Achternamen vanaf Sto 
stock - du. 'massief'
stok - staak, boomstam
Stokking, Stokkink: Patroniem. Zie Hekket, verder -ing, -ink en ook de Duden onder Stockmann, Stöckman.
In 1996 waren er 118 telefoonansluitingen onder de naam Stokkink waarvan er 89 waren Oost-Veluwe, Zuid-Salland, Twente en de Achterhoek.
Dit patroniem (roepnaam + ing, ink) levert problemen wat de roepnaam betreft. Bij familienamen van het -ing, -ink-type kan echter de 'echte' roepnaam vervangen zijn door een adres of beroep, bijv. Bruggink, Veldink of Smeding, een voorvader woonde resp. bij een brug, veld of was smid. Het blijft oppassen, want zowel de vleivormen Brugt als Velte zijn bekend en via een verdoffing in de uitspraak is het geworden van Brugtink en Veltink tot 'Bruggink en Veldink'. Zo kan Smeding afgeleid zijn van een voornaam Smitha, maar dat is ook Gotisch voor 'smid'. Beroep en roepnaam vloeiden in elkaar over.
Een boomstronkenruimer, een 'stokkenruimer', als ontginner kan in dat verre verleden de roepnaam Stokking hebben gekregen. Het mnl. stoc, stock, mnd. stuke betekende o.a. stronk; (boom)staak; stam, met name het bovengrondse deel tegenover stobbe het ondergrondse deel.
Een zusje van het osa. is het oe. en wat blijkt, ook in Engeland, met name in Essex (lett. 'oost-saksen') komt de achternaam Stock 'boomstronk, boomstaak'; voetbrug' veel voor. Vergelijkbare achternamen daar zijn:
Stockbridge 'brug van boomstaken'; Stockdale '(boom)stakendal'; Stocker 'veller van boomstronken' óf 'bewoner bij een stocc, oe. 'boomstaak'; Stockfield 'stakenveld'; Stockford 'voorde bij een staak'; Stocking 'stokkenruimer' óf 'bewoner op/bij het van staken geruimde veld'; Stockland '(geruimd boom)stakenland'; Stockton 'ton = boerderij, gemaakt van staken' óf 'boerderij bij geruimd stakenveld - stokkenerve'; Stockwell 'stakenbron'; Stockwood 'stakenbos'.
Laten we eerst maar eens kijken wat er aan familienamen met 'stok' in allerlei ablautsvormen (denk aan: steken, stak, gestoken) in het telefoonboek van Nederland (1996) voorkomt en dat is héél wat als je de beginstam staak, stack, steck, stek, stick, stik, stock, stöck, stoeck, stoek, stok, stuck, stuk meeneemt; of het allemaal verklaarbare namen zijn is vers twee.
Stok, adresnaam vanwege het wonen bij een stok 'boomstaak, rijshout' of bijnaam van een oud iemand, vgl. stokoud.
Stek, van, van de patroniemen bij Stek (1250) 'stok, staak', dat in latere tijden een engere betekenis kreeg van stekken 'in de grond steken van een stokje 'loot, afgesneden takje'.
Stoks en varianten zijn patroniemen met een sterke genitief 'van de Stok'.
Stoke, Stuke ofschoon in NH kunnen het wel eens adresnamen van ndd. origine zijn, stuke ndd. 'boomstaak' (zie hannekemaaier).
Stokes, patroniem met sterke genitief 'van Stoke'; ook NH.
Stokje, diminutief bij stok, maar dan als eigenschapsnaam 'klein van stuk'. Hier zie je stok, stuk, osa. stukki, ohd. stucchi in zijn originele betekenis naast het werkwoord stuiken. Een Corthalsige wordt in het Gronings stoeknekt genoemd.
Stockeij, Stockey kan gecontamineerd zijn door herkomstnamen, bijv. van een voorvader uit een dorpje Stöckey in Du., halverwege tussen Göttingen en Nordhausen ten z. van de Harz in Südliches Leinetal (zie hannekemaaier).
Stuckey, Stukey, Stiffkey zijn gedocumenteerde Engelse herkomstnamen bij de plaats Stiffkey (Norfolk), maar uitgesproken als Stukey. Stiffkey in 1086 Stiuekai (u=v) oe. *styfic + eg 'eiland, of droog gebied in marsland, met boomstronken'.
Stokker, Stokkart, Stokkert en de varianten ervan hebben het suffix -aar, -er, -aard, -erd. Hiermee wordt de naam van een persoon aangegeven die iets doet (nomina agentis). Soms betekent het niet de persoon zelf, maar het ding (de stok) waarmee men iets doet en daarin besloten kan het een adresnaam zijn.
Het mnl. stoc, stock kan ook gevangenis betekenen. Stocken is dan in de 'stok' zetten, gevangen zetten en een stocker is de 'gerechtsdienaar, beul'.
Stokkers, patroniem met sterke genitief 'van Stokker' (z.a).
