Achternamen op R


Raa, van de Raa, te Raa, ten Raa: Vanwege de lokalisatie moeten de familienamen Raa en van de Raa worden gezien als metoniemen bij de landmeter die werkt met een raa, 'stang, stok'; de familienamen te Raa en ten Raa als adresnaam van een voorvader die woonde te(n) 'bij' een raa, rade of rode, roding 'ontginning, rooiing'.
8x Raa, waarvan 6x N.H.
14x van de Raa, waarvan 9x N.H.
58x te Raa, waarvan 34 x in de Achterhoek (conc. Eibergen, Rekken)
24x ten Raa, waarvan 12x Gld. en Ov.

Raab, Raabe, Raaben, de Raaf, Raaff, Raafs: Mogelijk is het een patronymische vorm van Rafaël, maar eerder een eigenschapsnaam van een donkere of donkerharige voorvader.

Rabreau: Franse beroepsnaam met de betekenis 'knollenboer'. Van fra. rave 'knol', van het lat. rapa, -ae (f) 'raap, knol' met variant rapum, -i (n); vgl. du. Rübe en nsaks. reuve 'knol(raap)'.

Radstaak, Radstake: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een gerichtsplaats met een staak 'as', waarop een rat, rad 'wiel' werd bevestigd om gestraften te radbraken. De term ontstond 1340-1350 van rad 'wiel', omdat men ledematen van de gestrafte brak en men vervolgens deze persoon op een door een staak ondersteund rad neerlei.

	 62 Radstaak,  waarvan 35 in de Achterhoek
	 25 Radstaake,   ,,    16 in Gelderland
	 42 Radstaat,    ,,    21 op de zuidelijke Veluwe (15 in Ede Gld)
	210 Radstake,    ,,    90 in de Achterhoek
	  1 Radstaker,   ,,     1 in Amersfoort
	 28 Radstok,     ,,    23 in Utrecht
	  1 Ratstaak,    ,,     1 in Aalten	
Stok, staak is al uitvoerig bij de familienaam Stokkink ter sprake gekomen. De a/o - wisseling (ald-old-oud) tussen Oost- en Westnederland wordt ook hier zichtbaar. De vorm Radstaat kan een verschrijving zijn, maar kan ook betrekking hebben op de plaats van het rad.

Rappard (van): In Zeldam ligt aan de Rapperdsweg 3 de oude schipperherberg de Rapperd (zie verder Jaarboek Twente 2003 p. 41). Adelijk geslacht uit Dorsten (Westfalen).
Voorlopig heb ik daar nog geen verklaring voor (gevonden). Het enige dat ik nu kan bedenken dat het een berijder is geweest van een zwart paard, ein Rappe, een term van voor 1600; het is een afleiding van Rabe 'raaf'. In de taalkunde noemt men dat een geminatie, een opeenvolging van twee identieke spraakklanken in één morfeem. Het duidt een soort versterking aan. De weinige voorbeelden die ik las zijn:
Latijn aqua 'water' [akwa] > Italiaans acqua [akkwa]
Latijn sapiat 'hij weet' > Italiaans sappia.
Italiaans fato 'lot' en Italiaans fatto gedaan.
Misschien is er ook zoiets in het Nederlands bij maten en matten (GWP).
Een morfeem is de kleinste eenheid van vorm en betekenis in de taal. Dus raaf, Rabe, rave, rappe zijn eenzelfde, in dit geval, vrije morfeem, net als zwart. Maar Raven, Rappen en zwartig dat zijn gebonden morfemen.

