Achternamen op M
-ma - dit is het Friese uitgangswoord voor man.
maal - grensteken, rechtszitting
Maanen, van: 1. herkomstnaam die geslachtsnaam werd. De persoon kwam uit Manen, buurt in gem. Ede (Gld).
2. Patroniem bij Maan, een limburgse vorm van Herman, een tweestammige germaanse naam die ongeveer 'held van het leger'betekent (her 'heer, leger', man 'man').
maar - meer
Maarseveen, van: herkomstnaam die familienaam werd. De familie komt uit (Oud) Maarseveen (1387), een vroegere heerlijkheid, polder en dorp in Utrecht, een kwartier gaans ten noorden van Maarssen (nu met dubbel s) tot welks gemeente het nu behoort. Betekenis 'het veen van Maarssen'. Maarssen heette in 1307 Marsen, misschien een oude waternaam *mar-is-ina, gevormd uit het oudnederlands mar- 'waterloop', met daaraan aangehecht de suffixen *-is(a), waarmee bewegend water werd aangeduid, en *-ina.
Maas: Roepnaam die familienaam is geworden. Maas, een verkorting van Thomas. Zie van der Schaar.
Maastricht: Betekenis 'maasveer, maasoversteek'. In 50 nC begonnen als Traiectum ad Mosam '(veer)oversteek aan de Maas'; v.h. lat. trans-iacere (iaciō, iēci, iactum) 'over-werpen'. Traiectum verbasterde tot 'trecht, tricht'. Vgl. Tricht 'oversteek' van de Linge bij Geldermalsen en Utrecht, het verderop, verder'uit' (ut(e)) gelegen trecht 'veer' aan de Vecht.
maat - ~made (weide); (gewestelijk) weide bij het huis. Hij springt de sloot over en stapt de weide in, hun eigen maat (Van der Meiden).
machel - vergaderplaats, graanberg
made - weide
Madle, Madlener: In de telefoongids van 1994 komt Madle 2x voor (Oostzaan en Nijmgen) en Madlener zo'n 50x, waarvan het gros woont in het randstadgedeelte rond Rotterdam. Er zijn twee mogelijkheden:
1. Herkomstnaam slaand op de plaatsnaam Madl, Madlau (Beieren), Madel (Sachsen-Anhalt), Magdala (Thüringen), in 1248 als Madala en 1307 als Madela vastgelegd (Duden).
2. Adresnaam bij de hoogduitse veldnaam Madel, Mädle (van mhd. mat, mades 'maaibare weide'; vgl. Oost-Nederlands: maat 'weide bij het huis'; Noord-Nederlands: made 'beemd, weide, hooiland' (in plaatsnamen als Alkemade, Hoogmade); Engels: meadow en daarvan het oudere mead 'weide').Magele: Naam van een buurtschap in het dorp Den Ham (nu gem. Twenterand) en eertijds naam van een marke. Oude bronnen 1381-1385 geven Magele, Magentlo; 1456 Magentlo; 1457 Magele, Magel 1499, 1576 Maegele. Het laatste deel lo betekent '(gebruiks)bos op hoge zandgrond'. Het eerste deel moet vrijwel zeker een bijvoeglijk naamwoord zijn en kan afkomstig zijn uit het oudsaksisch, waarin magan, magen de betekenis heeft van 'groot, krachtig', evenzo in het middelduits magen, in het oudengels meagen, en in het nieuwengels main. De 't' in Magentlo heeft een verbindingsfunctie tussen magen en lo. Die zelfde functie heeft de t-klank in woorden als erentfest, hoffentlich, morgendlich. Die verbindingsfunctie valt eigenlijk onder het hoofd hiaatdelging, bijv. in 'wat is-t-er mis?'. Het erbij slepen van een letter wordt efelkustiek genoemd. De letter die het hiaat moet delgen zouden we glutinant 'plakletter' kunnen noemen.
De vorm voor 'groot' komt overigens ook voor in magatheida, de oude naam voor de Lüneburgerheide, waarin de 'n' is verdwenen, een verschijnsel dat we syncope noemen.
Hoe dan ook: Magele betekende oorspronkelijk 'het grote bos'. Het bos verdween maar Magele bleef als naam van de buurschap bestaan.
magus - veld, markt
Malder: De ANWB-fietsroute Wiel en Wetering voert door de Dorpstraat van Geffen. Daar staat een slijterij met de naam D'n Malder. Malder of Maldert is Brabantse naam voor de zangvogel de 'merel'. Daadwerkelijk wordt de slijterij geflankeerd door twee merelwijfjes.
Malmhaug: Zweedse adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'ertsberg'. Van zwe. malm 'erts' en haug 'hoogte, berg'. Zie verder de plaatsnaam Malmö.
Malmö: Betekenis van malm-ö 'ertseiland'. Van zwe. malm 'erts' en ö 'eiland'. (Zie verhandeling onder 'rodolm'.)
