Achternamen op P
paal - grensteken
Paap, Papa, Pape: Patroniem uit Zeeuws-Vlaanderen via de kindertaal afgeleid van Bavo. De naam is dermate vervormd, een zgn. Lallname of bakernaam, dat de oorsprong niet is te achterhalen.
Het kan ook een bijnaam zijn die tot familienaam is gepromoveerd. In dat geval kan gedacht worden aan het mnl. pape 'wereldlijk geestelijke'. De naam van de eerste naamdrager geeft dan de betrekking aan tussen hem en een geestelijke of hem en de kerk (iets als 'weggelopen priester', 'onechte zoon van een geestelijke', 'schatplichtige boer'). Vóór de reformatie had de term nog geen geringschattende betekenis en was gebruikelijk in het hele nederduitse taalgebied. In het mhd. Paffe, in het hd. Pfaffe. Een analoge verspreiding kent Pieper, Pijper, Peifer, Pijfers, Pijffers, Pfeifer 'speelman, fluitist'.Pachelbel: Als de naamdrager geen bekende duitse organist en componist uit de 17/18e eeuw was geweest, dan had ik er nooit naar gezocht. De naam moet als volgt ontleed worden: Pach-Elbel. Pach is zuid-du. voor Bach en Elbel is de zuid-du. vleivorm van de roepnaam Albrecht. Elbel komt ook als patroniem voor.
pad - pad; moeras
Pagenkopf: Bijnaam van een voorvader met een nogal fors uitgevallen hoofd. Van het ndu. page 'paard' en kopf 'hoofd'.
palts - du. Pfalz, mhd. pfalz(e), pfalenze, via het laatlatijn uit het lat. Palatium, 'paleis'. Paleis of burcht van de oude Duitse keizers, maar ook een voormalig Duits vorstendom.
pan - komvormige laagte (in de duinen)
Panhuijs, Panhuijzen, Panhuis, van Panhuis, in het Panhuis, in't Panhuis, Panhuizen, van Panhuys, Panhuysen, Panhuyzen: Adresnaam bij het brouwhuis, het huis waarin de brouwpan zich bevindt. Daarna ook de herkomstnaam met de toevoeging 'van'.
Panneschaar: Beroepsnaam (gereduceerd) en variant van 'pannenscheerder', i.e. werknemer die de persranden van ongebakken dakpannen afsnijdt; vgl. de familienaam Koppeschaar.
Parmak: Turkse bijnaam die tot familienaam is geworden en de betekenis vinger heeft; vgl. de in Ned. voorkomende familienamen Finger, Fingerhut, Vingehoet, Vingerhoed. De familienaam komt ook voor met de uitbreiding -siz 'zonder', nl. Parmaksiz 'zonder vinger'.
Parmentier: 1. Beroepsnaam, in de middeleeuwen de gebruikelijke betekenis voor de perkamentmaker. Perkament, de op bijzondere wijze bereide huid van kalveren, geiten, schapen enz., geschikt om erop te schrijven, boeken in te binden, trommelvellen van te maken enz.
2. Beroepsnaam voor de bewerker van de fijne stoffen, die voor kleding werden gebruikt.Pasteur: Beroepsnaam; van het fra. pasteur 'dominee, herder'; vgl. le Bon Pasteur 'de Goede Herder, Christus', van het lat. pastor 'herder' en pascere 'weiden, vee houden'.
patroniem - een vadersnaam, een familienaam die terugggaat op de roepnaam van de vader. Voorbeelden: Albert, Hans, Werner, Wilhelm. De roepnaam is de geslachtsnaam geworden. Voorbeelden van patroniemen met een sterke genitief (2e naamval): Alberts, Peters, Willems; met een zwakke genitief: Abben, Boellen, Marijnen.
Pavel: Patroniem bij de tsjechische vorm van Paul, Paulus; van het lat. paul(l)us 'gering, klein'.
