Achternamen op T
-t: Uitbreiding van de uitgang -er met een secundaire, dan wel anorganische letter. Anorganisch wil zeggen dat deze toevoeging geen etymologische basis heeft óf zoals de 'van Dale' aangeeft: 'vreemd, niet tot de structuur van het betrokken woord, niet tot de stam behorend'.
Dit is bij meerdere naamstypen, die op -er eindigen, het geval.a. Bij roepnamen: Hilgert < Hilger van het germ. hiltja + gēr,
Achternamen op -ert zijn vooral kenmerkend voor Silezië en het oost-middelduitse gebied.
b. bij herkomstnamen: Steinert < Steiner (uit de veel voorkomende plaats- en veldnamen Stein, Steine, Steinau),
c. bij beroepsnamen: Beckert < Becker,
d. bij bijnamen: Kleinert < Kleiner.
T'ai-wan: Zie Formosa.
tanah - Indon. 'aarde'
Tanah tinggi: De naam van een woning aan de Kranenkampsweg tegenover abdij Sion tussen Deventer en Wesepe / Raalte. De betekenis zal zijn ons 'hoge (= ideale) plekje', van tanah Indon. 'aarde' en tinggi 'hoog, hooggeplaatst'. (Tanah datar ('effen') tinggi óf dataran tinggi 'hoogvlakte'; dataran rendah 'laagvlakte' en niet te vergeten de eerste regel uit het volkslied tanah airku, waarin het suffix ku 'mijn' betekent en tanah air = tanah tumpah darah 'geboortegrond'; van tanah 'aarde', air 'sap, water', tumpah 'storten' en darah 'bloed'.)
tang, tange - benaming voor een 'zandrug' in hoogveengebied; verwant met tong 'landtong'. Het mndu. tange 'Sandrücken zwischen Mooren und Sümpfen'.
'Tang' in toponiemen:
- 1350 tgoet ter Tanghe (= Tanghof), enz. Topografisch gaat de betekenis zandige hoogte op, gelegen tussen de Mandoerse Beek en Babbelkroonbeek [R. van Passen, Toponymie van Kontich en Lint, Gent 1962, p 571].
- Twee huisnamen in Antwerpen: de tanghe en thantvat (1436) [in: Naamkunde jrg 9, p 234].
- Tange - zandige hoogte, vgl. ags. tang 'tongland aan een rivier'; bekend in Westerwolde en Oost-Friesland, vgl. Boertange, Zandtange, Kaltentange (Du.) enz. Verder bij Maasbommel: 4 mergen lants op der Tangen, 1403 [Schönfeld-1970, p 122].
- Perceel onder Alfen, grens Maasbommel, ivm. vorm of zandtong [MVN jrg 42, p 75].
- De Tang, gem. Spijkenisse ZH, kadasterkaart sectie E2, slechte grond [Veldnamen MI].
- Vgl. NNN: toponymisch element tang: dekzandrug in het veen (Westerwolde); Tangerhof te Blerick, Tangerskamp te Didam.Tangelder: Op de site van het Meertens Instituut staat als vermoedelijke verklaring dat het een equivalent zou zijn van de Duitse namen Tengler en Dengler: Een beroepsnaam voor iemand die zeisen scherpt met een klophamer. Mijns inziens ligt dat voor een van oorsprong Achterhoekse naam wel erg ver weg, nl. Zuid-Duitsland.
Van noord naar zuid is in Duitsland de benaming voor het haren van zeisen 'haren, kloppen, dengeln, tengeln'. Bij een Zuid-Duitse voorouder die 'Zuwanderer' was zou bij de naamsaanneming in Nederland de ingeslopen 'd' zeker niet opgetreden zijn. Sterker nog, de uitgang -lder, -ler is gewoon de Oost-Nederlandse uitspraak van de uitgang -laar, kortom het betekent Tangelaar.
Afgezien van deze uitleg blijkt er ook een buurtschap Tangelder in de gemeente Herwen (Gld.) te zijn. Dus is er eerder te opteren voor een herkomstnaam, met name doordat de familienaam in 1947 nog het vaakst voorkomt in Gelderland.
Hoe komt de buurtschap Tangelder dan aan haar naam. Waarschijnlijk als volgt.
Bij (plaats)namen moet men er in Oost-Nederland ook op verdacht zijn dat een begin-n of begin-t vaak het restant vormt van het voorafgaande lidwoord. Voorbeelden: Noeverman (was 'den Oeverman'), Nevenzel (was Neversel, den Eversul), Tazelaar ('t Hazelaar; de naam 'Hazelaar' is even frequent), Teikotte (was 'het Heikotte').
Hier zullen we te maken hebben met het (H)angelaar (Gelderse uitspraak) of het (H)engelaar (Sallandse uitspraak; overigens de achternaam Tengeler is er ook) met de betekenis van "het hegen- of heggenlaar". De uitspraak van heggen was of is nog steeds (h)èèngn.
De betekenis van Tangelder is 'het laar omgeven door (voor vee niet doorgankelijke) hagen of heggen'. Uiteindelijk dus een adresnaam voor een voorvader die zich direct of indirect vestigde bij 'een open plek' of 'open plekken' door 'hagen omgeven'.-tange - zandrug in hoogveengebied
tangi - IJsl. 'bergtop'
tanjung - Indon. 'kaap'; bijv. Tandjungpriok (N.B.: oude spelling), nu Tanjungperiuk , de haven van Djakarta, met periuk 'pan-, pot(vormig)'.
Tank, Klein Tank, Tanke, Oude Tanke, Tankens, van Tankeren, Tankink, Taankink: Tank, Tanke uit een verkorte vorm van een roepnaam gevormde familienaam, die met het naamdeel thank begint (bijv. Dankward).
Oude en Klein duidt op afgesplitste erven.
Tankens is een patroniem met dubbele genitief bij de voornaam Tanke. Van Tankeren adresnaam bij het bezit van de familie van Tanke.
Taankink, Tankink de saksische vorm van het patroniem, 'zoon, afstammeling van Tanke'.