De plaats Malmö ontstond in de 12e eeuw rond het vissersplaatsje Malhaug. De plaatsnaam is waarschijnlijk Malmhaug 'ertsberg' geweest en in de loop der tijden verbasterd tot Malhaug. Zweden kent een hele ris achternamen, i.c. herkomstnamen dan wel adresnamen, die door foutspellingen aan de 'ertsberg' zijn ontsproten:
Malmhaugg, Mamlhaug, Mlamhaug, Malmaug, Malmahug, Malmhuag, Maalmhaug, Mlmhaug, Malmhau, Almhaug, Malmhauug, MMalmhaug, Malmhhaug, Malmhag, Malmhagu, Malmmhaug, Malmhug, Malmhaaug, Mamhaug, Malhmaug, Mallmhaug, Malhaug.
Het is geen bewijs, wel een indicatie. Zie verder mijn verhandeling over rodolm.
-man - een suffix dat zowel in het ohd, osaks, mhd, mnd, mnl en nl 'man, mens' betekent. Een productief naamvormend element. Het achtervoegsel komt het vaakst voor in herkomst- en adresnamen, maar werd ook in andere naamvormen gebruikt.
- Herkomstnamen:
- Munsterman - uit 'Münster', de hele plaatsnaam wordt genoemd.
- Oostman - een deel van de plaatsnaam wordt gebruikt van bijv. 'Oostburg'.
- Bonnerman - met -er bij iemand uit 'Bonn'.
- Frieseman - verwijzend naar een volksstam, 'Friezen'.
- Westerman - windrichting.
- Vechtman - rivier
- Adresnamen:
a. naar de toestand van de woonplaatsb. met betrekking tot een bouwtype
- Beekman - bij de beek
- Kellenaar - bij of in de kelder (mnl. kellenaer 'kelder; herberg; wijnhuis')
- Koelman - bij de kuil
- Lindeman - bij de linde
- Poelman - bij de poel
- Stegeman - in of aan de steeg
c. Adresnamen die duiden op een 'hof' of 'hoeve'. Een goede indicatie is als je de stam eveneens tegenkomt met het suffix -meier, meijer of meyer'.
- Hutman, Hutteman - in de hutte, schuurtje
- Kaatman - in een kot of kate
- Hofman naast Hofmeijer - hof 'omheinde ruimte'; meyer 'zetboer, pachter'.
- Kerkman naast Kerkmeijer - van de hof van de kerk
- Nieman naast Niemeyer - nie 'nieuw, nieuwe hof'.
- Beroepsnamen:
- Kelderman (administrateur van een wijnkelder, ook Cellarius genaamd)
- Landman
- Melkman
- Olieman,
- Stoetman (mnl. stoet, stute 'broodje van een bepaalde vorm')
- Zoutman.
- Bijnamen:
- Bangeman, bang, vreesachtig.
- Biederman (mhd. biderman 'man van onberispelijk gedrag')
- Kortman, kort iemand
- Lalleman (mnl. lollen '1437 prevelen, dommelen; Eng. to lull (sussen), hd. lullen, lallen, Lat. lallare (in slaap zingen), klanknabootsende vorming'.
- Langman, lang iemand
- Witman, een witharige of bleke.
- Vleivormen bij roepnamen:
- Janneman, Pieterman; niet te verwarren met
- Hartman, Herman, waarbij -man als tweede lid van een germaanse roepnaam fungeert.
mande - gemeeschappelijk land
Manneke: Patroniem bij de verkleinvorm van de roepnaam 'Manne', welke zelf weer een vleivorm is van bijv. 'Herman'. Zie suffix -man hierboven.
Manschot: boerderij rechts aan de Manschotterweg van Lichtenvoorde naar Harreveld. Betekenis: Manne's kote 'boerderijtje van Manne'. Man, Manne is de verkorting van een tweestammige germaanse naam met als tweede element man 'man, mens'.
Maris: Familienaam in het Latijn gesteld en met de betekenis 'van de zee'. Het is de genitivus singularis van het substantief mare 'zee'. Ons woord meer is verwant met het Romeinse mare en men denkt dat er aanvankelijk een (grotere binnen)zee mee werd aangeduid.
Een andere verklaring is dat de familienaam een verkorting is van Marissen en dan de betekenis 'Maria's zone' zou hebben gehad.
marke - grens(gebied), grondgebied in gezamenlijk eigendom
Marle: De oudste benamingen voor het dorpje Marle in de gemeente Hellendoorn zijn: 1390 Merler, 1456 Merler, 1457 Marler, 1583 Marle en daarna blijft het zo. Dat het suffix -ler in feite '-laar' betekent ligt voor de hand. In het oost-Nederlands wordt het suffix -laar, afhankelijk van de uitgang van het grondwoord, uitgesproken als '-ler-' of '-der'. Bijv. Stobbelaar wordt Stobbelder, Stoevelaar wordt Stoevelder. Merkwaardigerwijs is dit niet het geval geweest bij Marle, want daar is de lokale uitspraak [ma:rəl]. Zou dan net als bij de plaats Daarle ook hier een aan het ke. verwant grondwoord mara 'meren, plassen' de aanleiding zijn geweest? (ev. muir [mi:r], mv. mara 'meer, zee, grote hoeveelheid').
