Achternamen vanaf Kn


Knottenbelt: een adresnaam van een belt 'kleine heuvel in vochtig gebied', waar knotten 'ongedorste vlaszaadbollen' werden verzameld of verwerkt. De huisplaats daar gebouwd is tot familienaam geworden. Mogelijkerwijs zou het een onttopte i.e. geknotte belt kunnen zijn. Namen die op een egalisatie-proces duiden worden doorgaans voorafgegaan door het ww. slechten of slichten, waarbij de 'ch' al dan niet is vervangen door 'g'. Vergelijk: Slechtenhorst, Sligtenhorst.

Kocabaş: Turkse beroepsnaam met enerzijds de betekenis 'handelaar in vogels', anderzijds met de betekenis 'verbouwer van bieten'. Van tu. kocabaş: 1. appelvink; 2. biet.

Koenders: Patroniem (z.a.) bij de roepnaam Koender(t). Het is een sterke genitief die betekent zoon of nakomeling 'van Koender(t)'. Koender komt van Koenraad en dat is een tweestammige germaanse naam met ongeveer de betekenis 'bekwaam in het raad geven' (koen 'koen, dapper'; -raad 'raad').

Koeslag: 1. Een veldnaam die, doordat men daar woonde of ging wonen, tot familienaam is geworden. Een slag is een van de afdelingen waarin het bouwland met het oog op de vruchtwisselingen werd verdeeld. Tijdens deze wisseling kon het dan worden begraasd door koeien.
Een slach is in het middelnederlands ook een 'aandeel, het iemand toekomende deel in markegerechtigdheid en grondbezit, dat dan ook tot zijn verantwoording en onderhoud werd gerekend.'
2. De voorvader kan ook hebben gewoond bij een coeslach, een hek waardoor het vee maar in één richting kon lopen, een slachholt dat achter de koeien dichtviel als de koeien van de markeleden (personen met gemeenschappelijk grondbezit) er doorheen liepen of gedreven werden.
3. Het kan een nog ruimere betekenis hebben als we er vanuit gaan dat de naam betrekking heeft op het grondstuk, de verzamelruimte van het vee.

Koetsruiter, Kutschreuter, Kutschruiter: Een Duitse beroepsnaam Kutschreuter die ook in Nederland voorkomt, in Limburg geheel vertaald is (Koetsruiter), in het stroomgebied van de IJssel maar ten dele (Kutschruiter) en meer verspreid ook varianten als Kutschenreuter, Kuttschreuter, Kuttschreutter, Kuttschrüter, Kuttschrütter, Kuttschruitter, Kuttschrutter.
Kutsche 'koets, rijtuig'; vroeg nhd. Reuter later Reiter 'berijder, ruiter'.

Kohnstamm: Patroniem voor een afstammeling van Kohn 'Koenraad'. Zie stam.

Kok: Beroepsnaam die tot familienaam is geworden.

Koldewe, Koldewee, Koldeweid, Koldeweij, Koldeweijde, Koldewey, Koldewij, Koldewijn, Kollewijn, Koolwaay, Kaldewaaij, Kaldewaay, Kaldewaij, Kaldeway, Kaldeweier, en dan nog de vormen met C: Coldeweij, Coldeweijer, Coldewey, Coldewijn, Colewij, Collewijn. In het verleden zijn er nog meer vormen geweest, getuige de Genealogie van het geslacht Koolwaaij. Een blik in het telefoonboek van 1996 levert de volgende frequenties in ons land:


	Coldeweij   2	Assen, Deventer		
	Coldeweijer 5	Noord-Brabant	
	Coldewey    1	Epse	
	Coldewijn  16	Arnhem, Liemers		
	Colewij     3	Amersfoort			
	Collewijn  71	West-Nederland
	Kaldewaaij  3	regio Amsterdam
	Kaldewaay   2	Landsmeer
	Kaldewaij   7	Groningen, Culemborg, Amsterdam
	Kaldeway   10	prov. Utrecht
	Kaldeweier  1	Enschede
	Koldewe     5	Hellendoorn, Zeist, Leusden
	Koldewee   20	Overijssel
	Koldeweid   7	Twente
	Koldeweij  51	Twente, Achterhoek
	Koldewey   21	Achterhoek, Twente
	Koldewij    3	Winterswijk, Groenlo, hedel
	Koldewijn 127	dispers, o.a. IJsselgebied
	Kollewijn   9	dispers
	Koolwaaij  10	Arnhem, Nijmegen, Dordrecht,Alblasserdam
	Koolwaay    3	Enschede, Alblasserdam
	
Het blijkt een herkomstnaam te zijn. In Nieder-Sachsen is een plaatsje tussen Diepholz en Sulingen dat luistert naar de naam Coldewey. In 1537 wordt in Coesfeld ene Johanna Koldeweyen genoemd (Bron: Duden - Familiennamen). De families die luisteren naar de naam Coldewey (245x) moet men zoeken in het gebied Friesland/Bremen, dus in de regio Leer, Westerstede, Oldenburg, Bremen. Een telling anno 2003 wat betreft de telefoonaansluitingen in Duitsland leverde, afgezien van een bevestiging, de volgende aantallen:

	Coldewei	  2	Friesland
	Coldewey	245	Nieder-Sachsen
	Kaldeway	  3	Kreis Münsterland, Bonn
	Kaldeweier	 11	Ostwestfalen
	Kohlwey		118	Bremen, Ostwestfalen, Münsterland, Ruhrgebied, Rurtal
	Koldewee	  2	Osnabrück
	Koldewei	 25	Bremen, Emsland
	Koldewey	 71	Vnl. Bremen Emsland en regio Hannover / Kassel
	