Rappel: 1. Een familienaam uit het hdu. gebied met de varianten Rapp, Rappe, Rappl, Räppli. In de middeleeuwen wordt er steeds de 'raaf' mee bedoeld en wel als variant van het mdu. Rabe. Vaak ook als huisnaam gebezigd. Zo woont in 1359 in Freiburg een Johannes zem Rappen. Deze verklaring is door het veel jongere begrip, namelijk in het nhd. gebruikelijk geworden Rappen als 'zwart paard', naar de achtergrond gedrongen. Soms kan ook het mhd. rape (rabe), in het nl. 'raap' er doorheen gespeeld hebben. Duidelijkheid echter verschaffen dan samenstellingen als Rappenfuß (Aargau, 1380); Rappenkopf (Frei-burg, 1320); het niet mis te verstane Rappenschnabel (St. Gallen 1531). Gedocumenteerd is een, let wel, Johannis Rappel (Mies, 1382) (Ligt Mies ten Z. v. München of is het er al een stadsdeel van? Ik weet het niet!); Stephan Reppel (Znaim, 1363); Hainrich Räppeli (Württemberg, 1283).
Rappe(n) 'muntje met vogelkop' voor 't eerst geslagen in Freiburg (B.)!
Een kleine mogelijkheid is dat het de frankische naam Rappelt is met een t-Schwund. De naam is dan een variant van Ratbold 'sterke raadgever'.
In het hdu. gebied zie je de omvorming Schatten naar Schättle, Rappen naar Räpple vaker.
2. In het boekje van Jan Vanroose (1999), Het kleine namenboek, Uitg. Bert Bakker (onderdeel van uitg. Prometheus), ISBN 90 351 2153 8 stond het volgende:
- "In 1811 werden de Nederlanders verplicht een officiële familienaam aan te nemen. Misverstanden van toen vinden we nu nog in sommige familienamen terug. Als twee personen met dezelfde familienaam zich na mekaar lieten inschrijven, werd nogal eens abusievelijk Dito of Van 't Zelfde als naam genoteerd. Wie nog geen naam verzonnen had, werd als Zoekende ingeschreven. Wie niet kwam opdagen, kreeg thuis een rappel. Voor sommigen meteen inspiratie voor een naam. In 1813 werd alleen al in Amsterdam zevenmaal een 'Rappel' ingeschreven." -
Is dat misschien de reden dat de familienaam met de klemtoon op de laatste lettergreep wordt uitgesproken, dus net als appèl 'oproep'?

Rasuli: Patroniem (vadersnaam) afgeleid van de roepnaam van een islamitisch profeet.

Ratstaak: Een eenmalige familienaam in Aalten (Gld). Zie Radstaak, Radstake.

Ravenshorst: Herkomstnaam van het erf Ravenshorst bij Diepenheim. Zie Hekket en -horst. De horst van een peroon met de roepnaam Raven, een eenstammige germaanse naam met de betekenis 'raaf' (zie vd Schaar).

Reinder, Reinders: Patroniem bij de voornaam Reinder. De vorm Reinders is met een sterke genitief en betekent 'van Reinder'. Telefoonaansluitingen in Ned. in 1996: Reinder (3x in Alkmaar/Zaandam), Reinders (1856x verspreid). Reinder komt van Reinier, een tweestammige germaanse naam uit regin- 'raad' en -her 'heer, leger' (zie vd. Schaar).

Reisiger, Reiziger: Beroepsnaam met de betekenis 'ruiter, man te paard'; van het mnl. mnl. reise 'krijgstocht', reisenaer 'soldaat; ruiter', reiser 'krijgsknecht', reisich pert 'cavaleriepaard' en reisige have 'krijgstoerusting'.

Render, Renders: Variant van het patroniem Reinder(s) (z.a). Render (11x in Twente). Renders (332x in Noord-Brabant).
Op de Veluwe bij Heerde liggen de Renderklippen, maar dat is volgens Otten een verbastering van Vemder klippen, de bij Vemde (buurschap bij Epe) gelegen klippen 'heuveltjes'.

Renneboom: Zie Runneboom.