Telefoonboek van 1996:
Tank 17x (Eibergen/Beltrum); Tanka 2x (Amstelveen/Utrecht); Tanke 116x (Hengelo/Oldenzaal); Tankens 8x (Andel/Betuwe); van Tankeren 36x (Venlo); Tankink 101x (Keyenborg/Harreveld); Taankink 14x (Doesburg); Klein Tank 36x (Lievelde/Lichtenvoorde); Oude Tanke 11x (Haaksbergen).Tapperath: Duitse bijnaam in zinsvorm met de betekenis 'ich tappe (= zapfe) Rath'. Of daarbij een knipoog is gemaakt naar tappig, täppisch 'stuntelig' is niet uit te sluiten, evenmin als naar de 'alcoholische tap'. Vergelijk: Schaffrath, Gutenrath.
targ - Pools en Bulgaars: 'markt'; vgl Roemeens târgu 'markt'
Tasdemir: Turkse bijnaam met de betekenis 'ijzeren kelk'. Van het Tu. demir 'ijzer' en tas 'kelk'.
Taupe: Franse beroepsnaam voor 'mollenvanger'; van fra. taupe, 'mol, mollenvanger'. Zie ndl. familienaam Mol.
Tazelaar: Adresnaam van een voorvader die woonde bij 'het Hazelaar', een laar 'open plek' met veel hazen. Er zijn meerder gevallen bekend waarbij de lidwoord 't' of 'n' in de naam is geslopen door met name de dialectuitspraak.
Voorbeelden zijn: Teikotte (het Heikotte), Tengeler (het Heggenlaar, naast Hengelaar), Noeverman (den Oeverman).
Naast deze naam Tazelaar staat de achternaam Hazelaar. Denkelijk staat de naam Dazelaar voor 'de hazelaar' (heel misschien ook 'dassenlaar' met de bijbehorende familienaam Dasselaar).
-te - Zelfstandige nw. die op dit suffix eindigen zijn vrouwelijk. De mv-vormen eindigen in de gesproken taal meestal op een '-s', in de geschreven taal doorgaans op '-n', bijv. dieptes, diepten.
Het suffix -te is ontstaan uit het mnl. -(e)de, bijv. stercede, stercde, sterkte, waarbij, nadat de -e- was weggevallen, na stemloze of stemloos geworden medeklinkers -de overging in -te.
1. achtervoegsel waarmee van bn. zn. worden gemaakt:
breedte, diepte, dikte, drukte, duurte, hoogte, leegte, snelte, sterkte, zwakte.
2. achtervoegsel dat in combinatie met het voorvoegsel ge- verzamelnamen maakt (zgn. collectief mv)
gebeente, gebergte, geraamte, gevogelte.
tebing - Indon. 'steile helling'
Teel, Teela, Teeld, Teelders, Teelen, Teeler, Teeling, Teelken, Teelker: Patroniemen bij de roepnaam Teel. Hekket (z.a.) denkt de naam afgeleid van de oude voornaam Tilo, een samentrekking van Thidilo. Zie verder 'van der Schaar Woordenboek van Voornamen (Prisma 1993)'.
19x Teel - met een concentratie in Wormer (NH) 23x Teela - zwaartepunt Goor/Rijssen (Ov) 4x Teeld - vnl. Enschede (Ov) 1x Teelders - Schiedam 55x Teelen - vnl. Oost-Ned. langs Maas, Rijn en IJssel 12x Teeler - Maas/Merwede-gebied in ZH. 93x Teeling - het gros in de kuststreek van NH en ZH 18x Teelken - waarvan de helft in de prov. Groningen 6x Teelker - waarvan 4 in NHGezien die oude voornaam Tilo - Thidilo, hetgeen ook blijkt, zijn er veel varianten onder bijv. Telle / Tiele en Tille te vinden (zie aldaar), althans voorzover deze niet met resp. 'bouwland' en 'brug, ophaalbrug (op-til-bare brug?)' van doen hebben.Teeselink: Zie Teselink.
tegal - Indon. (Jav.) 'onbevloeide akker'
tegel - dakpan, tegel
Tegeder, Teger: Beroepsnaam. Een tegeder was een 'gerechtsbijzitter; keurnoot'. Het 'd'-verlies is als bij 'weer' van 'weder' (vgl. en. weather en du. Wetter).
Teisterbant: Ook Testerbant was een gouw (= streek = bant) die voor het eerst genoemd wordt als Pagus Testerventi en is gelegen tussen Lek en Maas ten Westen van de Betuwe en ten Noorden van de Pagus Texandrië (Toxandrië), waarmee het in de 10e eeuw verenigd werd. Walter, de zoon van Gerulf van Friesland (zie ald.) was eind 9e graaf in Teisterbant. In de 11e eeuw kwam Teisterbant voor een deel bij (1e) het bisdom van Utrecht en voor een deel bij (2e) Brabant (t.w. Tiel,Zandwijk en Heerewaarden) en voor een deel aan (3e) Gelre (de Bommelerwaard).
709 Teisterbant, naam van een bestuursdistrict (gouw) in het Middennederlandse rivierengebied, als zodanig voor het erst genoemd in 709. In dat jaar is er sprake van Berne, gelegen in pago Testerenti super Mosam.
772 Een oorkonde vermeldt dat de abdij Lorsch bezit had in pago Testrebenti. Later spreekt men van 'Teisterbant', dat de Bommeler- en Tielerwaarden omvatte en zich uitstrekte ten noorden van de Linge. Ook Heusden en omgeving behoorden tot Teisterbant, waarvan in de 11e eeuw het graafschap Teisterbant een deel vormde.
776-784 Alberik I (Adebricus) abt van St. Salvator wordt bisschop. De grenzen van het bisdom liggen zo ongeveer vast. Bezittingen:
- grootste deel van Friesland
- de omgeving van de hoofdstad Utrecht
- Teisterbant (een bant 'gouw' tussen Maas en Lek; Bommeler- en Tielerwaard)
- Betuwe
- Veluwe
- Salland en Twenthe
- Drenthe tot voorbij het tegenwoordige Groningen.
tel - Israël 'heuvel'
telg - tak
Tellings: Patroniem met een sterke genitief van de naam Telling, waarvan de laatste vorm weer een Frankische vorm is van de roepnaam Telle; zie -ing. De Friese roepnaam Telle komt van een tweestammige Germaanse naam waarvan het eerste lid diet. 'volk' is. Zie verder 'vd Schaar - Prisma Voornamen'.
