders kant woonde eveneens in Antwerpen en was Katholiek, zijn vader daarentegen werd doopsgezind en week om ’t vervolgh naar Keulen.
Vondel’s grootvader van moeders zijde was Peter Kraen (eveneens Craen of Cranen genoemd), een knopenmaker. Zijn moederlijk grootvader Peter Kranen, ook een Antwerpenaar, werdt in zijn tijd onder de Brabantse poëten geteld, die naar de wijze van Cornelis van Ghistele, en van Jan Baptiste Houwaart, de rhetorica, gelijk men toen de dichtkunst noemde, hanterende, onder dat slag van Rijmers in achting was: zo dat de drossaard Hooft tot Vondel placht te zeggen; dat gij een rijmer zijt, hebt gij van uwen grootvader Kranen.
Vondel is dus een adresnaam van een voorvader die woonde nabij een vondel, vonder of vlonder.
Vonk, Vonke, Vonken etc:
Beroepsnaam waarbij de gebeurtenissen tijdens het werk maatgevend zijn geweest.
Hier betreft het 'de smid'.
In 1996 geeft het telefoonboek de volgende varianten:
2835x Vonk, 7x Vonke, 1x Vonkelman, 48x Vonkeman,
1210x Vonken, 9x Vonkerman, 7x Vonkert, 85x Fonk, 20x Fonke, 3x Fonkel, 81x Fonken,
48x Fonkert, 115x Vonck, 456x Voncken, 1x Vonckx, 39x Funk, 78x Funke, 23x Funken,
6x Funck, 70x Funcke, 22x Funcken, 1x Funcker.
Funcken, Vonken betekent 'van de Funcke, Vonke', dus 'van de smid'.
Vooren, van de:
Een lastig te verklaren naam die me een dag zoekwerk kostte. Allereerst pak ik dan
de telefoongids cd-rom van 1996. Liever had ik er een uit het jaar 1900 gehad, maar
ja, het zij zo. Dat leverde, door eigenhandig wat regioclusters te maken, het
volgende resultaat:
4x Groningen 7x Overijssel
Noord-Holland:
18x Amsterdam 16x Haarlem 19x buiten genoemde
Zuid-Holland:
23x Rotterdam 17x Leiden 12x Gouda 9x Den Haag
Gelderland m.u.v. de Betuwe:
13x Nijmegen 12x Arnhem 11x Ede/Wageningen 3x Apeldoorn
Utrecht:
14x Utrecht 16x daarbuiten
Noord-Brabant:
4x Eindhoven 7x daarbuiten
Het stroomgebied van de grote rivieren (een wat verlengde Betuwe):
Willemstad (1), Strijen (1), Zwijndrecht (1), Dordrecht (3), Rhenoy (1),
Heesselt(1), Amerongen (1), Rhenen (1), Wageningen (1), Renkum (1), Doorwerth (1),
Heeteren (2), Driel(2), Kesteren (2), Ochten (2), Opheusden (2), Dodewaard (2),
Hemmen (1), Zetten (2), Andelst(3) en Beuningen(2); in totaal 32x.
Hieruit is bij lange na geen kernnaam (z.a.) te destilleren, maar toch, relatief bekeken
spant genoemd stroomgebied de kroon.
Wat me ook verbaasde dat er steeds sprake is van 'Vooren, van Vooren, van
de Vooren'.
Van de familienamen Vooren en van Vooren moet ik nog apart
studie maken.
Grasduinend in De Grote Atlas van Gelderland/Betuwe (Wolters-Noordhoff,
1991, 1:25.000) viel mijn oog op het gehucht Voorne (Gem. Heerewaarden)
met een huis De Voorn.
Wat nog meer trok was dat er een deel van een fortificatiewal ligt waar de naam
Landpoort bij staat (even ten noorden daar weer van, maar dat doet nu niet ter zake,
het gehucht Veluwe). Berkel en Samplonius (1995) in hun Prisma van de
Nederlandse plaatsnamen, ISBN 90 274 4059 X, brachten uitkomst. Zij schrijven:
Voorne, 1377 Voern, die Voeren; 1645 Schantz Voorn; oorspronkelijk
een eilandje bij Heerewaarden, dat ca.1700 door een dam aan het vaste land
verbonden werd. In 1599 werd hier door Prins Maurits een fort gebouwd, dat in 1672
door de Fransen is gesloopt. Betekenis onbekend.