Rensing, Rensink, Renzing, Renzink, Klein Rensink: Dit is een zeer frequente oost-nederlandse naam, waarvan ook B.J. Hekket melding maakt. Hekket noemt:
Erven bij Miste, Winterswijk, in 1336 Rensinc;
in Harfsen, in 1362 Renseking;
in Gorssel, in 1480 Renssinck;
op Beusbergen bij Markelo, in 1485 Rensyng;
te Anlo (Dr.), in 1335 Rensinc;
in Ruinen, in 1372 Rensynghe.
Voor de uitgang -ink, -ing, zie aldaar. Het eerste deel komt van de voornaam Rens, van Renzo. Het is een eenstammige verkorting van Germ. namen met rein-, regin- 'raad'. Het tweede deel zou bijv. -wald van waldan 'heersen' kunnen zijn zoals in Reinout. Vgl. du. walten 'heersen, besturen, regeren'.
Van de 54 geturfde Rensing's (1996) blijken er 22 in de Achterhoek voor te komen met een zwaartepunt, nl. 17, in Lichtenvoorde.
Van de 290 geturfde Rensink's (1996) blijkt het verpreidingsgebied groter, nl. 192 in Gelderland en Overijssel, maar daarvan dan toch weer 62 in Winterswijk en Aalten.

Reudink: Er zijn 45 telefoonaansluitingen in 1996 onder deze naam; 16x in Enschede en 25x in de regio Twente + Lochem, een echt Oost-Nederlandse naam dus. Een lijstje van varianten kan vaak heel 'aufschlußreich' zijn:


            Nederland    Duitsland
Reding          7          65
Redink          0           0
Reuding         0           2
Reudink        45          22
Roding         49          41
Rodink         34           0
Röding          0         340
Rödink          0           0
Rüding          1          22
Rüdink          0           0

De vormen Redink, Reuding, Röding, Rödink, Rüdink komen in Nederland niet voor. Er is daar kennelijk iets mee aan de hand. Dat blijkt ook uit Hekket's werk (z.a.), juist bij hem zou ik hebben verwacht dat hij deze naam onder de loep had genomen, want je kan hem de specialist van de in het nederduitse gebied vigerende -ing en -ink-namen noemen. De naam Reuding, Röding is echter ook zuidduits. Wat blijkt? De naam Reuding is als geheel een roepnaam (voornaam)! De voornaam (later familienaam) bevatte al een -ing-gedeelte. Mijn dtv-Atlas, Namenkunde rangschikt deze eenstammige germ. naam onder die met hruod 'roem' en geeft daarbij de volgende forse lijst met varianten:
Rudde, Ruhde, Rüdi, Riede, Rüttjes, Rauth, Reuding, Rod, Rhode, Roth, Röthe, Kruth, Grüttgen, Krohde, Rudel, Ruhlmann, Rühl, Riedel, Riehl, Rauls, Räutel, Rottler, Rolligmann, Rödling, Röhl, Rölleke, Grötl, Rudek, Kruttge, Rugel, Ruegg, Rutz, Ruß, Ritschel, Rietsch, Räuzel, Rosing.
'Fazit': Het is een roepnaam die geslachtsnaam is geworden, zij het in dit geval met een 'Anlehnung' aan het Saksisch i.p.v. Frankisch , dus -ink i.p.v. -ing. Toch een patroniem (z.a.), maar dan niet iets als 'Reuding-ink' (o.i.d.) zoals in Oost-Ned. gebruikelijk.

Reuser: Bijnaam van een voorvader die tot familienaam werd. De bijnaam is een variant Reusen en heeft als betekenis van Reuse 'van de reus'. Kennelijk een voorvader met een fors postuur.

Reuver, de: Vanwege het lidwoord aan te merken als een eigenschapsnaam, de rover, ofschoon Rover ook een zeer zeldzame voornaam is en dan zou men aan een patroniem moeten denken. Als het Van Reuver was geweest, dan had ik aan een herkomstnaam van een voorvader uit het plaatsje Reuver (op de oostelijke Maasoever, tussen Venlo en Roermond, Limb.) kunnen denken. Eerst een onderzoekje. M.b.v. het telefoonboek van 1996 een lijstje met mogelijke labialisaties en diftongeringen (z.a.):