De vorm Telling komt vooral in Holland 19x voor, 22x Tellinga vooral in Fr., 1x Tellingen in Dwingelo, 199x van Tellingen in Midden-Nederland en 36x Tellings met een neiging naar het Brabant en Limburg.
Telling is een huis in Hummelo (Gld.) ca 1,5 km ten nw van Hoog-Keppel (B.J. Hekket (z.a.) beschreef dit huis in zijn Oost-Nederlandse Familienamen. De vaakst voorkomende vorm van Tellingen wijst misschien naar de herkomst van deze boerderij, waarvan de grootte in het verleden de gelijkenis met een gehucht kon evenaren.
Er doet zich hier een analogie voor met naam van Tellingstedt (Kreis Dittmarschen in Schleswig-Holstein), waarvan de naam geduid wordt als 'de stede van de lieden van Tello' (zie Wofgang Laur - Historisches Ortsnamenlexikon von Schleswig-Holstein).
teluk - Indon. 'baai'; Maleisisch: telok
tembaga - Indon. 'koper'
Temming: Patroniem bij de roepnaam Tammo/Temmo en bij Timo. Verkorte tweestammige germ. namen waarvan het eerste lid dank- 'geest, gedachte' en het tweede lid met een -m begon. Bij Timo zou als eerste lid diet 'volk' passen. Zie -ing, -ink.
Een overzichtje van de telefoonaansluitingen in 1996 en de streek waar de naam het meest voorkomt.16 Tamming Drente 313 Tamminga Frielsland, Groningen 1 Temminch Eindhoven 98 Temminck Betuwe 119 Temming Achterhoek 9 Temmingh Drente, Overijssel 13 Temminghoff Twente, Achterhoek 358 Temmink Overijssel, Achterhoek 6 Timminga Groningen
Tempel: In 1850 een gemeente zonder inwoners en zonder burgemeester, nu deel van van de gem. Reeuwijk (ZH). De naam is waarschijnlijk te danken aan een puntvormige marke. Timp(e), temp(e), tomp(e), tump(e) 'punt' en timpel, tempel, tompel, tumpel 'puntvormig'.
In dit voormalige veen- en rivierlandschap is een verbinding met het mnl. tempel (1643) 'klep of schoor, stut aan een sluis(deur) 'ook niet uit te sluiten. Het mnl. tempelen (1504) betekent 'de klep in de sluisdeur openzetten' ofwel 'de schoor verstellen'.
N.B.: Schoren of stutten zijn te vergelijken met het spanhout (lat. templa) over de sparren van het gebouw (dé tempel) waartussen het aantal en de richting (liever niet naar 'links' i.e. sinister) van de vogels werd geteld om daaruit voorspellingen te kunnen doen.
In aansluiting op sluis en water zou ook een relatie mogelijk zijn met het nederdu. tümpel 'draaikolk, maalstroom' dat pas later (na 1600) de betekenis 'plas, poel' kreeg. Woeste stromen in ons toen vlakke veenlandje ligt ook niet voor de hand, bovendien zijn er meerdere "Tempels" volgens het Aardrijkskundig Woordenboek van M. Pott uit 1913. De afstanden worden uitgedrukt in uren gaans, nl.:(De) Tempel - gehucht in de gemeente Zwammerdam (1 1/2 z.), ZH.; 1/4 no. van Reeuwijk; 1 1/4 n. van Gouda; 3/4 z.w. van Zwammerdam; 1 n.o. van Waddinxveen; 1 1/4 z.o. van Boskoop. (De) Tempel - buurt in de gem. Reeuwijk (1/2 n.o.), ZH. (zelfde als voorgaand gehucht, gezien de afstanden) (De) Tempel - buurt in de gem. Beuningen (1/4 w.), Gld. (De) Tempel - buurt in de gem. Hoogland, Utr.; 1/2 n.o. van Langenoord. (De) Tempel - buurt in de gem. Opperdoes (35 inw.),ten z.w. van Medemblik, NH.Verder staan hier nog enige huizen in met deze naam, o.a. in Overschie (ZH), Woensel (NB), Echteld (Gld), Overasselt (Gld) en Zwollekerspel (Ov.). Daar ga ik niet verder op in, want wie zal zijn huis geen 'behaaglijke (beschouwings)tempel' vinden.
Zou in deze streek ook een ontronding zijn opgetreden zoals in de paren Putten - Petten, *Terbrugge - Terbregge; *Brugdorp' - Bregdorp (Brechtdorp); *Brugdamme - Brigdamme; *Pieters hulle - Piershil? Zou het kustgermaans of Ingweoons een ontronding hebben teweeggebracht op een in oorsprong Keltisch begrip, bijv. tumbo-s 'kleine heuvel'; iers tomm 'kleine heuvel'? Het grieks "tumbos" betekent 'graf(heuvel), grafsteen', dus ons begrip tombe en in het mnl. geschreven als: tomb(e), tom, tumme, tumbe, tompne.
Een andere mogelijkheid is dat het aansluit bij het kelt. tumbô 'dompelen'; iers tummaim 'ik duik onder'. Beide gissingen zijn dan te combineren, nl. een (graf)heuvel die boven de omgeving, het moeras, uitsteekt óf een onderduikende (weef)kamer (zie etymologie van 'donk').
Dompelen gaat via het mnd. dumpeln en ohd. tumphilo '(draai)kolk' terug op een genasaleerde bijvorm van 'diep'. Ook hier is dan het kringetje weer rond met het nhd. Tümpel.
ten - ontstaan uit een samentrekking van het voorzetsel te met het erachter komende lidwoord dat in de 3e naamval mannelijk en onzijdig een n had: te d(i)en werd zodoende den. Zie naamvallen.
tengah - Indon. 'midden'
tenggara - Ind. 'zuidoost'
tepec, tepetl - Sp. (Mex.) 'berg'
tepkice - Tsech. 'warme bronnen'
-ter - boom
Terbregge: Nu aan de A20, bij het knooppunt Terbregse Plein in de gemeente Rotterdam, maar in 1913 nog omschreven als 'buurt en huis in de gemeente Hillegersberg en 1½ uur gaans ten n.o. van Rotterdam en 1½ uur gaans westelijk van het station te Nieuwerkerk'. In 1639 werd het vermeld als Ter Bregge 'bij de brug(ge)'.