Ik meen nu met enig recht te kunnen zeggen dat 'van de Vooren' een herkomstnaam is.
Het vestingwerk vereiste de nodige manschappen en deze zwermden uit na de
ontmanteling ervan; zij waren herkomstig van die Voeren (NB. de e is een
verlenging van de o).
Gezien familienaam Voorendonk, waarbij donk hoogte bij een moeras of
in een rivierengebied' betekent, zou het wel eens betrekking kunnen hebben op een
'watervoerende moerasarm' of 'bevaarbaar moeras', rond het eilandje.
Voeren stond vroeger causatief naast varen, dus als 'laten varen',
net als 'drinken naast drenken 'laten drinken', 'vallen' naast
vellen 'laten vallen'.
De familienaam van Vooren is bijna inheems te noemen in Zeeuws-Vlaanderen.
Geen wonder met Voorne in de buurt. België (tel. gids 1996) telt 628x van
Vooren met een concentratie tussen Gent en Brugge (zie Geonome België).
Voortman: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'voorde', een doorwaadbare plaats in een
waterloop op de zandgronden.
Geturfd: 725, waarvan ruim 500 in Oost-Nederland met als uitschieters: Rijssen 125 en Deventer 70.
Vos: Bijnaam die in 1811 tot familienaam is geworden. Meestal duidde de naam op een 'roodharige', heel soms op een 'leperd', een 'slimme'.
Voskamp: 1. Herkomstnaam van een voorvader uit de buurt van de boerderij Voskamp onder Vorden (Ge).
2. Adresnaam van een voorvader die woonde bij of op een 'kamp' (z.a.) die eigendom was van
een persoon '(de) Vos' óf een kamp waar de diersoort vos voorkwam.
Voûte: Franse schrijfwijze van het nl. voute stammend van het vlat.
volvita dat 'gewelf' betekent; van het lat. volvere 'rollen, wentelen'.
Het mnl. kent hier verschillende schrijfwijzen
nl. vaut(e), vout en faut(e). Een vrouwelijk zelfst. nw. voor
'verwelf'.
Vauteren, vouteren is het overgankelijke 'overwelven'. Een vouthangel is
een haak of een hengsel om in een gewelf iets op te hangen. Een voutekamer is
gewestelijk nog een opkamer, nl. een kamer op het gewelf van de er onder liggende
kelder. Het verwelf, verwulf, verwelfsel of verwulfsel is datgene dat
overwelft, dus het gewelf of de boog. In Ezechiël 16:24 staat: dat gij u een
verwelfsel gebouwd hebt, en u een hoge plaats hebt gemaakt in elke straat.
Het fra. voûte (uit te spreken als 'voet') 'gewelf, boog, koepel' komt in
meerdere uitdrukkingen voor (zie woordenboek).
1. Voûte een adresnaam van 'degene die bij, onder of op een gewelf woonde' of
'een voutekamer bewoonde'.
2. Als het een verschrijving is van voûté met een weggevallen accent aigu,
dan is het een eigenschapsnaam. Voûté 'met kromme rug, gebochelde'.
Vgl.volte, via het Ital. volta 'zwenking, wending'.
Vrielink: Zie Frijling, Frijlink.
de Vries: Herkomstnaam van een persoon uit Friesland of van Friese voorouders.
Vriezen: Patroniem met zwakke genitief met de betekenis 'van Vrieze' of 'van Fries', het lag er maar aan hoe scherp de beginletter bij de naamsaanneming in 1813 werd uitgesproken. De roepnaam is wel afkomstig van de volksnaam van de Friezen, maar de etymologie is onzeker.
Vroom, de: Bijnaam die tot familienaam is geworden met de betekenis 'van de krachtige'. Van het mnl. vrome 'flink, krachtig, krachtig van geest; dapper, moedig; rechtschapen, braaf'.
Vrugteveen: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'afgerasterd veen'; van nsaks. vrugte, vruchte, vrochte 'afrastering', vgl. mnl. wrechte 'omheining'. Een 'wrechte' maken kostte kennelijk nogal wat werk. Dit znw. is verwant met het ww. wrochten, wrochtte, gewrocht '(hard) werken'. Overigens kan de idee van zwaar werk een indruk zijn die Stijn Streuvels bij me heeft achter gelaten: "Mensen wrochtten gebogen met de handspade die ze in en uit de eerde staken". Zie ook de Engelse vormen Cartwright, Wainwright resp. 'kar- en wagenwrochter', dus wagenmakers.