Achternamen op L


Laaper, Lapere: 1. Vooral de tweede vorm Lapere laat zien dat het om een Franse verwantschapsnaam gaat die door de Vlamingen of Nederlanders verkeerd is gespeld, nl. Le Père 'de vader', waarbij 'vader' ook min of meer een functie kan zijn geweest, bijv. een vroede vader, een kerkvader, oudvader of een vader in een kloosterorde. 2. Beroepsnaam van de 'schoenlapper, waarbij het gaat om een uitspraakvariant; vgl. lapper, loaper, laaper. De duitse vorm is Lepper.
3. Een eigenschapsnaam of bijnaam die tot familienaam is geworden; mnl. laper(e) 'lepper, slurper, drinker'. Leppen 'met kleine teugjes drinken' soms ook 'met kleine hoeveelheden eten' is (1632) verwant met lepel. Lepel is een afleiding van de germaanse wortel *lap-, die ook optreedt in het mnl. mnd. lapen, ohd. laffan, mhd. laffen, oe. lapian, ne. to lap 'slurpen' en verwant met lat. lambo 'ik lik'. Maar de woordgroep schijnt toch zeer affectief te zijn en kan moeilijk gescheiden worden van labben 'likken' (Kiliaan 1599).

Labiche: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een persoon met 'een bepaald karakter' óf 'met een bepaald beroep; van het fra. la 'de' en biche 'hinde, wijfjeshert; een schatje'.

Labrijn: P.J. Meertens (1947) schrijft in zijn Zeeuwse familienamen dat de familie Labrijn van de Normandische eilanden afkomstig is en oorspronkelijk naar een van deze eilanden le Brit heette, welke naam achtereenvolgens verbasterd werd tot Leberin, La Brijn en tenslotte tot Labrijn. Zij kwamen pas in 1825 naar Zeeland.

Lafontaine: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'bron of fontein'. Van het fra. la 'de' en fontaine 'bron'.

Lagrange: zie Grange.

Lambert: Patroniem bij de tweestammige germ. voornaam Lambert. Land 'land' en bert 'stralend', de 'stralende of beroemde in zijn land'.

Lamoureux: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een 'geliefde, aanbidder, vrijer'; van het fra. l'amoureux met l' 'de' en amoureux 'vrijer'.

Landeweer, Groot Landeweer: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'landweer', een dicht begroeide dam of dijk in het land die diende om de vijand of het water af te weren.

Landstra: Friese herkomstnaam met de betekenis 'van der land(e)', maar waar heeft dit speciale landstuk gelegen? Genealogie! Zie verder suffix -stra.

Langeler: Een adresnaam voor iemand wonend aan het Lange Laar. Zie laar. De betekenis van de laatste lettergreep kan meestal goed worden ingeschat als men luistert naar de Oost-ned. dialectvorm 't Langelder met een infix d.
Een bijzonderheid is dat er (Pott - Aardrijkskundig woordenboek van Nederland, 1913) een buurtschap Langen bestond met 155 inwoners en wel een 1/2 uur gaans ten n.o. van Barchem en een 1/2 uur gaans ten z.o. van Lochem, terwijl mij, als boetnmaarksen 'van buiten de marke', alleen Het Langen bekend is als verlenging van de Dollehoedsdijk. Gezien de afstanden komt een plek in de buurt van Zwiep in aanmerking. Hotel Hoog Langen (Barchemse weg in Lochem, maar inmiddels afgebroken) doet vermoeden dat het in die omgeving moet zijn geweest.
Berkel en Samplonius (1995) noemen als oudste vermelding in de 12e eeuw Lange, in 1403 van Langen. Ze zeggen dat de oudste vorm niet zeker is geïdentificeerd, misschien een afleiding van lang met het 'langste deel'.
Dit zou kunnen stroken met een familienaam Langeler uit of van deze buurtschap.

Langenbarg: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'lange heuvel'; het oost-nl. barg is 'berg, heuvel', bijv. de boerderij Langenberg 1 km ten no. van Ruurlo (Ge), de Langenberg 1 km ten nw. van Laag-Soeren (Ge), het Langenbergerveld - net ten zuiden van de afslag van de A1 - bij Bathmen (Ov), de boerderij Langenberg 1 km ten w. van Holtwick, ten nw. van Bocholt (Duitsland). Misschien is het een herkomstnaam van een voorvader. In aanmerking komen:
Langenberg in Bokstel (NB), in Oud Gastel (NB), in Hattem (Ge), in Bergen (Li).