Terlage: Adresnaam en variant van Derlage (zie aldaar). De naam (16x geturfd, waarvan 5 in Veenendaal en 4 in Den Helder). Het lijkt een analoge variatie zoals deze voorkomt bij Türkheim ofwel het huidige Dürkheim bij Colmar in de Elsaß dat vroeger (896) Thurincheim heette.
Bregge wordt als een ontronding gezien van 'brugge', net zoals Petten dat is van 'Putten' en Piershil(le) van Piershulle (heuvel van Pier), onder invloed van het Noordzee-Germaans of Ingweoons, dat misschien ooit geheel of deels Keltisch was. Dat zou dan ook in Engeland de ontronding ingeleid kunnen hebben van oe. brycg naar me. brigge, uiteindelijk bridge. Vergelijk ook ne. hill met oe. hyll.
terme - It. 'warme bronnen'; fr. therme 'warme bronnen'
terp - opgeworpen hoogte in laaggelegen land
terre - fr. 'aarde'
Teselink (Klein): In de gem. Neede ligt de boerderij 'Teesselink'. 'Klein Teselink' zal daarvan een afsplitsing zijn. De naam is een Oost-Nederlands patroniem met de betekenis 'nakomelingen van Tiesje'. Tiesje, eertijds nog als Thisilo geschreven, is de verkleinvorm van Ties, van het ofri. thiad 'volk'. Wat het tweede lid van de ofr. naam is geweest is door de verkleinvorm niet te achterhalen. Zie verder -ing, -ink.
Tesselschade: Maria Tesselschade Roemersdochter (25-04-1594 * 20-06-1649) was de dochter van Roemer Pietersz Visscher (letterkundige en graanhandelaar). Hij gaf haar de naam Tesselschade om de ten gevolge van averij door hem als koopman geleden schade op kerstavond van 1593 bij het eiland Texel te vereeuwigen. Er vergingen toen 44 schepen.
teul - bouwland
Teunissen: Patroniem met de betekenis 'van Teunis'.
teut - spits toelopend stuk land of hoogte
Texas: De naam Texas is van Indiaanse oorsprong. De Hasinais-Indianen gebruikten tejas als aanduiding voor vrienden of bondgenoten.
Thatcher: Engelse beroepsnaam met de betekenis '(riet)dekker'. Thatch gaat via het me. thecchen en oe. theccan naar het ohd. decchen ofwel het nl. 'dekken'. Vgl. la. tegere en gr. stegein 'bedekken', stegos 'dak'.
Thieme: uit een verkorte vorm van Thiedmar (zie vd Schaar: Dietmar) ontstane familienaam.
Tibe, Tiben, Tibbe, Tibben: Patroniemen afgeleid van een germ. voornaam Thieb(oud) of Thieb(ert). Zie van der Schaar onder de voornaam Tabe.
Wsch. niet ter zake doende de adresnaam van een voorvader die woonde (gron.) op tibbe 'op/aan de tip, punt van samenkomst'. Vb. huisnaam in Stadskanaal in de punt tussen spoorlijn en Spoorstraat.
tief - du. 'diep'
tiel - bouwland
Tiemeijer, Tiemeyer: Beroepsnaam van de pachter/opzichter (= meijer) van een tië, tye 'openbare verzamelplaats' in een dorp voor zowel feestelijke als serieuze zaken. (van lat. maior 'de hogere'; vgl. magnus, maior, maximus - groot, groter, grootst).
De nakomelingen van zo'n tiemeijer konden Tijink gaan heten en als ze daar een boerderij of huis bezaten, dan was dat resp. de Tijhof of het Tijhuis. Een niet onaanzienlijk deel van de nederlandse familienamen gaat als oorspronkelijke adresnaam hierop terug.Tiemessen: patroniem met zwakke genitief bij de Friese roepnaam Tiemus, waartoe ook Timo behoort. De naam Tiemes komt van Dimme en het is een verkorting of vleivorm van tweestammige germaanse namen die beginnen met Diet- 'volk', waarvan het tweede lid met m begon, bijv. Diet-mar.
tierra - Sp. 'land, aarde'
tijnje - gevlochten dam, waarop men met fuiken viste
Tilanus: Naar het Latijn gevormd patroniem bij de roepnaam 'Tiele' of 'Diede.' Zie 'Woordenboek van Voornamen van Van der Schaar'.
til(le) - ophaalbrug (op-til-bare brug? Oudfries tilla 'tillen')
timmer - Dat een timmerman een man is die timmert, is duidelijk. Maar het ligt niet zo voor de hand dat timmeren eigenlijk niets anders is dan 'een timmer maken'. In het Middelnederlands betekende timmer inderdaad 'gebouw'. Zelfs Van Dale vermeldt nog altijd het woord timmer als gewestelijk voor 'bouwwerk, bouwsel'. In 1984 gaf hij er zelfs het voorbeeld 'een fraaie timmer' bij, maar daarmee weten we niet waar dat nog gezegd werd. Heel dicht hierbij staat nog de betekenis 'getimmerte, houtwerk van een gebouw' van timmer of tummer in het Zeeuws. Net zo is de Franse charpentier de man die la charpente 'het timmerwerk, het getimmerte' maakt.
Is timmer met de betekenis 'woning' uit de Nederlandse woordenschat zo goed als verloren gegaan, in het Duits is Zimmer springlevend gebleven als 'kamer'. Deze betekenis zal wel te verklaren zijn door het feit dat de meeste middeleeuwse woningen eigenlijk eenkamerwoningen waren. Zo begrijpen we andersom ook dat camere in het Middelnederlands ook 'woonhuisje' kon betekenen. Oude teksten spreken van de poortcamere, de kleine woning van de portier, naast een toegangspoort. In Oost-Ned. is een kopkamer een aan de voorkant van de boerderij aangebouwd woonhuisje voor opa en oma.