Peddemors, Peddemos: Adresnaam van een een voorvader die woonde bij een 'paddenmoeras'. Pedde, pädde is het mv. van 'pad(de)'. Mors met r-syncope mos 'moeras'. Vgl. Marsman naast Masman, ook door r-syncope.
peel - moerasland
peest - weide
Pegge: 1. Beroepsnaam in oost-nederland voor de bezitter of vervaardiger van een pegge 'zomp'. Een zomp of pegge is een platboomd vaartuig dat eertijds met name op de Berkel in gebruik was.
2. Vermoedelijk een verkorte beroepsnaam die tot familienaam is geworden. Een pegge is een (1476-1500) knopje ( een houten pen) in maten voor drinkwaren, hoogtemerk voor waterstanden en ook ladingmerk van vaartuigen. Het erbij behorende werkwoord is pegelen, 'de pegel of het peil bepalen'.
Het mndl. pegel is overgenomen van het mlat. pagella 'maatstaf', dat toen ook 'gleuf, kerf' betekende. Oorspronkelijk is pagella het verkleinwoord van pagina '(beschreven) bladzijde'.Hiernaast staan dan namen als: Pegge / Pigge; Peggeman / Pigmans; Peggen / Piggen; Piggel en van Piggelen.
Pellen: Patroniem met de betekenis 'van Pelle'. Voor de verklaring van Pelle zie auteurs van der Schaar en Gerritzen.
pingel - maker van vingerdik touw.
Pertjaja: Maleise naam van een boerderij aan de Tonnendijk 176 in Vroomshoop. Het is de oude spelling van percaya 'vertrouwen, geloven'. Bij de bouw had een Indiëganger, aan wiens brein deze naam is ontsproten, de leiding. Het Maleis, Bahasa Melayu, oorspronkelijk (7e eeuw) de taal van Oost-Sumatera werd al spoedig de lingua franca van de archipel. In 1928 werd het Maleis aanvaard als nationale taal in Indonesië, het Bahasa Indonesia. De taal is officieel aanvaard in 1945 en in 1972 kwam er een spellingshervorming.
Pesce: Ingekorte beroepsnaam voor een visverkoper of verwerker. Van het Ital. pesce 'vis'.
petgat, petgaten - door uitbaggeren van veen ontstane plassen of laagtes, tegenwoordig te herkennen aan een elzenbegroeiing en smalle rechthoekige waterplassen.
Pettigrew: Engelse eigenschapsnaam voor een voorvader van klein postuur, dwerg; van m.eng. petty 'geringe' en grew 'groei'.
Philippe: Een van oorsprong grieks patroniem; van Philippus 'liefhebber van paarden'; phileoo 'beminnen' en hippos 'paard'.
Picard, Picardi, Picardie, Picart: Herkomstnaam van een voorvader uit de (fra.) Picardie of (nl.) Picardië, een streek in Frankrijk met als hoofdstad Amiens. Door immigratie van Vlamingen kwam in deze streek de welvaart op gang.
Piekar, Piekart, Piekartz, Piekaz: Poolse beroepsnaam voor 'bakker'. Van po. piekarz 'bakker'.
pierik - perk, afgesloten ruimte
Piguillet, Piquillet: In België komt ook de vorm Pigeolet voor. Het is een beroepsnaam van een voorvader die (land)meter was. Piguilet is de verkleinvorm van het Ofra. pige, van het lat. pes, pedis 'voet'. Piger is het meten met een pige 'maathoutje', maar ook iemand de loef afsteken: Faire la pige à quelqu'un. In het argot is pige ook 'jaar': Elle a plus de quarante piges.
Pimentel: Waarschijnlijk beroepsnaam. Pimentel is het verkleinwoord van het Fra. piment 'Spaanse peper, kruiderij'. Kruidenhandelaar dus. Zie ook Sampiemon, Sampimon.