Marlet: Familienaam die met de Hugenoten is meegekomen en is afgeleid van een vogelnaam. Diminutief van het fr. merle 'merel' of merlette 'vrouwtjesmerel'. Van het volkslatijn merulus, evenals het nl. merel ontleend aan het lat. merula.
Afhankelijk van de streek kan in meerdere of mindere mate 'ronding' of 'ontronding' optreden van een klinker. Vgl. Mersman, Marsman, Morsman, waarbij de klinker (vocaal) steeds 'ronder' wordt uitgesproken. Let op de vorm van de mond als je achtereenvolgens e, a, o zegt. De Twentse o in Almelo en Hengelo is zelfs nog iets 'ronder'.
Un merle blanc 'een witte raaf'.
Siffler comme un merle 'zingen als een lijster'.
En bottes jaunes, en frac noir; 'met gele laarsjes, een zwarte jas'
C'est un merle, chanteur crédule 't is een merel, goedgelovig zanger'. (Théophile Gautier, 1811-1872).
mars - laaggelegen, drassig weiland
Marsman: woonplaatsnaam die tot familienaam is geworden. De man 'persoon' woonde aan een mars, een vruchtbare laagte aan een rivier of aan de zee, die vooral als weide werd benut.
Er zijn de bijvormen mers, meers, meersch, mors, morsch, en zelfs vormen zonder r zoals mas, masch en mes (zie Mesland).
Mars uit het germaans *mariska 'wat aan de zee gelegen is'. Vgl. de marschgronden aan de duitse Noordzeekust.
Marsmans is een straat in Delden.Martel, Martellet, Marteau: Gereduceerde beroepsnaam voor een timmerman; van het fr. martel van het ital. martello en fr. marteau 'hamer'. Vgl. Karel Martel (= Strijdhamer) 689-741.
Martens: Familienaam met de betekenis 'de nakomelingen van Marten'. Het is dus een patroniem bij de roepnaam Marten; van Martinus (zie v.d. Schaar).
Martin: Het is de meest voorkomende familienaam in Parijs. De naam, een patroniem, is van latijnse origine en is een verkorting van de roepnaam Martinus; verkleinvorm van Martius 'van Mars (i.e. de god van de oorlog)'.
Masius: De latijnse vorm van de familienaam Maes. Voorb.: Bernhard Maes ofwel Berhardus Masius was gedurende lange jaren vicaris van het Groot Begijnhof te Leuven. Als strijdbaar jansenist was hij op het einde van zijn leven verplicht Vlaanderen te verlaten.
Masman: Adresnaam die familienaam is geworden. Zie Marsman.
mast - mest, veevoer
mat - hooiland, maailand
Matte, die - (vero. ; Zwits.; schrijftalig, zeer formeel) alpenweide, bergweide
Mathieu: Patroniem gebaseerd op de bijbelse voornaam Mattheus.
McChlery: Ierse beroepsnaam met de betekenis 'zoon van de klerk'. Mac 'zoon'; chlery 'klerk'. Hiervan wordt gezegd dat het de oudste overgeërfde achternaam is in Europa. De familienaam Clark(e) is daarvan een variant. Zie Clark.
te Mebel: Achterhoekse adresnaam van een voorvader die woonde bij het 'Mebelaar'. In het nd.sak. wordt 'Mebelaar' - het laar (z.a.) van Mewe, Mebe - uitgesproken als Mebelder. Deze laatste naam is eveneens tot familienaam geworden. Derck te Mebel omstreeks 1707 geboren te Varsseveld en aldaar overleden 1764. In de 16e eeuw verscherpte de uitspraak Mewe tot Mebe, een koosnaam van Barthelomeus, waarbij de voorlaatste lettergreep de klemtoon kreeg. In diezelfde tijd werd de naam verlatijnst tot Mebius en ging verder als patroniem. De noord-du. vorm hiervan is Möbius.
Mebelder: Zie 'te Mebel'.
Mebius: Zie 'te Mebel'.
Meckelenkamp: Twentse adresnaam van een voorvader wonend op of bij een grote kamp; van os. mikil 'groot' en kamp (z.a.).
mede, meede - nat kleigrasland dat in 't verleden als hooiland en voor naweiding werd gebruikt.
meent - gemeenschappelijke weide
Meerman: Adresnaam van een voorvader die kwam van het erve 'Meerdink' uit Winterswijk. Zie verder 'Hekket', het suffix '-ing, -ink' en de voornaam 'Odmar' bij 'van der Schaar'.
Meertens: Vlaamse variant van het patroniem Maartens (z.a.). Van de roepnaam Martinus.
meet - 1. meestal verkleinv.) rechthoekig stuk land in een polder (bij de Dollard);
2. gedeelte van een akker tussen greppel en sloot, halve akker.
meier - pachter, opzichter, kortom een persoon waarvan een voorvader de boerderij aan kerk of edelman had gegeven. "Afmeieren" - de pacht opzeggen.