Langeveld: Adresnaam van een voorvader die bij een 'lange veld-akker' woonde.

Langhout: Adresnaam van voorvader die woonde bij een 'lang bos'.

Lanjou: Verbasterde en verkorte beroepsnaam via Laniau, van Lanneau, van l'anneau 'ring, ketting', dus de maker ervan.

Lankamp, Lankkamp: Adresnaam van een voorvader bij 'een lange kamp'. Zie kamp.

Lankhaar: Je zou kunnen denken aan een eigenschapsnaam van iemand met 'lang haar'. In oostnl. is het veel waarschijnlijker of bijna zeker dat het een adresnaam is van iemand die woonde op een lange haar 'een langgerekte hoogte in het veen of in de hei'. (zie haar)

Lankhout: Adresnaam van voorvader die woonde bij een 'lang bos'.

Lasek: Poolse adresnaam van een voorvader die woonde bij de 'bossen'. Van po. las, lasek 'bossen'.

Latour: Franse adresnaam (zie Hugenoten) waarbij la tour aaneengeschreven is. Van het lat. turris voor '(van) de toren'. Toren moet niet al te letterlijk worden opgevat, het kan ook een uitkijkpost zijn geweest. Er zijn veel namen die zo betrekking hebben op huizen, wegen, bruggen etc.

Lebbink: Oost-Nederlands patroniem bij de roepnaam 'Lebbe'. Lebbe wsch. vorm van Lubbert. Zie ook Lebbink en verder het suffix -ing, -ink, Hekket en van der Schaar.
Van de 219 geturfde namen komen er 130 in Oost-Nederland voor en daarvan 50 in de Achterhoek.

Le Blanc: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een persoon met 'lichtblond haar en/of huidskleur'; van het fra. le 'de' en blanc 'bleek, blond'.

Leblond: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een persoon met 'blond haar'; van het fra. le 'de' en blond 'blond'.

Lebossu:Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een 'gebocheld'persoon; van het fra. le 'de' en bossu 'gebochelde'.

Le Braz: Bretonse eigenschapsnaam met de betekenis 'de grote', dus vergelijkbaar met de nl. familienaam "De Groot".

Lebreton: Herkomstnaam voor een familie uit het Bretonse gebied van Frankrijk. Le 'de' en Breton 'Breton, inwoner van Bretagne'.

Lebrun: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een 'bruin-, donkerharig' persoon; van het fra. le 'de' en brun 'bruin, donker'.

Leclerc: Beroeps- of functienaam die tot familienaam is geworden. De betekenis is 'de klerk (van een notaris, deurwaarder, procureur)'; van het fra. le 'de' en clerc 'klerk'.

Leefers: Patroniem met de betekenis 'van Lefert, Leffert of Liefert'. Van het germ. Liefhart 'lief' en 'stevig (hard)'.

Leenen: Patroniem met zwakke genitief 'van Leen'. De roepnaam Leen komt van Leonard 'sterk als een leeuw' (leo 'leeuw' en -hard 'sterk').

Leerink: Oost-Nederlands patroniem met de betekenis 'van Le(d)erik'. Zie 'Hekket ', het suffix '-ing, -ink' en 'van der Schaar'.

Leetink: Adresnaam van een voorvader stammend van een erve Leetink. Leetink zelf is een patroniem met de betekenis 'de nakomelingen van Leuto'. Leuto is een koosvorm van Ludwin. Zie het voornamenboek van J. van der Schaar en het suffix -ing, -ink.

Leeuwis: Patroniem met de betekenis 'van Leeuwe'. Een verkorte vorm van een tweestammige germaanse voornaam waarvan de stam liaf 'lief' nog behouden is gebleven. De 's' is een genitief s. Hendrik van Leeuwe heette destijds 'Leeuw(i)s Hendrik'. Ook de achternaam Leeuwes bestaat. Door verschuiving in de mond o.i.v. de 'w' en de 's' assimileerde de 'e' in Leeuwis tot een 'i'. Om soortgelijke redenen, maar met een andere mond- en tongstand is Liewe verworden tot Lieuwes en Lieuwe tot Lieuwen.