Piquillet: Zie Piguillet.
Pischetsrieder: Adresnaam van een voorvader die woonde aan de Ried 'beek' van de Pischet.
1. Pischet is de Zuid-Duitse uitspraakvariant van ons piket of het fra. piquet 'paaltje'; vgl. het du. ich is bij ons 'ik' en in Zuid-Dtsl. 'iesj'. Pischet staat dan voor 'koren-, zout-, of vloeistof-meter'
2. Pischet gaat terug op het lat. piscis, dus hier is sprake van de 'vissersbeek'.
Rieder is een afleiding op -er van Ried, Riede van het mndu. ride, rïe, rige 'kleine beek, kleine waterloop. Deze stam komt voor in de familienamen Bleckriede; Eikenried, Fuhlenried, Fullried, Espenried.
Het kerngebied is München, van de 69 tel. aansluitingen zijn er 42 aldaar.
pith - taaie veenmassa
plaat - vlakke ondiepte in water
Plandsoen: Een niet zoveel voorkomende adresnaam; van mnl. plandsoen 'plantsoen' dat destijds 'stek, poot' betekende. Men sprak ook van plantstake.
Plankman: Beroepsnaam van iemand die kon planken, mnl. voor 'met planken bekleden of versterken; een stad met houten muren of versterkingen omgeven. Een planket - mnl. 'houten versterking, houten muur'.
Planque, de Planque, Planque van Herwerden: Franse adresnaam. Van fra. planque 'schuilplaats, onderduikadres'. Planquer 'wegstoppen, verbergen' hangt samen met planter 'planten, in de grond stoppen'.
plasterk - Pools: plasterek m. ..rka 'schijf, plak'.
Plat: Frequent voorkomende familienaam, van oorsprong een korte beroepsnaam die daarmee de platvisverkoper of de platvisvanger aanduidt. De naam komt ca 500x voor in de provincies Noord-Holland en Groningen. Zie ook Schol.
Plate, te: Deze typisch Oost-Achterhoekse familienaam is een adresnaam van een voorvader die woonde bij een plate, een zandbank aan een rivier. In 1996 kwamen 28 telefoonaansluitingen voor onder deze naam.
Onder Plate 83, maar dan in West/Noord-Nederland. Hun naam zou wel eens een herkomstnaam kunnen zijn van de plaatsnaam Plate in Niedersachsen of Mecklenburg-Vorpommern. Een naam die dan bijv. is meegekomen met de Hannekemaaiers (z.a.). In Utrecht/Amersfoort vond ik nog 3x Plaate en 1x De Plaete in of op Ooltgensplaat en daar zullen we daadwerkelijk te maken hebben met de ruimte, 'de plaat', tussen de bestrating en de waterkant.
Als laatste dan ca 500x Plat in Noord-Holland en de provincie Groningen; zie Plat.Plateel: Verkorte beroepsnaam voor de bakker van platte schotels, platelen.
plege - verplichte opbrengst of dienst
Pleit, Pleite, Pleiter: 1. Beroepsnaam van een schipper op een (mnl.) pleit, pleite of plaite, een vrachtschip met een platte bodem, dus een platboomde schuit. De schipper heette ook wel pleitenaer, maar de analogie schip - schipper naast pleit(e) - pleiter lijkt logischer. Als ik kijk naar de telefoonaansluitingen in 1996, dan zie ik 18x Pleit (hoofdz. West-Ned.), 1x Pleite (Breskens) en 172x Pleiter (hoofdz. Oost-Ned.; waar de platboomde schuiten het meest tot hun recht kwamen).
Een pleit 'schip' of 'gaffelaar' is een variant van het tjalkschip (v. Dale).
2. Beroepsnaam; van (mnl.) pleiter, een persoon die iemand in rechte vervolgde.Plouzenec: Franse familienaam met de betekenis 'stro-dorser'. Sinds 1890 zijn er 10 personen met de achternaam Plouzenec in Bretagne geboren.