Meijel, van Meijel: Herkomstnaam naar een dorpje bij Weert in Limburg. De naam 'van Meijel' komt zo'n 100x voor met een concentratie in de buurt van Venray (kengetal 0478), 'Meijel' slechts een viertal keer en dan in de NOP.
Meijer: Beroepsnaam die tot familienaam is geworden. In het os. bestond het begrip meier al dat is afgeleid van het lat. maior (domus) 'opzichter over het huis' en tot een frankische titel werd. In het mnl. betekende meyer, mayer als 1e hoofd van een boerderij en als 2e pachter van een boerderij.
Zo komt in oude documenten Jan Nevesel ook voor als Jan de Meyer.
Veeg je alle schrijfwijzen bij elkaar dan staat in Duitsland de familienaam Meyer op de 3e plaats. De e-vorm vooral in het noorden en de a-vorm vooral in het zuiden. Geen wonder dat je bij een dergelijk aantal samenstellingen gaat krijgen om tussen al die Meiers te differentiëren. Voorbeelden hiervan zijn: Bergmeijer (bij de berg), Daalmeijer (in het dal), Gerstmeier gerstverbouwer), Duitemeijer (op de duit, op de cent), Kroesemeijer (bij het kruis), Plagmeijer (bij het geplagde) en ga zo maar door.
De eerste betekenis in het mnl. moet enige uitbreiding. De boer was oorspronkelijk de hoofdknecht, de zetboer van de heer, die de hoeve zelf mocht besturen. Daarnaast kon hij een uitgebreidere taak hebben, nl. hoofd van alle hoevenaars in een buurtschap van zijn heer, dus ook optreden als rentmeester en opziener voor zijn heer. Bij nog verdere uitbreiding kon de meier zelfs een soort lager geplaatste rechterlijk ambtenaar zijn en in een zgn. immuniteitsgericht zitting nemen.Mekkelholt: Een erf bij Enschede, nu nog als naam van een stadsdeel en natuurlijk ook als familienaam, verwijzend naar dit erf. In 1330 heette het erf Mekelholt en in 1337 wordt gesproken over het erf thon Mekelholte. Ook in de periode 1381-1383 is er nog sprake van het erf Mekelholt.
Het erf kreeg deze naam doordat het gesticht werd bij een mekel-holt, een 'mega-bos', een groot bos. Zoals lutje, luttik hoort bij 'klein', zo hoort mekel, mikil bij 'groot', vgl. Mecklenburg 'grote burcht'. Het oudsaksische mikil, oudhoogduits michil en via het oud-engels mycil, muchel geworden tot het nieuw-engels much, is in het Twents eerder in onbruik geraakt dan luttel, lutje, luttik, dat via het oud-engels lytel, littel voortleeft in het eng. little 'klein'.
Verdam vermeldt mekel in zijn Middelnederlandse Handwoordenboek als bnw. 'groot'; als bijw. 'veel' in composities. Ook verwant zijn het grieks megas en het latijn magnus.
Holt betekent '(gebruiks)bos', geen 'woud', want dat was drassig en niet direct bruikbaar. Holt, hout was zo belangrijk dat men er een speciale holtrichter, holtrechter voor aanstelde. De holt-vergadering, die in de marke over het gebruiksbos plaats vond, noemde men een holt-ting, holting. Zo is in Noorwegen de grote vergadering, i.e. het parlement, het Storting; stor 'groot'en ting 'het '(ge)ding, de vergadering'. De voorzitter was de holtgreve, vergelijkbaar met de dijkgraaf of watergraaf in het waterschapsbestuur.
De geslachtsnaam Mekkelholt stamt van dit erf - of van het grondgebied behorend bij dit erf - en is in 1811 als familienaam aangenomen.
Van de 74 telefoonaansluitingen in 1996 onder de naam Mekkelholt resideren er nog 40 in Twenthe.Mekkelhorst: Twentse adresnaam van een voorvader wonend op of bij een grote horst; van os. mikil 'groot' (vgl. gr. megas 'groot') en horst (z.a.).
Het telefoonboek van 1996 geeft slechts 1 Mekkelhorst in Enschede.
Mekkelink: Het centrale deel van de Rhaander Esch ten noorden van Hellendoorn heet de Mekkelink en steekt bijna 15 meter boven zijn omgeving uit. Niemand uit de omgeving spreekt van Rhaander Esch, men noemt altijd de Mekkelink. De naam is samengesteld uit de delen mekkel van het osaks. mikil 'groot' en ink 'enk' (z.a.). Zie ook Mekkelholt.
Melgert: Patroniem bij de roepnaam Melchior.
Menger: Beroepsnaam die meestal in samenstellingen voorkomt. Van het mnl. -menger 'koopman, handelaar'. De Oud-Engelse vorm is monger en in het Rijnland komt de vorm manger voor. Voorbeelden zijn: Oldemenger 'de oude handelaar', Mengerink 'nazaten van de koopman' (zie ink), Mengerman (zie man) en Mengers 'van de menger'.