Leefting, Leeftink, Liefting, Lieftinck: Patroniem bij de roepnaam *Lieft (zie ing, -ink). De voornaam komt van een tweestammige germaanse naam waarvan het eerste element liaf 'lief' is en het tweede -?t? '?'. Vergelijken we de naam met Lefering, dan zien we dat daarin de 't' is vervangen door een 'r'. Zie Hekket.

Leferink, Leeferink, Lefering, Leffering, Leffring: Patroniem bij de roepnaam Lefert of Leffert(zie ing, -ink). De voornaam komt van een tweestammige germaanse naam waarvan het eerste element liaf 'lief' is en het tweede -hard 'sterk, stevig'. Zie Hekket.

Leuverink: Patroniem bij de roepnaam 'Leuf' een verkorte vorm van 'Ludolf'. Zie verder ing, -ink.

Le Floch: Bretonse beroepsnaam met de betekenis 'de page, de edelknaap'.

Lefranc: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een persoon met een 'vrijmoedig karakter'; van het fra. le 'de' en franc 'vrij, frank' ofschoon een contaminatie met een herkomstnaam als 'de Frank' ( uit een Frankisch land) niet onmogelijk is.

Legendre: Verwantschapsnaam met de betekenis 'de schoonzoon'; van het fra. le 'de' en gendre 'schoonzoon'.

Le Goff: Bretonse beroepsnaam met de betekenis 'de smid'.

Legrand: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een persoon met 'een groot postuur'; van het fra. le 'de' en grand 'groot'.

Le Gue: Franse adresnaam van een voorvader die woonde aan een voorde; van fra. le 'de' en gue 'voorde'. De beginklank 'gu' is vaak een van oorsprong frankische 'w', vgl. guerre 'werre', dus ons oude 'weer' zoals in 'noodweer, weerloos' en in het du. Wehrmacht 'leger' en het eng. war 'oorlog'. Gue was dan 'we(d)' en daarmee verwant met ons wad 'doorwaadbaar water, ondiep water'; van het lat. vadum 'doorwaadbare plaats'. Nog zo'n vorm vinden we in guêpe 'wesp' waarin het accent circonflexe niet alleen een nuance in de uitspraak weergeeft, maar ook de weggevallen 's'.

Le Hir: Bretons eigenschapsnaam met de betekenis 'de lange', dus vergelijkbaar met de nl. familienaam "De Lange".

Leloup: Franse bijnaam die tot familienaam is geworden; van fra. le 'de' en loup 'wolf'.

Lemaître: Franse functienaam die tot familienaam is geworden met de betekenis "de meester"; van het fra. le 'de' en maître 'meester, leraar'. Het accent circonflexe in maître duidt op een weggevallen 's', het was dus maistre du. 'meister' (met 'ai'), maar ook in het Sallands 'meister'. Een mooi voorbeeld vind ik altijd de franse kruising guêpe tussen het latijnse vespa en het frankische waspa, waarin de 'gu' staat voor onze 'w' en 'ê' voor 'es', dus guêpe is 'wespe'. Deze conversie lukt voor een aantal woorden.

Lemmerman: Herkomstnaam (z.a.) van een voorvader uit de plaats Lemmer (zie -man). Ik telde 24 telefoonaansluitingen in 1996 onder deze naam. Het concentratiegebied is Apeldoorn-Deventer. De plaatsnaam Lemmer zou ontstaan zijn uit Lenne-meer, het meer waarin de Lenne, de rivier de Linde uitmondt.

Lemoine: Franse beroepsnaam met de betekenis 'de monnik'; van het fra. le 'de' en moine 'monnik'.