Opm.: In Charolais is plou het nadelige gras in tarwe.Podde: Bijnaam van een voorvader vanwege zijn uiterlijk, spraak of gang van een 'padde'. Het mnl. podde = padde.
In het vuurstedenregister van Den Ham (Ov.) vermeldt in 1682 Hendrick Jansen Poddelick i.e. Paddeliek, op een ‘padde gelijkend’. Zijn zoon (1708) wordt in het doopboek vermeld als Jan Hendriksen Podde te Magele (een deel van Den Ham).Poddewijn: Verbasterde herkomstnaam van een poitevin, een inwoner uit Poitou, in de streek van Poitiers. Zie verder Debrabandere.
Poecke, van: Herkomstnaam (een kleine 100x in de telefoongids en van Poeke 2x) van iemand uit het dorp Poeke. Poeke is een deel van de Belgische gemeente Aalter in de provincie Oost-Vlaanderen (tussen Gent en Brugge). Poeke was tot 1977 een zelfstandige gemeente met 573 inwoners. Het ligt op de grens tussen zandig en zandlemig Vlaanderen. Kerk met grafsteen uit 1373 en een praalgraf uit 1642. Het waterkasteel van Poeke is een barokslot uit de 17e eeuw, dat in de 18e eeuw in classicistische stijl is gewijzigd. Poeke heette in 1139 Poca.
Oudste attestatie: Nevele, ?Oost-Vlaanderen, 1284. Aangetroffen spelling: Pouke(n).
Poeke is een beek en naar deze beek is de plaats ten zuiden van Aalter (prov. Oost-Vlaanderen) vernoemd.
In het Corpus I p. 1082, r. 15-17, Oudenaarde, Oost-Vlaanderen, 1285 staat:
Den here van pouke .... van onsen lande dat was ver mergrieten Ghiselins wijf was van huerne.
Corpus I p. 753, r. 32-33, Nevele, ?Oost-Vlaanderen, 1284 staat:
Ende hier ouer stoeden mine man bi maninghen van minen bailliu woutre vanden hecke. Gosin vander pouken. Soikin van hamme. (...)
Volgens Bahlow betekent poke 'beek'. Niet zo gek overigens, want heel vaak kom je de p/b-wisseling tegen en dan klinkt via 'boeke' al snel als 'beeke'. Hij geeft als voorbeelden:
1. Een Pokesele bij Gent.
2. In Engeland, maar dan in de betekenis pok 'moeras', Pokerich, Pokeley, Pokewell, Pokebrok en
3. Bij Osnabrück Pokensele.
Ook de Ned. etymoloog de Vries denkt aan een waternaam.
poeder - modder, vgl. poder, podde.
poel - moeras, kuil
Poestkoke: Mijn eerste gedachte was spot- of bijnaam voor de bakker van hete koek (dial. koke) waar overheen geblazen (dial. 'epoest') moest worden óf koek van zeer lichte kwaliteit zodat je deze koek weg kon blazen (dial. poesn). Het Duits kent het begrip nog in de uitdrukking ja Pustekuchen! 'vergeet het maar!, dat had je gedacht!'. Nu is een kokenpoeste een blaasbalg in de keuken, waardoor men er op gewezen wordt dat met koke 'keuken' wordt bedoeld. Kennelijk heeft de eerste naamdrager een onderkomen gevonden in een keuken met een blaasbalg, een koke met een poeste.
Het schijnt dat men in het Fries er de 'spoel- of bijkeuken' mee bedoeld.