               12x Reivers
111x Reuver   663x Reuvers   331x de Reuver
  4x Reuwer
  1x Roever     1x Roevers    13x de Roever
  2x Roover   868x Roovers    58x de Roover
                                                1x Den Roover
  1x Roovere                   6x de Roovere
                                               22x van Roovert 
  3x Rover    949x Rovers    323x de Rover
               65x Roverts
                               3x de Ruever
                1x Ruvers

Rover, het bekende automerk, komt van het oudengels voor ne. roofer 'dakdekker'. In het mnl. bestond een soortgelijke term voor 'een huis van een dak of zoldering voorzien', nl. roeven, rueven. Waarschijnlijk moeten de namen Roever, Roevers, de Roever, de Ruever en Ruvers uit het bovenstaande schema verwijderd worden omdat het echte beroepsnamen zijn en moeten we de overige beschouwen als 'neven'beroepsnamen, zoals dat overigens in allerlei naamkundige woordenboeken het geval is. De Duden geeft voor Röver, Röwer niederdeutsche Übernamen zu mnd. rover 'Räuber'. Frans Debrabandere geeft in zijn Familienamen van België en Noord-Frankrijk de betekenis: rover, plunderaar, jager.

de la Rie: Herkomstnaam van een voorvader die 'van de Rié', een gehucht uit Frankrijk kwam. In het Frans betekent de 'van' en la 'de'. In het nl. is kennelijk (bij de burgerlijke stand) het accent aigu weggevallen of weggelaten. Rié ligt links van de A630, halverwege Bordeaux en Toulouse, en wel ten n.w. van het plaatsje 47340 La Croix-Blanche. De naam van het gehucht is wsch. afgeleid van de indo-europese wortel *rei/ri 'stromen', nl. het begin van een waterstroompje.
Genealogie moet uitwijzen of dit de juiste verklaring is.
Gezien het hierna volgende overzichtje is ook een herkomstplaats dichter in de buurt mogelijk, maar waar?


	114x de la Rie, waarvan 69x regio Leiden.
	 44x de Rie, waarvan op twee in West-Nederland.
	  2x du Rie.
	 46x van Rie, waarvan 18 in Zeeland.
	  1x Rie.

van Riel: Herkomstnaam van een voorvader uit het plaatsje Riel in de gem. Goirle (NB) even ten zuidwesten van Tilburg.

Rietstap (te): Adresnaam van een voorvader die te voet thuis moest zien te komen over een hoogte van riethopen. Een 'stap' is gewestelijk een hoogte van zoden, stenen, rietbulten in ondergelopen land om daarop de voet te zetten.
Omdat 'riet' ook een waterstroompje kan betekenen, kan het zijn dat de adresnaam is gekoppeld aan een verhoogde oversteek in zo'n watertje.

Rieux, Durieux: Adresnaam van het gew. fra. rieux 'rivière, ruisseau', rivier, beek, stroompje.

Rijpkema: Patroniem met de de Friese uitgang -ma (z.a.) van de roepnaam Ripke, Rypke, afgeleid van een tweestammige germaanse naam waarvan het eerste lid rik, rijk is met de betekenis 'aanzienlijk, machtig'; het tweede lid begint met een b van bijv. brecht 'schitterend'.

Robjant, Robjohn, Robjohns, Rabjohn, Rabjohns: In eerste instantie denk je aan de en. dubbelvorm voor 'Robrecht + Johannes', maar toch schijnt het (vgl. Oxford - English Surnames) een tweevoudige verkleiningsvorm te zijn. Naar analogie daarvan heb je eerst van Rob (ook al een verkorte vorm van Robrecht) 'Rob-je' gemaakt en daarna daar nog eens van 'Rob-je-ken'. Volgens de Oxford stammend van Rob-eç-un (in het nl. ongeveer 'Rob-besj-ke'.
De vormen Rob, Rab zijn dus van Robrecht en de toevoegingen of verbasteringen (corruption) van de verkleinvormen (diminutives).