De verspreiding in Ned. van de familienaam Menger ziet er als volgt uit:48x NH 6x Zl 45x Gl 10x Dr 26x ZH 10x NB 60x Ov 15x Gr 15x Ut 10x Li 104x Fr1x Mengerman in Nieuwegein, 30x Mengers met een concentratie van 17x in Winterswijk. Mengers is daarmee een kernnaam (z.a.). Van 223x Mengerink wonen er 160 in de regio Achterhoek/Twente.Menning, Mennink: Patroniem bij de roepnaam Menno; zie -ing, -ink. Hekket noemt de volgende erven:
1375 Mennyng te Wythmen, Zwollekerspel;
1326 Menningh, nu Noording te Hengelo (Gld);
1382 Menninck te Vorden;
1349 Menekinck in Miste bij Winterswijk.
Menekinck komt van de verkleinvorm Manniko van Manno, Menno.Mensink: patroniem bij de voornaam Mense. Het saksische ink heeft dezelfde waarde als het frankische ing en betekent 'zoon van, nakomeling, afstammeling' en in dit geval van Mense, een eenstammige verkorting of vleivorm van een tweedelige germaanse naam waarvan het eerste deel begint met mein-, uit megin- 'kracht, sterkte'. De verkorting had bijv. kunnen ontstaan uit Meinhard, waar het 2e deel hard 'hard, stevig' betekent.
Mensink, een boerderij in Winterswijk (Gld); Het Mensink, een boerderij in Borculo (Gld); Mensinkhoek, een straat in Hengelo (Ov.).Menten: Patroniem (vadersnaam), misschien ook metroniem (moedersnaam) met de betekenis 'van Mente'. Deze koosnaam kan zijn afgeleid van Clemens dan wel Clemente. Van het latijn: clemens 'zachtmoedig', dus 'de zachtmoedige'.
Menting, Mentink: Patroniem bij de roepnaam Mente. Zie verder Hekket; -ing, -ink. Mente een verkorting van een tweestammige germ. naam die begint met megin 'kracht, sterkte'.
Merlijn: Een familienaam die om een of andere reden (gedrag, lichaamsbouw, het werk ermee) van een vogel is gekozen. Een merlijn is namelijk een dwergvalk, die gewestelijk ook 'smelleken' wordt genoemd en die voor de jacht werd afgericht.
In 1567 komt deze naam het eerst 'verbrieft' voor en is vermoedelijk afgeleid van het fra. émérillon ' en het oudrfra. esmeril dat weer van het frankisch is afgeleid.Mertens: Vlaamse variant van het patroniem Martens (z.a.).
Mesen/Messines: Westelijk van Kortrijk gelegen Vlaams/Frans plaatsje in West-Vlaanderen (Uitspr. "Meetzien"), heette in 1065 nog Mecinis, waarvan taalhistorici denken dat de naam teruggaat op het Latijnse woord machina, dat onder andere 'molensteen' betekende. Misschien betekende het wel 'de molens' die lagen aan de Romeinse weg van Doornik naar het Franse Cassel.
Mesland: woonplaatsnaam die tot familienaam is geworden. De persoon woonde aan een marsland, een vruchtbare laagte aan een rivier of aan de zee, die vooral als weide werd benut.
Er zijn de bijvormen mers, meers, meersch, mors, morsch, en zelfs vormen zonder r zoals mas (zie Masman), masch en mes.
Mars uit het germaans *mariska 'wat aan de zee gelegen is'. Vgl. de marschgronden aan de duitse Noordzeekust.
Mesopotamië: Land ingesloten door de rivieren de Eufraat en de Tigris. De naam komt van het gr. mesos 'midden' en potamos 'stroom'.
Meulenkamp: Adresnaam van een voorvader die woonde bij 'een kamp met een molen'. Zie verder kamp.
Meunier: Franse beroepsnaam met de betekenis 'molenaar' (evt. ook meelhandelaar); van het fra. meunier 'molenaar'.
Meurs (van) : Herkomstnaam bij de plaatsnaam Moers (Nordrhein-Westfalen), Mörse, Mörsen (Niedersachsen).
De verklaring van de plaatsnaam Moers (NRW) is niet helemaal zeker. De stad ontstond bij een adelsburg uit de 11e eeuw en werd in de 13e eeuw de zetel van de gelijknamige graafschap, kreeg in 1300 stadsrechten en kwam in 1702 bij Pruisen. Ouder dan de stad is het Butendorf 'buitendorp' aan de Moersbach (links van de Rijn), die vroeger Moerse heette. Naar deze beek is de plaats vernoemd. De beek heette in 855 in Murse, 1147 Mursa en in 1480 Moerse. De naam kan niet met zekerheid worden geduid, hij kan tot ohd., mhd. muor, mnd. moor 'moer, moeras' behoren of van voorduitse herkomst zijn. (Zie Moors)Mica: In feite een Latijnse adresnaam die een geletterde voorvader tot familienaam maakte. Mica is de schertsnaam voor een 'klein landhuisje'. Mica, -cae (f) 'korreltje, beetje' is verwant met het Grieks micros 'klein'. Korreltjes mineraal (mica) werden verwerkt tot kachelruitjes.