Lenderink: Varianten van deze naam zijn Lendering en Klein Lenderink. De naam duikt in verschillende streken van Oost-Nederland op en geeft daardoor blijk van een gemeenschappelijke wortel. Zo worden vermeld:
1356 Leenderinck in Laren (G),
1494 Lenderinck in Harfsen-Gorssel (G),
1383 Lenderinck in Hengelo (G),
1188 Lenderinc in buurtschap Holthuizen, Haaksbergen (O),
1381 en 1383 Lenderinc in Wezepe, Olst (O).
Het eerste deel komt van de voornaam Len-ther, een variant van de voornaam Lanthere (Lindhari). Hierin steken de twee wortels land en heri. Het woord land als naamselement duidt erop hoe belangrijk het landbezit bij de Germanen was en heri betekent 'leger, menigte, volk' en komt nog voor in het duitse Heer 'leger', maar ook in het nederlandse heerbaan, een militaire weg. Het laatste woord stamt overigens af van het Germaans harja en het Gotisch harjis 'leger'. Ook de germaanse volksnaam Harii komt als persoonsnaam voor. Het tweede deel ink is een verscherpte uitspraakvariant van ing (zie aldaar).

Leneveu: Verwantschapsnaam met de betekenis 'de neef'; van het fra. le 'de' en neveu 'neef', i.e. de oom- of tantezegger.

Lenoir: Eigenschapsnaam van een donkere voorvader die tot familienaam is geworden; van het fra. le 'de' en noir 'zwart'.

Lensen: Patroniem met zwakke genitief bij de roepnaam Lens, dus 'van Lens'. Lens is een verkorting van Laurentius 'de gelauwerde'.

Lenormand: Herkomstnaam voor een familie uit het Normandische gebied van Frankrijk. Le 'de' en Normand 'Normandiër, inwoner van Normandië'.

Leppink: Oost-Nederlands patroniem met de betekenis 'van Leppe, van Leppo'. Leppe is de verscherpte uitspraak van Lebbe; vgl. het paar Ebbe, Eppe waarbij zich hetzelfde verschijnsel voordoet. Zie verder het suffix -ing, -ink en 'van der Schaar'.

Lesage: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een 'wijs' persoon; van het fra. le 'de' en sage 'wijs; oppassend; braaf'.

Leterme, Determe, Duterme: Adresnaam van een voorvader die woonde 'aan het eind' of 'aan de grens'; van het lat. terminus 'grenspaal, grens, eindpunt'.
In het Walcherense Serooskerke was een boerderij met de naam Klein Termee, maar of hier aansluiting met deze namen moet worden gezocht is twijfelachtig.

Leunk: Afgesleten vorm in het Oost-Nederlandse taalgebied van de erfnaam Lodink of Ludink met de betekenis de nakomelingen van Lodo of Ludo. Zie suffix -ing, -ink.

Leussink: Patroniem (z.a.) bij de roepnaam Ludo, een verkorting van een germ. naam die begint met liud 'volk' (zie v/d Schaar en Hekket).

Leverington: Herkomstnaam van een voorvader uit Leverington in Cambridgeshire (Eng.) De oudste vermelding van de plaatsnaam zelf is van 1130 en betekent 'de boerderij of het bezit van een man Leofhere. Zie -ing en tuin.

Ley, van der : 1. Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'lei'steengroeve.
2. Adresnaam van een voorvader die woonde aan een lede, lei(de), ley. Zie lede

Li, Lie, Lee: De meest voorkomende chin. familienaam met de betekenis 'beheerder, opzichter', maar met andere lettertekens betekent het 'pruimenboom'. Ca. 8 miljoen mensen dragen deze naam.

Lier, van: Herkomstnaam (z.a.) van een voorvader uit de plaats De Lier zo. van Den Haag of uit de buurt Groot Lier (1900, nu Op de Lier) of Klein Lier (nu een manege) in het no. van Molenhoek, gem. Mook. De plaats De Lier is vernoemd naar een thans verdwenen waterloop de Liore (13e eeuw). Mogelijk is ook het Belgische Lier, oost. van Antwerpen, als herkomstplaats aan te wijzen.

Lievestro, Lievestroo, Lievenstroo: Adresnaam van een voorvader afkomstig van de boerderij Lievestro, westelijk van de Zelhemseweg tussen Ruurlo en het zuidelijk daarvan gelegen Veldhoek. In 1428 heette de boerderij Levenstroet 'de stroet van Leve(n), Lieve(n)'. Lieve is een vorm van het germ. Liafwin, in het lat. Lebuïnus. Zie van der Schaar. Een stroet, mdu. struot, strûd, 'laagliggende drassige grond begroeid met kreupelhout'. Een (mdu.) strûter is een 'strootker', iemand die een struot ontgint.