Rodenstein: Herkomstnaam van een voorvader die uit of bij het huis Rodenstein vandaan kwam. Rodenstein ligt in Cothen (Utr.) ten noorden van Wijk bij Duurstede. Het zou ook het huis Rodestein in het er nabij gelegen Langbroek kunnen zijn. Verklaring: een stein (z.a.) met een 'rode' kleur van bakstenen. In 1996 waren er 9 telefoonaansluitingen onder deze naam vnl. in de regio Zwolle-Steenwijk.

Roekevis, Roekevisch: Beroepsnaam welke een weergave is van ik roeke 'rook' vis(ch) 'vis', 'visroker' dus. De 'e' is in het mnl. is bedoeld als verlenging van de 'o', dus spreek "oe" als 'oo', soms was het ook de 'i', vgl Oirschot).
De telefoongids van 1996 geeft 1x Roekevis in Lochem en daarnaast 41x Roekevisch. Van de laatste naamdragers komen er 18 in de gemeente Lochem voor en, op één na alle in de Achterhoek.

Roelfsema: Patroniem met de betekenis 'de nakomeling, de man van Roelof'. Zie suffix -ma.

Roelofsen: "Ein abgetragener Patronym" met de betekenis 'Roelofszoon'. De roepnaam Roelof komt van Rudolf, een tweestammige germaanse naam met de betekenis 'roemrijke wolf'; rod-, hrodh- 'roem' en -olf 'wolf'.

Roessink: Oost-Nederlands patroniem met de betekenis 'van Roesso'. Roesso is een variant van Rothard, waarbij vroeger de 'th' als in het Engels werd uitgesproken, iets tussen de 'd' en de 'z', maar ja dat kost meer moeite tongspier- en ademkracht dan simpelweg een 's'. Ik denk dat dat ook de reden is dat we van de tongpunt 'r' wegglijden richting Gooische 'hr' òf het vervangen van het persoonlijk voornaamwoord 'zij' door het bezittelijke voornaamwoord 'hun'. In ons huidige poldernederlands klinkt 'zij' als 'zzaai' en dat kost veel meer energie om uit te spreken dan het luchtige 'hun'. Overigens hoop ik dat dit toch vermeden wordt.

Romeijn: Een bijnaam die tot familienaam is geworden van iemand die naar Rome op pelgrimstocht is geweest.

Romeijnders: Betekenis 'van de Romeinder', i.e. 'van de Romein'; zie Romeijn.

Romein: Zie Romeijn.

Rönneboom, Renneboom: Zie Runneboom.

Rood: Bijnaam die tot familienaam is geworden. De voorvader die in 1811 deze familienaam muntte had of zelf rood haar óf één van zijn voorouders waardoor de bijnaam al min of meer vast lag.

Rosier, Rozier: Voornaam als geslachtsnaam. Rosier is een vorm van Rutger (zie vd. Schaar), een tweestammige germaanse naam; rod 'roem' en ger 'speer'.

Rossel: 1. Eigenschapsnaam voor een roodharige voorvader. Van het Oud-Frans rossel, verkleinwoord van ros 'roodkleurig'. Zie verder Frans Debrabandere (2003), Woordenboek van Familienamen ISBN 90 204 0207 2, maar ook: Genealogie Rossel etc. De vorm Rossel komt in Duitsland 584x voor met een concentratie in de Rheingau bij Frankfurt.
Zie ook: 900 Jahre Gieselwerder (1093 - 1993). Beiträge zur Orts- und Heimatgeschichten und zum Dorfleben. 2. De vormen met een s/z kunnen theoretisch teruggaan op het Oudfrans rosel, Frans roseau 'riet'. Dit klinkt nog door in namen als 'ruisvoorn = rietvoorn' en 'Roosevelt = Rietveld'.
3. Herkomstnaam bij de plaatsnaam Rossel (bij Wilberhofen in Noordrijn-Westfalen tussen Bonn en Siegen bij Windeck). Als de schrijfwijze Rössel of (van) Roesel is, dan kan men ook denken aan Rössel in Oost-Pruisen.
4. Als het een afleiding is van Ross met een l-suffix, dan is het een gereduceerde beroepsnaam; ros(s) 'paard, trekpaard' voor zowel de berijder, handelaar als voerman.
5. De huisnaam of het uithangbord met het "ros" kan ook familienaam worden, denk bijv. aan Im weissen Rössl, 'in 't witte paard', De Ros in Diepenheim of 't Ros in Lochem.