Misschien vraag je je af, waarom de timmerman, de man dus die een huis of timmer - verwant met het Latijnse domus - bouwde, niet een metselaar is. Dat is makkelijk te begrijpen, als we even bedenken dat onze oudste woningen inderdaad houten huisjes waren. Zo'n houten huis was een timmer en de man die het bouwde, een timmerman. Zo gewoon was toen het houten huis en zo ongewoon het stenen gebouw dat een stenen burcht of een voornaam huis van steen gewoon een steen werd genoemd. Denk aan het Steen in Antwerpen, Steen een gehucht bij Bocholtz en De Steen een gehucht in Voerendaal. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat een architect of bouwmeester in België een timmermeester werd genoemd.
Aan dat oude beroep herinneren vanzelfsprekend de familienamen Timmers, Timmerman(s), Temmerman(s). Timperman en Temperman herinneren nog aan Middelnederlands timber, Oudsaksisch timbar, Oudfries timber. De Picardische vakgenoot (bijvoorbeeld in Henegouwen) van de Fransman Charpentier heet evenwel Carpentier, omdat het Picardisch de oude k niet verschoven heeft.
Terloops: in het Duits betekent Frauenzimmer 'vrouwspersoon', wat wij gewoonlijk een 'vrouwmens' noemen. Hoe kun je een vrouw een 'kamer' noemen? In het Laatmiddelhoogduits betekende vrouwenzimmer 'het woonvertrek van de vorstin', daarna 'de woonplaats van het gevolg van de vorstin'. Daarna werd het een collectief voor voorname dames. Ten slotte werd het woord door de concurrentie met dame pejoratief (laatdunkend) voor 'vrouwspersoon, vrouwmens'.Timmerije: Adresnaam van een voorvader die woonde op een timmer-collectief. Het mnl. suffix -ije maakt van een werkwoord een zelfstandig naamwoord dat betrekking heeft op een zaak of bedrijf, dus timmeren - timmerije. Andere voorb'n: boerderij, brouwerij, drukkerij, makelaardij, slijterij, spinnerij, varkenshouderij, wasserij, zetterij.
Timmerman: Beroepsnaam die tot familienaam is geworden. Zie timmer.
timp - spits toelopend perceel
timur - Indon. 'oost'
tind, tinden - No. 'bergtop'
tinggi - Indon. 'hoog'
tinto - Sp. 'zwart'
tip(pe) - spits toelopend perceel; in 't gron. tibbe, vgl. buurthuis in Stadskanaal dat Op Tibbe heet en staat 'op de tip' tussen spoorlijn en straatweg.
Tisserand, Tisserant: Franse beroepsnaam voor de '(hand) wever'. Van fra. tisserand(e) '(hand)wever, (- weefster), van het fra. tisser 'weven', ofra. tistre 'weven', van het lat. texere, texo, texui, textum 'weven'.
tjåkko - Laps. 'bergop'
Tjonk: Bijnaam die via het jonk uit de jonge voortkomt en wel ter onderscheiding van vader en zoon, de oude en 't jonk. Van de 17 hits in het telefoonboek (1996) blijken er 14 uit de regio Almelo/Den Ham te komen.
Varianten zijn: Tjoonk, Tjeenk.
N.B.: Tjong 12x in de regio Amsterdam, maar dan verder vooral als Chinese naam.
Tjung 3x in Zuid-Holland.
Tjoonk 46 hits waarvan 30 in de regio Twente/Achterhoek. Dit was te verwachten vanwege de gerekte open 'oo' in het Twents, deels Achterhoeks.
Tjeenk 4 keer in Amsterdam/Den Haag; Tjeenk de Bie Leuveling 2x in Haarlem/Aerdenhout; Tjeenk Willink 30x, in het IJsselgebied Zwolle/Deventer en een uitwaaiering naar Zuid-Holland. De geknepen vocaal in Tjeenk komt ook voor bij namen als Lechtenberg vs. Lochtenberg (zie bij Kleinluchtenbeld). Ook de achteropstelling van 'het jong' komen we een enkele keer tegen, nl. in de naam Leuveling Tjeenk (Utr., Nieuwkoop, A'dam).
tjoply - Russ. 'warme'
tjuch - deel van gemeenschappelijk (weide)grond
tocht - stromend water
Toersche, Toerse, Toersen: Verkorte beroepsnaam van een voorvader die fakkels of toortsen draaide. In het Oost-Nederlandse dialect is het mnl. To(o)rtse zeker uitgesproken als Toors(ch)e, men schreef echter Toers(ch)e; de 'e' en de 'i' hadden immers de functie van klinkerverlenging, zie bijv. het huidige Oirschot óf Coevorden dat in 1184 nog Coiforde heette; oudere Sallanders spreken nog van Koovern. Dat men tegenwoordig spreekt van Toerse met een 'oe' heeft twee oorzaken, nl. enerzijds het feit dat men, zeker tegenwoordig, de schrijfwijze fonetisch volgt, maar anderzijds dat deze naam nooit een vaste boerderij- of huisnaam heeft verworven. Als voorbeeld voor dit laatste dienen in de omgeving van Den Ham, namen als Mölders, Blekk'nders, 't Neilder, de Pötker, de Stroote (ook geschreven Stroete, zoals in de plaatsnaam Stroe bij Barneveld dat in 1534 nog Stroe heette, maar in 1560 weer 't Stroo).
De vorm Toersche staat wat dichter bij de oorspronkelijke Franse vorm torche 'toorts' en die eigenlijk 'iets dat gewikkeld is' betekent, nl. de 'stok met de met brandbare stof omwikkelde lappen'. De 'sch'-vorm wordt in oost.Ned. ook uitgesproken als 'sk', zo ook in het voorfrans of vulgair latijn (volkslatijn), nl. torce of torca (c = k). Via deze vorm is de stap naar het Latijn met het werkwoord torquere 2C torqueo, torsi, tortum 'draaien, wenden' een kleine.