Van de 22 geturfde naamdragers wonen er 16 in Holland/Utrecht. Er rijst bij mij het vermoeden dat dit emigranten zijn uit het Fries/Nederduitse taalgebied waar men de keuken Kook óf Kök noemt.Pogge: Bijnaam van misschien een bologige voorvader, waarbij een vergelijking met een kikker werd getrokken, misschien ook vanwege een 'kwakende' spraak; van het mnl. pogge 'kikker'.
pol - hoge plek, eilandje in moerassig gebied.
polder - hoge plek in waterrijk gebied; 1219 van mnl. pol (door aanslibbing gevormd land), vermoedelijk te verbinden met pol (graspol).
Polzer: Beroepsnaam van o.a. Drs. P (Heinz Hermann Polzer, beb. in Thun Zwitserland); van het Hoogduits polzer, bolzer, boutendraaier, voor de maker van bouten voor een kruisboog (armbrust).
pomp - duiker, ondergrondse waterafvoer
Pommier: Fra. adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'appelboom'; van het fra. pommier 'appelboom'.
Pont, du; Pon, du: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een brug; het fra. du pont betekent 'bij of van de brug'. Pont van het lat. pons, pontis 'brug'.
pool - zie poel
poort - stad, stadsdeel, poort (zie poorter).
poorter - De gemeentenaren waren de poorters of burgers (fra: bourgeois) van onze gemeenten (zie burg).
De nu volgende uitleg is afkomstig van Frans Debrabandere (2000), waarvan al zijn cursiefjes zijn gebundeld in een lezenswaardig boekje, Wat woorden weten - Over woorden en hun geschiedenis, ISBN 90 204 5924 4.
Aan de historische term bourgeois beantwoordt bij ons de poorter, de bewoner van een poort of stad. De oorspronkelijke betekenis van poort is 'haven', want het woord stamt van Latijn portus, waaruit ook Frans port. Uit de betekenis 'haven' evolueerden de betekenissen 'havenstad' en 'stad'. De stad Nieuwpoort betekent dus 'nieuwe stad' en heette bijgevolg in Latijnse oorkonden in Novo Opido (1163) of de Novo Portu (1214). In het keurboek van Zierikzee van 1485 heten stad en ambacht Zierikzee 'de poort ende poortambacht van Zierixee'. En de stadsbaljuw van Mesen (West-Vlaanderen) heette in 1547 de poortbailliu. Ook in Engelse plaatsnamen betekent port 'stad', zoals Newport - het Engelse Nieuwpoort -, dat in een Latijnse tekst uit 1191 Novus Burgus heet. Lamport was Langport 'lange stad'. De bewoner van een poort of stad was een poorter, die voortleeft in de achternamen De Poorter(e), Poorters, Poirters.Poorter(man): vgl. fra. portier v.la. portarius 'poortwachter'.
poot - jonge boom
Portyk, Potijk, Potyk: Bijnaam van een voorvader die een woning bezat met een portiek (1696) of als beroepsnaam van een voorvader die bij een dergelijke woning 'deurwachter, portier' was - van het fra. portique, lat. porticus inspringende overdekte ruimte voor een straatdeur (lat. porta); een zuilengang, galerij.
Dat de naam zich zo ontwikkelde komt door de ang.saks. uitspraak met verlies van de 'r' (zgn. syncopische 'r', vgl. Eng. port). De ie, ij, y-schrijfwijze is het gevolg van de weergave van de middeleeuwse lange 'i', soms met 'e', dus als 'ie', dan weer met een 'j', als 'ij' dus . In het oost-ned. wordt de 'ij' nog steeds als een 'ie' uitgesproken. In Twente klinken deze namen eensluidend als [pə-tiek] en in deze vorm zal het bij de burgelijke stand in 1811 zijn opgetekend; vandaar de vorm Potijk .post - brug gevormd door een plank
Postel: 1. Adresnaam van een voorvader die woonde op een gerooide, dus open plek, een loo, van een postel ‘apostel’; hij kon daar vaak ook een speciale functie vervullen, bijv. als 'wacht, oppasser, beheerder', vgl het en. wait(e) ‘wacht, oppasser’, dat in uitdrukking komt in de naam Postlewaite. Was dit een lucratieve plek, dan groeide daar een nederzetting met de naam Postel.