Van de 24 geturfde naamdragers (1996) woonden er 9 in Haarlem.
miede - zie made.
Mikkers: Adresnaam die tot familienaam is geworden. De boerderij - tussen Wijhe en Lierderholthuis - nu nog steeds De Mikke genoemd, stond vroeger bij een mikke, een 'gaffelvormige boom'. Lokaal wordt de staander van een puthefboom ook mikke genoemd. In Holland kan iemand wijd in de mik lopen, dat is 'met grote passen'. Voor meer gelijkvormige betekenissen zie het WNT.
Miliband: Poolse familienaam met de betekenis 'aangename bende'. Van po. miły 'aangenaam, vriendelijk' en band 'bende'.
Millet: Franse beroepsnaam met de betekenis 'gierstboer'. Van fra. millet 'gierst', van lat. milium, -i, (n), een gr. leenwoord met de betekenis 'gierst'.
Milli Görüş: Turkse organisatie met de betekenis 'de nationale opinie'. Van tu. voorvoegsel milli(.-) 'nationaal' en görüş 'opinie, zienswijze, denkbeeld'. Vgl. milli marş 'volkslied'.
Milsbeek: Het dorp Milsbeek dankt zijn naam aan een beek met roestbruin water, dat afkomstig is van een moerassig veen. Mil betekent dan ook roestkleurig water. Tegenwoordig wordt de beek de Kroonbeek genoemd.
Misérus: Bijnaam van een voorvader die tot familienaam is geworden. Misérus, de 'ellendige, de beklagenswaardige'; de vermannelijkte vorm van het Lat. miseria, ae (f) 'ellende, ongeluk'. In miseria esse 'noodlijdend zijn'.
Misteli: Fins/Zwitserse naam met de betekenis Viscum album 'maretak'. De naam is verwant aan ons woord 'mistel' en het en. mistletoe. Het zal wel een beroepsnaam zijn voor de verkoper van maretakken, vogellijm dan wel mistels.
Mlynarski: Beroepsnaam. Van po. młynarz 'molenaar, mulder' met suffix -ski '(zoon) van de'. In het nl. staan hiervoor mogelijkheden als W. Mulder(s), W. Molenaars, W. Smolders (des mulders).
Möbius: Zie 'te Mebel'.
modde - veengrond of veenmodder waarvan turf werd gemaakt; mnl. mudde. Modden of modderen is de benaming voor het turfmaken. Geen wonder dat in ons vroegere turflandje dit aanleiding was tot veel familienamen, zoals Modde, Moddejonge, Moddejongen, Moddemeijer, Moddemeyer, Modder, Modderaar, Modderkolk, Modderkreeke, Modderkreke, Modderman, Moddermann en Modders (z.a.).
Toch een ernstige kanttekening. Het kunnen ook koosnamen zijn van germaanse mód-namen, namen die beginnen met 'moed, hartstocht.Modde, Mudde:1. Adresnaam voor iemand bij het baggerveen; 2. patroniem en koosvorm van een germaanse naam als Modard, Modwin. Zie 'modde'.
Moddejonge: 1. Adresnaam of beroepsnaam voor iemand wonend bij het baggerveen of werkend in het baggerveen; 2. Patroniem, de 'jongen van Modde'. Zie 'modde'.
Moddejongen: 'Van de Moddejonge', zwakke genitief bij Moddejonge. De voornaam volgde vroeger op de naam van de vader, bijv. Moddejongen Jan. Zie 'modde'.
Moddemeijer, Moddemeyer: Beroepsnaam die familienaam is geworden. Zie 'modde, meier' en de familienam Meijer.
Modder: Beroepsnaam voor een werker in de veenbaggerij. Zie 'modde'.
Modderaar: Beroepsnaam voor een werker in de veenbaggerij. Zie 'modde'.
Modderkolk: Adresnaam van iemand bij een (bagger)veenkolk. Zie 'modde'.
Modderkreeke, Modderkreke: Adresnaam van een voorvader die bij een veenkreek, een ondiep water. Zie 'modde'.
Modderman, Moddermann: Beroepsnaam voor een baggerwerker, echter ook voor vuilnisman. Zie 'modde'.
Modders: 'Van de Modder(man)', sterke genitief bij Modder. De voornaam volgde vroeger op de naam van de vader, bijv. Modders Jan. Zie 'modde'.
moer, moor - moeras,drassig land, veen. Zo staan ablautend naast elkaar 'mers, mars, mors, moers, moors'. Het is een soort continue verschuiving van 'weiland, drasland, veenland, poelen, meer'.
Moerman: Zie 'Moorman'.
mol - stof, fijn zand
Mol: In eerste instantie een zuidelijke adresnaam voor een voorvader die woonde op of bij een 'molen' mol in het Zeeuws of Vlaams.