Stokman en varianten, zie stok en het suffix -man.
Stiksma, Friese variant met het suffix -ma 'man'.
Stokmans en varianten, patroniem met sterke genitief 'van Stokman' (z.a.).
Stokkerman en varianten, zie stokker en het suffix -man.
Stokkermans en varianten, patroniem met sterke genitief 'van Stokkerman' (z.a.).
Stokkel en varianten hebben een betekenisverschuiving ondergaan naar 'puntig'. Stickel is Zuidduits en Zwitsers voor 'boompaal, staak'.
Stokkelman etc, zie stokkel en -man.
Stokebrand en varianten, beroepsnaam van een voorvader die bij het rooien 'staken verbrandde'.
Steckbauer, adresnaam van een boer 'bij de boomstaken' of 'op het stakenveld'.
Stokhof, Stockhofe 'erf bij een staak' of 'op het stakenveld'.
Stok-, Stoke-, Stikkelbroek en varianten zijn adresnamen; broek, brook 'drasland'.
Stokland, Stackland, adresnaam; 'land bij de stok, staken'.
Stekelbos, adresnaam met verwijzing naar het stekelige, puntige bos.
Stokkelaar, adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'laar met stokken'.
Stokla, adresnaam 'stokloo'? Zie -loo.
Stakenkamp, adresnaam, van een voorvader die woonde op of nabij een kamp met staken 'een met staken afgesloten akker'. Op het Nevenzel noemen we die kampafsluiting singel.
Stekelinck, adresnaam bij 'puntige enk'. Enk de (m.); -en; vormvariant: eng; Gr. ankos 'dal', de Indo-Europese stam betekende waarschijnlijk ‘buigen, welven’. Gewestelijk: geheel van (vroeger gemeenschappelijke) bouwlanden bij een dorp of buurtschap.
Stokhorst, adresnaam van een voorvader op of bij een horst 'met rijshout begroeide hoogte'.
Stukstette, adresnaam; 'bij de plaats (stee, stette) met staken'.
Steketee blijkt een Zeeuwse naam op ee 'water' (net als Bommenee, Duivenee, Mannee) en wat dat betreft is het verwant met het hierna genoemde Stockfleth, want steket komt denk ik via een ontronding van (1190) estoc 'souche d'arbre' van het frankisch stok met collectief meervoud, kortom 'vliet met het (ge)stokte'.
Stockfleth is een veel voorkomende naam in Hamburg en is een herkomstnaam bij een vroeger plaatsje bij Dammfleth in de Wilstermarsch, tussen Brunsbüttel en Itzehoe, 60 km ten nw. van Hamburg. Een oorkonde uit 1164 vermeldt inter Stockflite 'fleet, vliet bij de boomstronken of palen' bij Stock of ook 'stokvormige, stompvormige vliet'. Du. fleet, nl. vliet, mnl. vlêt, vlît, nnd. Fleet bij het nl. vlieten met de betekenis 'waterloop in een moeras'. Deze naamgevende waterlopen zijn na bedijking en ontginning in de middeleeuwen bijna volledig verdwenen. Het woord leeft alleen in plaatsnamen nog voort.
Stakelbeek, adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'beek met staken'.
Stockbrugger adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'brug van boomstaken'.
Stikvoort, adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'voorde - doorwaadbare plaats - gevuld met rijshout of stammen'.
Stokdijk, adresnaam bij dijk 'weg' met staken.
Stokhem, plaats in de gem. Gulpen (Li), heette in 1399 Stochem; samengesteld uit stok 'boomstam, rijshout' en heem 'woonplaats'. Stokhem, van Stokhem en verdere varianten zijn herkomstnamen.
Stakenborg, adresnaam; borg verouderd voor burcht - de (m. & v.); -en; 901-1000 afl. van berg 'sterk kasteel, versterkte plaats'. Het 14e eeuwse roofridderkasteel Eerde bij Ommen is door de bisschop van Utrecht met zijn manschappen aangevallen, maar de 'staken zo groot als molenstanders' weerstonden de met blijden geworpen stenen (1260-1280 Lat. blida (katapult); in de Oudheid en Middeleeuwen gebruikt werpgeschut; synoniem: ballista). Na lange belegering is het in brand gestoken en het bernde 'brandde' een maand lang, zoveel stammen waren erin verwerkt.
Stekelenborg z.a.
Stokhuijzen, adresnaam van een voorvader wonende bij de huizen opgetrokken uit boomstammen.
Stokrom, van (??) adresnaam verbasterd uit 'Stokkerheem' (vgl. van Oostrom, Oostrum). Het zou ook een eigenschapsnaam voor een gebochelde kunnen zijn sto-krom.