Langs de Weser in du. komt de naam Postel veel voor, een schippersfamilie. De uitspraak daar is gelijk aan (a)postel, dus net als in het mnl. postel 'apostel'.
2. Herkomstnaam van een voorvader uit de plaats 'Postel', bijv. uit Postel in Silezië of uit Postel in België.
3. Patroniem van een voorvader die berust op de roepnaam 'Postel'. Postel is door een Anlaut-verscherping en een klinkerverdoffing van -a- naar -o- ontstane variant van Bastel, een vleivorm van Sebastiaan. In 1526 staat een Johan Postell in Coesfeld (Du.) geregistreerd. (Bron: Duden (2000) - Familiennamen, Herkunft und Bedeutung).
In 1947 was de verdeling van de Postel's per provincie over Nederland als volgt:Gr. 1x; Fr. 2x; Ov. 58x; Ge. 47x; Ut. 3x; NH. 19x; ZH. 17x; NB. 3x; Li 14x. Totaal 164x.
Een telling in 1996 leert dat er 95 telefoonaansluitingen onder de naam Postel voorkomen met daarbij enkele concentratiegebieden, nl.:8x Enkhuizen; 37x Twente; 12x Lochem; 4x Limburg - samen 61 van de 95.
In Twente, ten noorden van Oud-Ootmarsum, liggen in de Postelhoek aan de Postelhoekweg in noordzuid-richting de twee erven het Achterpostel en het Voorpostel. Beide boerderijen zijn waarschijnlijk vernoemd naar de daar in het Dinkeldal groeiende possel, postel, het Twents voor de 'gagel'. Het erf Achterpostel heeft zelfs nog een afbeelding van de 'postel' in de toog van de niendeur '(be)nie(de)ndeur, benedendeur, achterdeur', tegenover de boamdeur 'bovendeur, voordeur'. Uit praktische overweging van mest- of aaltafvoer moest immers de voordeur (boven-deur) boven het niveau liggen van de achterdeur (beneden-deur). Van het erf Voorpostel stamt de familienaam Voorpostel. De uitspraak van de Voor-/Achter-postel is (voor-/achter-)[postəl].
Voor zover bekend werd de buurtschap Postelhoek voor het eerst genoemd in Ootmarsumse bestanden eind 1400. Waarschijnlijk stamt de naam af van wat eens het Hoge Postel genoemd werd. Ook komt in die tijd de naam Grote Postel voor. In eerste instantie een grote boerderij, na 1600 gesplitst in twee boerderijen. Later werd dit in de volksmond genoemd Voorpostel en Achterpostel. De oorspronkelijke bewoners, de familie *Voorpostel, verkochten enkele generaties later de Achterpostel-boerderij. De overgebleven boerderij werd verder bewerkt door de familie Voorpostel. Laat 1800 werd de boerderij nagelaten aan Bernard Voorpostel die kort na zijn trouwen overleed. Zijn weduwe trouwde opnieuw maar nu met Bonnes. Van de Voorposteltijd stamt ook de naam Postelman of Posselman, een naam die generaties lang bleef bestaan. Het voormalige Achterpostel werd later bewoond door de familie Bossink en vervolgens door de familie Scholten. (Zie foto van de achtergevel).In M. Schönfeld (1949) - Veldnamen in Nederland, Afd. der KNAW, afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks deel 12, nr. 1 (N.V> Noord-Hollandse Uitgevers Maatschappij, A'dam), p. 56 staat "Algemeen verbreid zijn Gagelveld, Gagelkamp, kortweg Het Gagel. Gagel" (Myrica gale L.) is een katjesdragend, tweehuizig heestergewas, waarvan takken bezet zijn met goudgele of rode kliertjes, die en sterk kruidig geurende stof afscheiden; het zijn windbloeiers op natte hei en veengrond) "groeit op slecht gewaterd land; vandaar dat mnl. gage(l)lant deze betekenis krijgt. In de Achterhoek en Twente heet gagel posse, pösse; vandaar De Possemoate, weiland bij Zenderen (Ov.)" en dit was een opgave met verklaring van Mej. Schurink".