(NB.: Nu nog kent men een tork als een 'draagring of draagkussentje van stro'. De oude Kelten, Germanen en Britten droegen vroeger een gedraaid metalen halssierraad, dat bekend staat als de torque).
De vorm Toersen, maar in de uitspraak ook vaak Toerschen (spr. Toers(g)en), is de zwakke genitiefvorm die het gevolg is van de oude Oost-Nederlandse naamgeving doordat men eerst de achternaam noemt en dan de voornaam. Voorbeelden: Toersen Jaan, Toerschen Bàts tegenover Geoffrey Toerse.
In het telefoonboek van 1996 zijn de volgende aansluitingen geturfd:10x Toersche (waarvan 9x Twenterand) 26x Toerse (waarvan 11x Twenterand) 20x Toersen (waarvan 7x regio IJhorst)
toghe - plaats waar netten opgehaald werden
tomme - grafheuvel, heuveltje
-ton - Eng. 'stad', zoals bijv. in Brighton. Verwant met nl. tuin en het du. Zaun
tonga - Polynes. 'zuid'
tonge - zandrug in hoogveengebied
topp - Noors. 'top'
torbat - Iraans 'graf, tombe'
torg - no. 'markt'
torn - zwe. 'toren'
torni - fins. 'toren'
tos, tosche, 'n toss'n - oostmnl. torsch, torsse, met name een pluk/deel '(gras)zode', wsch. metathesis van trosse 'pak, bundel' (vgl. dial. fos, foschen, foss'n, van lat. fustis 'knuppel', o.i.d. ?).
torre - Sp. 'toren'
tour - fr. 'toren'
Toussaint: Franse familienaam van een voorvader die waarschijnlijk is geboren op Allerheiligen Toussaint. In Nederland een veel voorkomende naam van destijds ingeweken Hugenoten. Er komen veel variaties voor van deze naam: Tossains, Tossaint, Tossijn, Tossyn, Tousain, Tousijn, Toussains, Toussaint, Toussant, Tousseijn, Toussens, Toussent, Tousyn. Zie ook Nossaint, Nossent.
Touw: Verkorte beroepsnaam van de 'touwslager' die tot familienaam is geworden. Geturfd zijn:
Touw 502x; vooral in West- en Zuid-Nederland.
Touwe 1x; Amsterdam.
Touwen 82x; betekenis 'van Touw'; vnl. Oost- en Noord-Nederland.Touwslager: Beroepsnaam die familienaam is geworden. Van de 47 geturfde waren er 46 in West-Nederland.
tower - en. 'toren
town - en. 'stad'
Toxopeus: Beroepsnaam die tot familienaam werd. Verlatijnste naam van het Grieks toxeutes / toxotes 'boogschutter'(politieagent in Athene).
traai - pad
Trachter: Zie 'Tragter'.
trade - pad
tragel, tragelwech - trekpad langs het water
Tragter, Trachter: 1. Herkomstnaam met de betekenis 'uit Tracht', een gehucht ten zuiden van München, even ten noorden van Sandbichl. Sandbichl ligt a/d B.307 naar Kufstein.
2. Herkomstnaam van een voorvader uit de Friese buurt '(De) Dracht' bij Heerenveen. De scherpe uitspraak van de friese 'd' in Drachter heeft in de Achterhoek geleid tot Trachter, Tragter. Dit verschijnsel komt vaker voor, vgl. het paar Durkstra/Turkstra. Genealogie moet uitwijzen of dit juist is, want er is ook nog een (De) Dracht bij Epe (Ge) en Blokker (NH).
3. Mogelijk ook een verkorte beroepsnaam van een voorvader die 'trechtermaker' was. In het Saksisch wordt 'trechter' uitgesproken als 'trachter'.
4. De boerderij met de naam Tragter ligt schuin achter de havezate 'Huize de Wiersse' in Vorden (Ge). De bewoner verklaart de naam als verbastering van d'er achter, nl. achter Huize de Wiersse. In werkelijkheid ligt de boerderij 'De Timmerman' er echt achter. Een verklaring voor dit misverstand (?) is de volgende acte:
Hermina Johanna Wilbrink, geboren ca. 1895 in Neede, huwde 29-04-1916 in Neede met Berend Jan Sloot, geboren ca. 1893 in Neede, zoon van Hendrik Jan Sloot and Berendina ter AGTER (TRAGTER).
De familienamen Agter en ter Agter bestaan inderdaad, maar zijn samen met Achter en van Achter wsch. herkomstnamen uit het gehucht Acht bij Woensel (NB).
trás - Port. 'aan de overkant van'
träsk - zwe. 'moeras, meer'
Trassat: In Nederland niet en in Duitsland een weinig voorkomende familienaam. Bij de officiële naamgeving heeft de eigenaar van deze naam zijn beroepsnaam opgegeven dan wel zijn bijnaam. Wat is namelijk het geval?
trasseren is een wissel trekken (Du. trassieren, via het It. van het L. trahere - trekken);
trassaat - op wie een wissel getrokken wordt (Du. Trassat, 1734 uit het hoogduits en van het It. trassato;
trassant - (Du. Trassant) trekker van een wissel.
De persoon in kwestie kan een wisselloper zijn geweest, maar ook iemand waarop een (zware) wissel is getrokken, hetgeen betekent: zware eisen aan iemand stellen, veel van iemand vergen. Vaak is sprake van een zware wissel op goedwillendheid, vriendschap, gezondheid of aanpassingsvermogen.-trecht - nl. 'vaart, kreek; overgang, veer'
trecht - veer. Vormvarianten: tricht, drecht. Van (1350) lat. traiectum met de betekenis 'overgestoken'. 1. plaats waar men de rivier pleegt over te steken; 2. doorwaadbare plaats in een rivier (bekend als uitgang der namen van verschillende Nederlandse plaatsen als: Dordrecht, Duivendrecht, Zwijndrecht, Haastrecht, Utrecht, Maastricht enz.) Deze namen zijn dus plaatsbaar in de Romeinse tijd.
tree - eng. 'boom'
Trenning: Patroniem met uitgang -ing (zie aldaar). De vadersnaam is ooit een vorm van Katharinus, Tränus, Trenne geweest.