Omdat er geen lidwoord voor staat moeten we hier uitgaan van een patroymische vorm en niet van een bijnaam of eigenschapsnaam. Een patroniem bij de friese roepnaam Molle, een eenstammige verkorte germaanse naam die teruggaat op 'verzamelplaats, gerechtsplaats' bij madel, of het is een verkorte tweestammige germaanse naam die via Melef tot Meinolf zou zijn te herleiden (megin 'kracht' en -olf 'wolf'; zie vd Schaar).
molder - korenmaat, landmaat
Molhoek: Adresnaam van een voorvader die woonde in de 'molenhoek'; molhoek is daarvan een Zuid-Nederlandse vorm.
Molmans: Patroniem met de betekenis 'de zoon van de molenaar'.
Mombarg: Familienaam in de Achterhoek (Vorden, Laren, Hengelo). Volgens Hekket gaat de naam terug op een boerderij de Modenberch (1423) in Linde (Vorden) en heeft de betekenis 'heuvel van Modo'; van osaks. môd 'moed, zin, geest'.
Momber: Functienaam van een voorvader die 'voogd' was; van mnl. momber, mombore 'voogd'; van het ohd. muntboro met munt 'mond, machtig, voogdij' en *beran 'dragen'.
mont - berg. Zie mountain
Monnink, Mönnink: Twentse familienaam die teruggaat op een boerderij Monekinc met de betekenis 'het bezit, de nakomelingen van Mone'; van het eerste lid van Monulfus, nl. got. muns 'gedachte' en -ink/-ing (zie aldaar).
Montaigne: Adresnaam voor iemand die woonde bij de 'berg'; van het fra. montagne 'berg'.
Moora, Morra: Herkomstnaam (z.a.) van een persoon uit het Friese Morra in de gemeente Dongeradeel. In de 13 eeuw heette het plaatsje Mora en in 1422 Morra. Morra betekent 'moeras' en in het Fries is Morra nog Moarre.
Moora's en Morra's moet je dan ook buiten Friesland zoeken. Het zijn er niet veel volgens de telefoongids van 1996, nl. 4x Moora en 26x Morra.Moorman: Adresnaam van een voorvader bij een 'moor, moer'. Moer, moor 'moeras,drassig land'. Moorman zal meer Oost-Nederlands zijn dan Moerman.
Moors: Een in Limburg en Noord-Brabant verrassend vaak voorkomende naam. In 1996 waren er een kleine 600 telefoonaansluitingen onder deze naam. Zo'n 782x was dat het geval met (de) Moor, maar dan in Holland en Zeeland. Kijken we begin 1900 wat er dan aan geografische Moor- of Moorsnamen zijn, dan vinden we:
Moordrecht (plaats in Z-H. ten zw. van Gouda); 'drecht in het moeras'.
Een en ander overziend, dan moeten we wel tot de conclusie komen dat Moors een adresnaam (z.a.) is met de betekenis 'van het moeras'.
Moordijksche weg (in Rockanje Z-H.);
Moorhoek (polder bij Nieuw Helvoet in Z-H.); 'polder ontstaan uit moeras'.
Moorsmeer (polder bij Warmenhuizen, N-H.); 'meer van het moer, moeras'.
Moors (Voerendal, L.); 'van of bij het moor, moeras'.
Moorsel (gehucht bij Lierop N-Br.); van moer-sele 'huis in het moeras'.
Moorselsche hoeven (gehucht in Lierop N-Br.);
Moorsel (buurt in Vlodrop L.);
Moorveld of Moerveld (gehucht 3 km ten noorden van Meerssen, L.); 'moerasveld'.
Moorsche hoef (eig. Morsehoef in Erp, N-Br.); 'hoeve bij het mors, moeras'.
moorter - drassige grond
Morssinkhof: Oost-Nederlandse adresnaam van een voorvader die woonde op de 'hof (hoeve, boerderij) van Morssink'. Morssink is zelf een oude adresnaam met de betekenis 'van het moeras' en dat is uitzonderlijk daar meestal de -ing, -ink-namen voorafgegaan worden door een germ. persoonsnaam. Zie suffix -ing, -ink.
Mortel, van de Mortel, van Mortel, van de Moortel: De familienaam van de Mortel heeft een hoge dichtheid in het oosten van Noord-Brabant, met name in de regio's Deurne, Liessel, Someren en verder in Eindhoven, Weert; hij komt 15x vaker voor dan het enkelvoudige Mortel (regio Amsterdam). Dragers van van Mortel telde ik slechts 2x en van de Moortel 3x (Z-Vl).
Het beste is uit te gaan van een herkomstnaam, want Mortel is als gehucht te vinden in :
gem. Gemert (NBr)
gem. Udenhout (NBr) + buurt Morteltiend
gem. Nistelrode (NBr)
gem. Mook (Limb.)
en als buurt in de gem. Roggel (Limb.).
De gehuchtnamen kunnen samenhangen met de bereiding van (mnl.) mortel, moortel, mortele, morter een soort cement uit steengruis dat werd gemaakt in een mortier 'vijzel', van het lat. mortarium 'vijzel'. Voor dit soort bezigheden is me de naam te lokaal en daarom denk ik liever aan een uitspraakvariant in het Peelgebied, nl. mortel, moortel, morstel, moorstel, moorsel, morsel. De 't' zie ik dan als een verzamelsuffix voor een aantal 'moersjes, morsjes, mostjes', dus moerasjes (zie 'most'). De vorm *morstel kan dan door het latere mortel zijn beïnvloed. Met name de buurtschap Morteltiend wijst op (ontgonnen) moeras waarvan de tienden (belastingen) werden betaald.Nog een mogelijkheid is dat iemand de naam Mortel als bijnaam heeft gekozen naar aanleiding van het fra. mortel de 'sterfelijke'.