De Van Dale deelt deze mening en formuleert het aldus: post, (1776) een nevenvorm van posse(m), pors, een gewestelijke naam voor 'gagel' en benoemd het als 'laag kreupelhout in ’t algemeen, struiken'. Bahlow (1985) - Deutsches Namenlexikon, Suhrkamp Taschenbuch 65, noemt pors een 'moerasplant'. De Duden (zie hierboven) preciseert dit tot Moerasporst of Wilde Rosemarijn, i.e. Ledum palustre, L.. Vanwege zijn bedwelmende werking werd 'Porst' als toevoeging aan bier en thee gebruikt."De Lochemse naam Postel wordt uitgesproken als [postèl]. Deze alle aan elkaar gerelateerde families Postel stammen af van Christian Friedrich Postel (*12 mrt 1753) uit Ebersdorf bij Chemnitz (Sachsen). Deze C.F. Postel was de zoon van Christoph Postel (Kürassier) en Anna Sophia Manertin i.c. Mehnertin (boerendochter uit Galanz).
Een Kürassier 'curassier' is een cavalerist (ruiter), voorzien van een helm en een kuras; sedert 1841 bestaan er in het Nederlandse leger geen kurassiers meer. Een kuras (van fra. cuirasse, van cuir 'leer') is een oorspr. leren, later ijzeren borst- en rugbedekking die behoorde bij de uitrusting van een kurassier.
C.F. komt ca. 1772 á 1773 met 'ene Boers' naar Nederland en zou daarna als tuinbaas/tuinman werkzaam zijn bij freule Donckelman(n) op het Oude Loo en o.a. als rentmeester op de Wildenborg. C.F. Postel (*12 mrt 1753) trouwt 21 mei 1786 met Maria Korterink in Lochem. C.F. is later herbergier en overlijdt 17 mrt 1833 te Lochem op 80-jarige leeftijd als Christiaan Frederik Postel.
Als iemand meer wil weten over de Lochemse familie Postel, bijv. waarom één der zoons van C.F. Carel Iwan (*1792) heette, dan kunt u dat doormailen en ik zorg dat het gevraagde aan de juiste info-balie komt.
Postelmans: De familienaam Postelmans komt 67x voor in 1996, hiervan wonen er 40 in Tilburg. Meer dan de helft, een kernnaam dus. Postelmans = van Postelman. Namen met het suffix -man zijn voor het overgrote deel herkomstnamen, dan wel adresnamen. Met Postelman wordt dan de 'man uit Postel' bedoeld en niet 'de man die apostel is', van het mnl. postel 'apostel'.
Postumus, Posthumus: Patroniem met de betekenis 'de laatste'. Van het lat. Postumus 'de laatste', een naam die aan het kind gegeven kon worden als dat na de dood van de vader geboren werd.
De voorzetseltrappen van post 'na' zijn posterior 'later' en postremus 'laatste'. Naast postremus bestaat dan als juridisch technische term nog postumus, -a, -um 'nageboren'. De vorm posthumus berust op volksetymologie door associatie met humus 'aarde'.
pot - klein schip; potvaarder - schipper die handelt in aardewerk.
Potderks, Potheine, Portheine: Zie ook bij Potman. Betekenis: de pot van Derk en Heine. Een pot, een open schuit, is de voorloper van de zomp. De naam Portheine -met een epenthetische 'r'- stamt van de Faanke (Archem, Ommen), terwijl aan de andere kant van de Regge aan de Slenke (Den Ham, Twenterand) de huisnaam Potderks voorkomt; de laatste naam wordt toegeschreven aan een bewoner aldaar met een mankement aan zijn been, kortom Derk met de poot, maar voorgaande verklaring lijkt plausibeler.