Rossel
	 5x NH    2x Zl    34x Gl
	23x ZH    1x NB     7x Ov
	 1x Ut   31x Li     2x Dr
	Rossell
	 8x Li
	
van Rossum: Herkomstnaam van een voorvader uit de buurt of plaats 'Rossum'. In aanmerking kunnen komen: Rossum bij Zaltbommel (Gld), Rossum bij Weerselo (Ov) of Rossum bij Oldebroek (Gld).

Rot, aan het: Adresnaam van een voorvader die een huisplaats had aan een rot, rode, een 'gerooide plek van het bos, ontginning'. In een later stadium kon daaruit, als meerdere huisplaatsen aldaar gesticht werden, een 'wijk, buurt' ontstaan. Zie Rotbrink (Berkel/Samplonius).

Rotgans: Een beroepsnaam voor de rotgansvanger. De rotgans fourageerde met name op de kwelders in het Waddengebied. Van de 160 familienamen die geturfd zijn komen er 44 op Wieringen (Den Oever en Hyppolytushoef) voor en nog eens 46 in de rest van NH.

Rouhof, Rouwhof: Oost-Nederlandse adresnaam van een voorvader die 'de hof/hoeve van Rou(w)e' bewoonde. Rouwe is een koosnaam voor 'Rudolf'. Zie verder 'van der Schaar'.

Rouwenhorst: Adresnaam van een voorvader die woonde 'bi den rouwen (= ruige, met kreupelhout begroeide) horst'. Zie verder horst.

Ruesink, Ruessink: Familienaam die stamt van een boerderij in Zelhem. Deze is gesticht door de persoon Ruso (betekenis: 'roem'); zie verder het suffix -ink.De telefoonaansluitingen uit 1996 onder deze naam zijn
217x Ruesink, waarvan 150 in de Achterhoek,
  48x Ruessink, waarvan 20 in de Achterhoek.

Ruiter: Doorzichtige beroepsnaam? Ik denk het wel, maar toch? Ruiter is een verkorting van het 16e-eeuwse ruiter te paard. In het mnl. betekende ruter, rutter, ruyter als 1e vrijbuiter, landloper, straatrover, zeeschuimer en werd dan ook met 'rover' verbonden. Als 2e betekenis krijgsknecht, soldaat, zowel te voet als te paard; ruiter pas sinds de 16e eeuw.
Ruten, ruyten betekende strooptochten doen, plunderen, maar ook buit maken. Ook in het mnd. was het ruter en dan komt het via galloromeins rutarius van het mlat. ruptarius 'lid van uit boeren bestaande roversbenden in de 11e eeuw'; een rupta was een 'legerafdeling'.

Rulf, Rulff, Rullfs: Nederduitse roepnaam die tot geslachtsnaam is geworden. Rulf is door samentrekking ontstaan uit Rudolf. Tweestammige germaanse naam uit Rod- 'roem' en -olf 'wolf'. Het betekent zoiets als 'roemrijke wolf'. De niet aanwezige w is vergelijkbaar met Noors: uke 'week', ulv 'wolf', ull 'wol' of undre (ver)wonderen'.

Runneboom, Rönneboom, Renneboom: Adresnaam van een voorvader die woonde bij 'een renneboom'. Het mnl. renneboom was een (dubbele) slagboom, waarmee met name de ingang van een stad werd afgesloten.

Ryba: Poolse beroepsnaam van een voorvader die 'vis' verwerkte i.c. verkocht. Van po. ryba 'vis'.

Rybak: Poolse beroepsnaam van een voorvader die 'visser' was. Van po. rybak 'visser', van ryba 'vis'.


Inleiding + letteroverzicht