Stikkeldrum kan een verbastering zijn van de Zwitsere Zigldrum 'tegelbakker, dakdekker'; zigl, ziegel '(dak)tegel', drum 'stuk, splinter'. Dit in ogenschouw nemend kunnen de familienamen Stikkelorum etc. nog sterkere verbasteringen zijn, ofschoon een verfraaiing bij Stikkel 'knuppel' (vgl. Springorum, 24x, waarvan 19 in Holland) ook mogelijk is; men heeft dan de Latijnse meervoudsgenitief toegepast.
Stokkink, patroniem bij een voorvader wonend op een van 'stokken geruimd veld'. Stockings 'van Stocking' kan ook een Engelse naam zijn (Buckinghamshire), want er is in 1279 een Edmund del Stocking gedocumenteerd met de verklaring Dweller on ground cleared of stubbs, oe. *stoccing. Dat laatste doet me dan weer denken aan de familienamen Stobbink, Stobbelaar, Stobbendiek, Stubbe etc.
Stokking-Korzen, een wisselnaam voor een erf dat van eigenaar wisselde en daarom de toevoeging Korzen (Cornelis) kreeg.
Stockinger 'van het Stocking'.
Stokreef, adresnaam 'op de smalle akker bij de staak'. Stokkenreef 'smalle akker bij de staken'. Stokkentreef met een collectief 't' en de andere vormen met verlies van de 'f'. Rijven, reef, gereven 'versmallen van het zeil', het Vlaams kent reef als 'strook'. Stokkingreef is de naam van een bewoner op een reef(f) 'smalle akker' bij Stokking.
Stokvis, zie aldaar.
Stokroos, beroepsnaam van een kweker.
Stokwielder, beroepsnaam van een spakenmaker ofwel wielmaker.
Stuckelschwaiger, Schwaiger 'alpenherder'; Schwaige 'alpenhut' bij de Stickel 'staak'.
Stocklots, Duitse beroepsnaam van een loods die peilt met een stok. Stokebrood, beroepsnaam van de bakker die stokbroden maakt.
Stokap ?, als het een nl. naam is dan misschien 'Ap (Albert) bij de staak'.
Stakbord, Scandinavische beroepsnaam stake 'staak' en bord 'plank, tafel'.
Stokeley, Engelse herkomstnaam van Stokeley of Stockleigh 'lichting (kapvlakte) in bos met boomstompen', oe. stocc 'staak' en leah 'loo' (z.a.).
Stokoe Engelse familienaam. Herkomstnaam van een voorvader uit Stockhow (Cumberland).
Stockhammer, gereduceerde beroepsnaam voor een hamerstelenmaker.
Stockschlader, Stockschläger, eigenschapsnaam 'herrieschopper'.
Stocktimer, variant van 'blokhuis' van stock 'boomstam' en mhd. zim(m)er, osa. timbar 'woonruimte, woning, houtbouw, bouwhout'.
Stuckgold, gereduceerde beroepsnaam van een 'edelmetaalbewerker'.Stokreef: Zie Stokking. Adresnaam met de betekenis 'op de smalle akker bij de staak'. Stokkenreef 'smalle akker bij de staken'. Stokkentreef met een collectief 't' en de andere vormen met verlies van de 'f'. Rijven, reef, gereven 'versmallen van het zeil', het Vlaams kent reef als 'strook'.
Stokvis, Stokvisch: Gereduceerde beroepsnaam van een stokvisverkoper of een eigenschapsnaam voor een voorvader die stokvis zo lekker vond. Stokvisch van het mnd. stokvis, (1366) zo genoemd naar het drogen op stokjes. Vooral uit Scandinavië aangevoerde, op stokken hard gedroogde gezouten vis, die na gebeukt en in water geweekt te zijn, gekookt gegeten wordt. Wel met goo botter 'roomboter', zoals mijn vader placht te zeggen.
De volgende varianten zijn geturfd:Stokvis 234 NH 67, ZH 20, Ov 52 Stokvisch 18 Ov 8, Gl 5 Stockfisch 4 Breda/Veldhoven (2)
stölpe, störpe - pan- of potdeksel. stölpe is o.a. westfaals en störpe sallands (zegslieden Den Ham en Hellendoorn; graag meer reactie, m.n. over störpe).
stone - en. 'steen'
Stonebrink: zie Steenbrink.
stor - no., zwe. 'groot'
Stork: Bijnaam van een voorvader met lage benen, als van een stork 'ooievaar'.
störpe - sallands: 'het (later evt. geëmailleerde) deksel van een grote gietijzeren pan'. Zie 'stölpe'.
Stoverinck: Een typisch Oost-Nederlandse familienaam want bij de telefoonaansluitingen (52x) in 1996 komt Stoverink 24x (63 % in de Achterhoek) en Stoverinck 28x (71 % in Gl) voor. Enerzijds vanwege de ouderdom een beroepsnaam, anderzijds een patroniem. Verklaring: Een voorvader was stover 'houder van een stove', een droogoven voor het bakken van klei. Zie verder Hekket en -ing, -ink.
Inleiding + letteroverzicht