Pothaar: Deze familienaam stamt waarschijnlijk van 'de haar waar de pot van de potschipper kon aanleggen'. Een haar is een zandige opduiking in het landschap en in dit geval aan de 'Oude' Schipbeek onder Bathmen bij Deventer. Ca. 1 km ten oosten van Looërmark. De Oude Schipbeek vormt daar nog de scheiding tussen de oorspronkelijke gemeenten Bathmen en Holten.
Potman: Beroepsnaam met voorop de betekenis 'potschipper'. Een pot is in Oost-Nederland een 'klein schip' dat voer op Berkel, Regge en Vecht. Zie suffix -man. Als betekenis daarna komt 'pottenbakker' in aanmerking.
Van de 105 geturfde 'Potlieden' woonden er 53 in de Achterhoek en Twente.Pott: Beroepsnaam. 1. Als schipper op een pot 'klein schip' zoals die op de Regge voeren (vgl. Potman). 2. Als pottenbakker.
Een plaatsnamenboekje - waar ik veel uit put - is:
M. Pott, hoofdcommies der Posterijen (1913). Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland - met toestemming van den Heer directeur-generaal der Posterijen en Telegrafie mede uit officieele gegevens. Tweede, verbeterde, veel vermeerderde druk. Te Groningen bij J.B. Wolters' U.M.; Stoomdrukkerij van J.B. Wolters.
De digitale variant is Pott - Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland.Prechtl: Een patronymische familienaam, waarvan ook de vorm Prechtel voorkomt. De familienaam is afgeleid van de Zuid-Duitse koosnaam Precht, een variant van Brecht en afgeleid van Albrecht of Adelbert. Dit is een tweestammige Germaanse naam met de betekenis "door adel schitterend". Zie verder 'van der Schaar'.
Pretoria: Administratieve hoofdstad van Zuid-Afrika en in 1855 genoemd naar de oprichter Andries Pretorius. De stadsnaam wordt in 2005 omgedoopt tot Tschwane, een Afrikaanse naam die verwijst naar de stamoudste die lang voor de blanke overheersing regeerde in dit gebied. De naam betekent 'we zijn hetzelfde'.
Prins: Eigenschapsnaam die tot familienaam werd. Het zal niet zo zijn dat een voorvader een prins was, want dan zou de naamdrager dat erfelijk kunnen voeren. Dit soort namen zijn meestal ontleend aan uithangborden of werden gegeven aan personen die rol als prins in een toneelstuk speelden. Het kan ook zijn dat de eerste naamdrager zich gedroeg als een prins vanwege zijn aanmatigende, opschepperige gedrag.
Bij Prinsen moet men denken aan 'van de prins'. Dan is het een adresnaam van iemand die woont bij of op een grondstuk van de prins.
proost - voorzitter van een kapittel van kanunniken
Pruim: Waarschijnlijk een herkomstnaam van een voorvader uit het du. Prüm (z.a.), anders een 'pruimenverwerker' voor o.a. genever óf een voorvader met die bijnaam vanwege het (vele) tabak pruimen.
Pukul terus: Indonesische naam van een woning aan de Nieuwstraat in Lemelerveld. De betekenis is Ga zo door! óf Doorzetten! Van mal. terus 'doorgaan (met een bezigheid)' en pukul 'slaan, timmeren'.
Puret: Franse beroepsnaam met de betekenis 'graanzever', het 'puur' maken van het graan. Van fra. pureté 'zuiverheid', van lat. purus, a, um 'schoon, zuiver'. Cribleur 'zever', van fra. crible 'zeef', lat. cibrum, -i, (n) 'zeef'.
put - plaats waar men turf graaft, zie petgaten; waterput
Inleiding + letteroverzicht