Morton: Herkomstnaam wijzend naar een boerderij in Engeland. Mor, moor 'moeras'en ton 'boerderij, erf'. Zie 'tuin'.
mos - mos, moerassige grond
most - moerassige grond, poel (in Brab.).
mountain - en. berg. In Engeland betitelt men hoogtes met mountain 'berg' als ze hoger zijn dan 1000 voet en hill 'heuvel' als ze lager zijn.
Mudde: Zie 'Modde'.
mude, muide - riviermonding; vgl. Genemuiden etc.
Muilman, Muileman, Muilerman: Beroepsnaam van een voorvader die werkte bij of afkomstig was van een 'mölle, muile, meule, molen'. Muile is in het Grote Rivieren-gebied de lokale uitspraak voor 'molen'.
Mulder: Beroepsnaam van een voorvader met de betekenis 'molenaar' was. Hiervan is ook de vorm Smulder bekend dat een samentrekking is van 's mulder', des mulder, van de mulder'. Zelfs voorkomend met een dubbele genitief Smulders 'van van de mulder'; vgl. Smolder en Smolders.
Mulier: Beroepsnaam met de betekenis 'molenaar'; frank. mulier is du. Müller 'molenaar'.
Müller: Beroepsnaam met de betekenis 'molenaar'; van du. Müller 'molenaar'.
munster - klooster(kerk)
Mute (de): Een oude erfnaam in het dorp Den Ham in Overijssel. De huisplaats was gelegen aan het begin van de Muutndiek ofwel Mutenweg, een weg die na WO II werd omgedoopt tot de Ganzenmars. Het mnl. mute 'tol(boom)' is in onbruik geraakt, in tegenstelling tot het in Zuidduitsland nog vigerende Maut(stelle). Maut is Oosthoogduitse voor 'tol' dat in het Oudhoogduitse (zeg Beiers) muta is. Hieraan te grondslag ligt het Germaanse *mota dat 'afgifte, vergoeding voor doortocht en hulp' betekent. In het Gotisch was mota 'tol', in het Oudengels van Noord-Humbrië betekende mot 'belasting'. In het Laatmiddelhoogduits in Beieren betekende muoze zelfs 'maalloon van de molenaar'. Op een of andere manier is deze term in discrediet geraakt, want via het Gotisch in het Oudnoors muta tot 'steekpenning' geworden, evenals in het Sloveense mito. Het Oudkerkslavisch gebruikte myto voor 'loon, geschenk'. Waarschijnlijk hebben in Beieren het Oudkerkslavische mytari 'tollenaar', het Tsjechische myto 'tol' en het Sloveense muta tot het Zuidduitse Maut geleid.
Veel andere verklaringen zijn ook mogelijk.
Kort en goed, oorspronkelijk een wijd verbreide term die in Den Ham zeker is uitgeluid, aldus Muut'n Gerrit, een bijnaam die schrijver dezes ook bezit.
Er zijn velen met de familienaam Tolboom in Nederland, slechts weinigen met de naam Muten, Muter, Muters. Vooral de laatste twee vormen roepen twijfel op. Zij kunnen een vernederlandsing zijn van Duits Mauter 'tollenaar' (op zich van het volkslatijn: tolenarius), maar ook duiden op 'muiter, van muiter' en dus een andere oorsprong hebben.
In het Scandinavisch is de tolboom verkort tot bom (spr. boem) en men betaalt in Scandinavië bompenger 'tolgeld'. Een tol 'draaitol' is in het Noors een snurrebass, een echo naar het aloude Oostnederlands 'snorrebot'. Inderdaad bezat ik vroeger een kippenbotje met daarin twee centrale doorboringen, waardoorheen een simmetje werd gevoerd zodanig dat het een lus werd. Door opwikkelen en trekken kon men dan als een soort jojo het botje op een hoge rotatiesnelheid brengen waardoor dit een snorrend geluid ging produceren, kortom een 'snorrend botje', een snorrebot.Mutlu: Turkse familienaam met de betekenis 'gelukkig'. Van mutlu (spr. moetloe) 'blij, gelukkig; verheugd, opgetogen'.
Mutsaard, Mutsaars, Mutsaart, Mutsaert, Mutsers, Mutsert, Mutzers: Beroepsnaam voor een houthandelaar, vroeger sprokkelaar. Een mutsaard is een 'takkenbos, rijsbos'. Mutsaardband, mutsaardbinder en mutsaardpaard herinneren aan het het samenbinden van het rijshout en het vervoer ervan. Het gebruik kon ook leiden tot het begrip 'brandstapel'.
mijl - duizend schreden
Inleiding + letteroverzicht