Trentelman: Herkomstnaam van een voorvader uit Trent een gehucht ten oosten van Uden en ten zuiden van Zeeland, waartoe het behoort, in de provincie Noord-Brabant (Zie -man). De betekenis van het toponiem Trent is me onbekend. Ergens heb ik horen verluiden dat de gem. Berg en Donk (N-Br.) vroeger ook wel Trent werd genoemd, de rivier de Trent in Dorset (Engeland) zal het vast niet zijn. De rivier de Trent (Keltische naam) heeft ook de naam Tarrant ('trespasser, flooder' stelt Ekwall, de naamspecialist daar, voorzichtig voor. Voor mij lijkt het verdacht veel op het Franse torrent 'stroom, stortbeek, stortvloed'; Lat. torrentis 'vloed').
tres - sp. 'drie'
tri - gr. 'drie'
-tricht - nl. 'overgang, veer'
trog - vaargeul
trois - fr. 'drie'
Tromp Meesters: Beroepsnaam met de betekenis 'van Tromp Meester'. Een meester was 'de leermeester, baas', echter daar waren er meer van, dus moest er een nadere aanduiding bij. In dit geval tromp 'trompetter, bazuinblazer'.
Tronchiennes: Zie Drongen in België.
trucheman - tolk
Tschwane: Zie Pretoria.
tserkov - Oekr. 'kerk'
tsjerk - Fries. 'kerk'
tsjern- - russ. 'zwart'; tsjorno Oekr. 'zwart'
Tückmantel - Bijnaam dan wel indirecte 'beroeps'naam (schertsend) afgeleid van tuukmantel, ndd. Tückmantel, hd. Zuckmantel 'straat- of struikrover' (1x aangetroffen in Landgraaf).
tuin - omheining vgl. du Zaun, en. ton, toun, tun tot town, waarbij de betekenis van omheining kon overgaan op het ingeslotene, bijv. bezit, boerderij, dorp, stad. In het nl. bedoelen we met 'tuin' niet de afrastering, maar het grondstuk. In het Saksisch gebied kennen we de term nog in zijn oorspronkelijke betekenis voor de met klei ingesmeerde gevlochten wilgentenen stalwanden, i.e. toenwaand. Verder nog in toenhamer 'grote houten hamer waarmee afrasteringspalen in de grond gedreven worden.
Zeker is het niet, maar men vermoedt ook een gemeenschappelijke oorsprong met het keltische dunum 'burcht, versterking', vgl. oudiers dun 'versterkte stad'. In 43 v.C. werden twee keltische nederzettingen samengevoegd tot Lugdunum, het huidige Lyon in Frankrijk.
Tuk: Gehucht op de hoge grond waarop het gemeentehuis van Steenwijkerwold stond. Vanaf een trek- óf pleisterplaats hier trok men vroeger verder. De naam hangt wsch. samen met het ww. tiën, tijgen, tijen 'trekken; op een bepaalde plaats brengen' (zie ook Tuuk).
Als ik vroeger wat laks was met mijn karweitjes zei mijn moeder: "Gait, tiejt toch an't wark!"Tulders (van), van Tulden: Oostbrabantse beroepsnaam afgeleid van het werkwoord telen, dus 'teelder = teler'. In het daar gesproken dialect klinkend telen als 'teulen', vgl. 'spelen, speulen'.
Tummers: Indirecte beroepsnaam met de betekenis 'van Tummer'. Zie timmer. Van de 420 'geturfde'komen er 270 in Limburg voor, waarbij Sittard met een 60-tal de leiding heeft.
tunturi - Fins. 'kale berg'
tura - russ. 'nederzetting'
Turck, de Turck, den Turck, Turcken, Turk, de Turk, den Turk, Turke, Turken: De nl. familienaam van een voorvader die ooit uit Turkije is gekomen óf (en dat is waarschijnlijker) een voorvader die heeft deelgenomen aan een veldtocht tegen de Turken. Turcken betekent 'van de Turck'.
Turczynowicz, Turkanovic: Poolse familienaam met de betekenis 'Turkenzoon'. Vgl. po. Turczynca 'Turkse' en suffix wicz 'zoon'.
Turf: Beroepsnaam van een voorvader die werkzaam was in de verveenderij, de turfverwerking.
Turfanda: Turkse familienaam met de betekenis 'eersteling, primeur, eerst(geboren)e'.
Türk: De naam van een bewoner uit Turkije die is geworden tot familienaam en daarmee laat blijken trots te zijn op die naam. Van tu. Türk 'de Turk, van Turkije'. De Turken hebben pas in 1934 besloten over te gaan op vaste achternamen.
Turkaslan: Turkse familienaam met het ideaalbeeld van tu. Türk 'Turk' en aslan, arslan 'leeuw', dus zoiets als 'de Turkse Leeuw'.
Turkawski: Poolse familienaam met de betekenis 'Turkenzoon'. Van po. Turka 'Turk' en het suffix ski 'zoon'.
Türkay, Turcaij: Turkse familienaam met het ideaalbeeld van tu. Türk 'Turk' en ay 'maan', dus zoiets als 'heldere Turk'.
Türkcan, Turcan, Turkan, Turkcan: Turkse familienaam met het ideaalbeeld van tu. Türk 'Turk' en can 'ziel; kracht', dus zoiets als 'de bezielde Turk'.
Türkdoğan, Turkdoğan: Turkse familienaam met het ideaalbeeld van tu. Türk 'Turk' en doğan 'geboren', dus 'de geboren Turk, de waarachtige Turk'. Doğan kan ook 'de valk' betekenen, dus 'het fiere van een valk in de Turk'.
Turkenburg: Familienaam afgeleid van burg, een 'versterkte huis' van de persoon Turk. Een echt Hollandse naam. (Zie Turk, Turkensteen)
Turkensteen, Turkesteen: Familienaam afgeleid van steen, een 'versterkt huis van steen' en wel van de persoon Turk. Een naam uit de regio Veenendaal. (Zie Turk, Turkenburg)
Türker, Turker: Turkse familienaam met het ideaalbeeld van tu. Türk 'Turk' en Türker 'Turk-man', dus een 'echte Turk, een Turkenman'.