Liezenga, Lijzenga, Lyzenga, Lijzinga: Patroniem bij de mannelijke voornaam 'Lize'. Zie verder het suffix -ing, -ink, -inga. De roepnaam Lize is me niet welgevallig.

Ligtenbarg: Zie Kleinluchtenbeld.

Lijftogt: Lijftocht (mannelijk, geen mv.) is een verouderd begrip voor:
1. leeftocht, proviand, levensmiddelen
2. levensonderhoud; goederen in lijftocht betekent 'in vruchtgebruik'.
Wat je hier in de Achterhoek, maar ook elders, nog veel ziet is dat er een 'kopkamer', een bijgebouwtje voor of naast de boerderij werd geplaatst waarin de oude bewoners hun dagen sleten met behoud van een deel van het vruchtgebruik. Zo'n bijbouw heette vroeger een lieftogt(hoes) 'lijftocht(huis)', kortom we hebben hier te maken met een zogenaamde adresnaam. Veel 'Lijftogt'en zijn er overigens niet. In het telefoonboek van 1996 turfde ik er 49, waarvan 18 in de Achterhoek met nog 10 anderen in de rest van Gelderland, nog 7 in de provincie Utrecht en 6 in Overijssel. Een Achterhoekse naam dus met een concentratie (12x) in de driehoek Zutphen, Lochem, Vorden.

Lillipaly: Molukse familienaam.

Lindeboom: Adresnaam van een voorvader die tot familienaam is geworden. Hij had zijn bedoeninkje bij 'de lindenboom'. Een linde kon door haar markante plaats (centrum van dorp) een bijzondere betekenis hebben, bijv. doordat onder haar bladerdak rechtspraak werd gehouden. Voorb. de Tien-Geboden-Linde in Hilvarenbeek.

Lindenburg: Herkomtsnaam van een voorvader uit Lindenburg. Vroeger een buurt in Oud Gastel ten noorden van Roosendaal. Ook in de ons omringende landen zijn soortgelijke plaatsnamen te vinden, die dus ook in aanmerking kunnen komen.
Het kan ook een adresnaam zijn. Er waren vroeger nogal wat heuveltjes (bergjes) waarop linden groeiden en een behuizing naast zich hadden.

Lindenhovius: Naar het Latijn gevormde adresnaam van het erf 'de Lindenhof'.

Lindenschot: Adresnaam van een voorvader die woonde in of bij het 'linden-schot, het schot bij de linde'. Van het mnl. schot 'afgeschoten terrein, afgeperkte ruimte', evt. 'houten schot' is ook mogelijk.
Van de 20 geturfden wonen er 18 in de Achterhoek en daarvan weer 9 in Ruurlo.

Lindert, van Lindert, te Lindert: Herkomstnaam van een persoon uit het gehucht Linderte bij Raalte, in de oosthoek van de N35 (Raalte-Nijverdal) en de N48 (Raalte-Ommen). Het is een zogenaamd collectief meervoud net als bij gemeente, maar dan met reductie tot meent(e) 'de gemeenschappelijke weides' en hier lindert(e), in feite het gelinderte 'het lindebomenbos'. Uiteraard kan ook elders wel een lindengroep tot deze (dan adres-)naam hebben geleid.
Lindert (10x, waarvan 8 in West-Nederland)
Van Lindert (27x, waarvan 12 in NB, 6 Ut.)
Te Lindert (133x, waarvan 102 in de Achterhoek, het gros in Aalten, Winterswijk, Varseveld).

Lit, van: Herkomstnaam van een voorvader uit de plaats Lith in Noord-Brabant. De etymologie van Lith is niet eenduidig.

Lochem, van: Herkomstnaam (z.a.) die tot familienaam werd. Een voorvader uit Lochem, maar pas op, er is ook een Lochen in Oostenrijk.