Turkkani: Turkse familienaam met het ideaalbeeld van tu. Türk 'Turk' en kani 'overtuiging', dus een 'overtuigde Turk'.
Türkmen, Turkmen: Turkmeense familienaam waarin tot uitdrukking wordt gebracht uit Turkmenistan (Turkmenië) te komen. Turkmenistan is een land in Centraal-Azië.
Türkmenoglu, Turkmenoglu: Turkmeense familienaam waarin tot uitdrukking wordt gebracht 'zoon (ogul, oglu) van Turkmenistan' (Turkmenië) te zijn. Turkmenistan is een land in Centraal-Azië.
Türkoğlu, Turkoğlu: Turkse familienaam met de betekenis 'Turkenzoon'. Van tu. Türk 'Turk' en oğul, oğlu 'zoon'.
Turksema, Turksma: Waarschijnlijk een patroniem bij de persoonsnaam Durk, van Diederik, waarbij de Fries/Groningse overgang Durk/Tjerk een rol speelt en Durk tot Turk werd.
Türkseuer, Türksever: Turkse familienaam met de betekenis 'hartstochtelijk Turk-zijn'; van tu. Türk 'Turk' en sevi '(hartstochtelijke) liefde'?
Turkstra: Zie 'Durkstra'. Sommigen zijn van mening dat dit een Fries/Joodse naam is, weer anderen spreken van een adresnaam, nl. de persoon die woont (-stra = setera) aan of bij (de) Turk, maar welk toponiem is dat. Zelf denk ik aan de lokale wisseling tussen 't' via 'th' naar 'd'.
Türkücu: Turkse familienaam met de betekenis 'de zanger'. Van tu. türkücü 'zanger'.
Türkyılmaz, Turkyılmaz, Turkgılmaz, Turkijılmaz: Turkse familienaam met de betekenis 'de onbuigzame, onverschrokken of kordate Turk'. Van tu. yılmaz 'onbevreesd, stoutmoedig, etc.'. N.B.: ı ≠ i, maar een stomme 'e' of 'u'.
turnpike - eng. 'tolsnelweg'
turnu - Roem. 'toren'
Tuuk, van der: Van de 198 geturfden wonen er 61 in Groningen en 63 in Drenthe, Overijssel en Friesland.
De verklaring van de naam een methonymische, nl. een naam die staat voor het het beroep van palingsteker ofwel het is een herkomstnaam van een voorvader afkomstig van een palingstekerij, bijv. Aaltukerei. Het is ook de naam van een gehuchtje in het Rheiderland (aan de Duitse kant van de Dollard) in de zogeheten Bunder-hammrich (hammrich is een verhoogduitsing van het mnl. hamric, hemric, hemmeric 'dorpsmark, dorpsgemeente, het dorp en zijn gebied). Hier was dus een sprake van een 'aal- of palingstekerij', een plaats waar paling met een aalsteker, aalschaar óf palingsteker werd gevangen. De aalsteker is een ijzeren vork met drie of vier tanden, vaak van weerhaken voorzien, waarmee men vroeger aal stak. Synoniemen zijn verder: elger en palingschaar. De aal (Anguilla anguilla) wordt nu meestal paling genoemd.Andere overdenkingen zijn:
Tuuk dialectvorm van tuik dat volgens de vanDale een bijv. naamw. is met als nevenvorm tuk 'geslepen' (bijv. iemand tuk hebben). Tuuk - 1. netjes, zorgvuldig, zindelijk; 2. schrander, slim; 3. vlug, bijdehand.
Het nl. tuk 'korte snelle stoot', het mnl. tuck(e), het mnd. tuck en het mhd. zuc betekent 'beweging, stoot, manier van doen'. Het is een afleiding van het werkwoord tukken, tokken 'trekken, rukken' bij de germaanse stam *teuchanan 'trekken' en verwant met het nl. werkwoord 'tijgen'.
Waarschijnlijk hangt met deze manier van vissen ook de naam van de Tuckebley 'bleivisser, visser op blei' samen. De naam komt in 1305 voor in Werden aan de Ruhr.
In Ned. kennen we twee soorten in de geslachtgroep van de brasems, nl. de gewone blei, bliek of brasem (tot 70 cm) Abramis brama en de (tot 30 cm) kleinere kolblei, ook wel blei of bliek genoemd Blicca björkna. Het zijn alleseters. Voor de consumptie zijn ze nogal graterig.Het mnl. geeft voor tuuc, tuyc de term 'lichtekooi' in de betekenis 'tuk zijn op; begerig' óf misschien samenhangend met 'stoten'?
Tuksen is mank lopen, trekken met een voet. Het mnl. kent tuycksken knechtje éen knechtje met een tuk(s)voet.
Tyche - (Eindhoven) Patroniem bij de voornaam Tyche. De naam Tycho (m.) en Tyche (vr.) komen van het grieks tuchè dat '(goed) lot, geluk' betekent. Tyche was in de hellenistische tijd de godin van het geluk. Bij Tycho Brahe moeten we denken aan een verlatijnsing van de deense naam Tyge (Prisma).
Van West-Friesland, Friesland, Groningen de lijn doorgetrokken naar Schleswig levert meer interessants. We komen daar de familienamen Tychsen, Tüchsen en Tücksen (Flensburg) tegen, deense patronymen 'zoon des Tuke'. In Stralsund komen we in 1336 een Jacob Tukesson tegen, naast namen als Thordesson en Jonesson. In Flensburg woonde in 1562 een Tuke Hoike, in 1594 een Catrin Tuckens en in 1591 een Jasper Tuxen. Rond 1790 was er een beroemd orientalist Oluf Gerhard Tychsen uit Schleswig aan de universiteit van Rostock. Bahlow zegt in zijn 'Deutsches Namenlexikon' dat de naam te vergelijken is met die van Tycho Brahe (astronoom 1546-1601) en Tycho Mommsen in Kiel.
tyre - Schotland: 'land'
twisk - nl. 'tussen'
Inleiding + letteroverzicht