Lodeweeg, Lodeweegs, Lodewegen, Lodewegens, Lodewegens Ketelaar, Lodeweges: Patroniemen met de betekenis '(van) Lodeweg, Lodewijk'. Een germ. roepnaam bestaande uit twee delen. Het 1e deel (ch)lod, (ch)lud 'beroemd'. Dit deel is verwant met het nl. (ge)luid 'hard klinkend'. In feite is luid een verleden deelwoord met de betekenis 'gehoord'. Het 2e deel is wig en betekent 'strijd'. De eerste Merovingische koning heette Chlodowig I. Afhankelijk van de landstreek werd de 'ch' uitgesproken als 'k', 'g', 'h' óf 'als helemaal niets'. Vgl. school naast skool (denk ook aan het Engels). In dit licht is ook de relatie met het gr. κλυτος, klutos 'vermaard' te begrijpen.
Geturfd:
Lodeweeg 3x (1x Velp, 1x Eibergen, 1x Neede); van de roepnaam 'Lodewijk'.
Lodeweegs 23x (o.a. 4x Nederhorst den Berg, 4x Utrecht, 5x Achterhoek); betekenis 'van Lodwijk'.
Lodewegen 29x (o.a. 15x pr. Groningen, 6x Friesland, 5x Twente); betekenis 'van Lodewijk'.
Lodewegens 1x (Groningen); betekenis 'van Lodewegen', dus (z.b) 'van van Lodewijk'.
Lodewegens Ketelaar 1x (Winsum); kennelijk woonden er in 1811 meerdere Lodewegens in eenzelfde plaatsje, waardoor een ervan ter onderscheid zijn ambacht van ketelaar 'ketelsmid' toevoegde.
Lodeweges 90x (o.a. 64x Overijssel); betekenis 'van Lodewijk'.

Loiseau: Franse naam die min of meer is gekozen op basis van overeenkomst in lichaams- of karaktertrekken van een vogel (l'oiseau 'de vogel'). In 1996 aangetroffen in Assen.

Loman: Adresnaam van een voorvader wonend bij een lo (zie hierboven en zie -man).

Lommel, van: Herkomstnaam van een voorvader uit de plaats Lommel (België).

Londen, van: Herkomstnaam van een voorvader uit Londen.

Lörincz: Hongaarse familienaam. Patroniem uit de Latijnse heiligennaam 'Laurentius'.

Loskamp: Voorvader die woonde bij een 'kamp' die lag aan een 'los'. Een adresnaam dus. Van los 'niet-openbare weg' die toegang geeft tot een stuk land, in dit geval de kamp.

Lovink: Oost-Nederlands patroniem (later ook adresnaam) met de betekenis 'van Lovo, Luvo'. Lovo is een koosnaam van Liudwin 'vriend van het volk'.

Lucas: Patroniem bij de roepnaam 'Lucas'. Zie verder Lukassen.

Lubbers: Patroniem met de betekenis 'van Lubber(t)'. Lubbert komt van de germ. naam Liud-bert 'de stralende onder het volk'. Zie van der Schaar.

Luchterhand: 1. Bijnaam voor een 'linkshandige' voorvader; van mndu. luchter 'linker'. 2. Adresnaam van een voorvader die aan de linkerkant van een weg/steeg woonde.

Lugtmeier: Beroepsnaam met de betekenis 'opzichter der verlichting voor een heer'. Van het mnl. licht, lucht, lugt 'lantaarn, kandelaar' en meier 'opzichter', van het lat. major 'groter', de grotere, hogere in rang.

Luimers, Luimes: Ongeveer 2 km ten westen van Heurne en 7km oostelijk van Ulft in de Liemers staan twee erven Groot Luimes en Klein Luimes. Naar deze erven zullen de Luimers en de Luimesen vernoemd zijn. Het zijn partroniemen bij de roepnaam Luimer, van het germ. liud 'lui, volk' en mar 'beroemd'.

Lukassen: Patroniem met de betekenis 'Lukaszoon' of patroniem met zwakke genitief met de betekenis 'van Lukas'. In feite komt het op hetzelfde neer. De roepnaam Lukas komt van Lucas dat een verkorting zou zijn van prime luce natus 'de bij zonsopgang geborene'; lat. lux 'licht', lucēre 'lichten'.

Luurs: Patroniem met de betekenis 'van Luur'. Het is de verkorte vorm van de roepnaam 'Luthard', een germ. naam met de betekenis 'volksleger', van liud 'volk, lieden' en hari 'heer, leger'.
Zie 'Boelens'.


Inleiding + letteroverzicht