Samenvattend kunnen we zeggen dat bovengenoemde namen herkomstnamen zijn, maar hoe komen we dan aan die plaatsnaam? De betekenis van al deze verbasteringen (of du. Entstellungen) is waarschijnlijk 'koude weg' vanwege het feit dat, leunend tegen het oostfries, wei, wi de betekenis 'weg' had en koud, kald of kold de betekenis 'niet meer gebruikt, woest'. Bovendien heet de hoofdstraat in Coldewey nog steeds Coldewey.
Koldewijn is een verbastering van Koldeweyen, de zwakke genitief in de naamvorming, bijv. Koldeweyen Harm = Harm (van) Koldewey en in het sallands 'Kollewiens Harm' of 'Harm van Kollewien'. Nu sterk en kennelijk een niet meer aangevoeld genitief, want dat was het al.
Waarom een 'ongebruikte - koude' weg of 'koude diek', in het nedersaksisch is immers 'diek' vrijwel synoniem met 'weg'. In 1385 ontstaat de buurtschap Coldewey. Groden vor Knipens wird eingedeicht. Vervelende bijkomstigheid: "Kirchen von Alt Gödens, Dykhausen und Horsten werden vom Häuptling Ine Widdeken von Etzel zerstört (Bron: Geschichte der ostfriesischen Halbinsel).

Kolenbrander: beroepsnaam met de variant Koolenbrander en in Duitsland Kahler, Kähler, Kohler, Köhler en Kohlbrenner. Een kolenbrander gebruikte houtskool voor het smelten van het lokaal gevonden ijzeroer. In grote hopen brandhout, zgn. meilers of koolhopen (vgl. de familienamen Meiler, Kolhoop en Koolhout) liet men, onder afsluiting van zuurstof, hout door vuur verkolen. Met dit verkoolde hout kon men in smeltovens een hogere temperatuur behalen dan met gewoon hout.
In 1381 leefde in Goor Arnt de Kalenberner bij der Cloetbane. Kalen is een nederduitse variant van kolen en bernen van branden (vgl. het Duitse brennen; denk aan het Engelse burn; hierin is een metathesis (letterverschuiving) opgetreden net als tussen borst en Brust (breast) òf tussen wesp (Engels wasp) en het Neersassische wepse.

Kolkman: tot familienaam geworden woonplaatsnaam van de 'man nabij de Kolk' (vgl. van de Kolk). Zie kolk.

Kolvoort: Ca 1 km ten westen van Bornerbroek (Ov) ligt de boerderij Kolfoort. Personen met de naam Kolvoort, Kolvoord, Colvoort zullen hun naam aan deze boerderij te danken hebben. In 1475 heette dit erf Coldenvoert. Adresnaam van een voorvader die aan een 'kolde voorde' woonde, een niet meer of weinig gebruikte (koude, kolde) voorde (doorwaadbare plaats). Analoog wordt een oude dijk die door een voorliggende nieuwe dijk zijn functie verliest in het saks. 'kolde diek' genoemd. Zie: Koldewe.

Koning, Keuning: Bijnaam, bijv. als gevolg van 'koning' bij de schutterij of iets dergelijks.

Konings: familienaam die is afgeleid van het beheren van, het wonen op of bij een konigsbezit. Het is een genitief met de betekenis 'van de koning'.

Koolhaas: Bijnaam van een beweeglijke/langbenige voorvader; van het mndu. kôlhase 'sprinkhaan'. Zie verder bijdrage over de naam Koolhaas van Guus Middag in Onze Taal 2012-4 p. 89.

Koopmans: Van oorsprong een beroepsnaam met sterke genitief, 'van de koopman'. Zo is het een doorzichtige naam, maar anders ligt dat bij een familienam als Coomans of Comen. Dat komt doordat in het mnl. coopman ook geschreven werd als copeman, coman, comen. Je kunt dan ook de vorm Coeman(s) tegen komen, waarbij de e als verlenging van de o fungeert.

Koops: Patroniem met de betekenis 'van Koop'. Koop is de verkorte vorm van 'Jacob'.

Korenblek, Korenblik: Adresnaam van een voorvader die woonde aan een 'blek/blik met koorn'. Blek van het mnl. blec, blic 'land dat slechts even boven water uitsteekt'. Zie Hekket. In het Leestensche broek, tussen Zutphen en Vorden, staat een boerderij met de naam Blek. Hekket noteert dat er in 1494 een to Korenbleick onder Warken bij Warnsveld was. Vgl. mnl. molenblic 'molenerf, molenwerf'.
Nu is zo'n laag gelegen land natuurlijk niet direct geschikt om koren op te verbouwen. Aangezien het een Oost-Nederlandse naam is moet men niet uit het oog verliezen dat de 'p' in het verleden ook als een 'b' kon worden uitgesproken (vgl. Berenpas i.e. perenbosje, z.a.). In dat geval is de betekenis: Hij die woont bij de 'plek die geschikt is voor koren'.
Het mnl. coren betekent o.a 'kiezen', zoals we dat nog terug vinden in onze uitdrukking 'willekeur'. Zou het dan de coren pleck, de 'gekozen plek' als betekenis hebben gehad?

Korn: 1. Herkomstnaam die verwijst naar Korn in de gemeente Dussen (NB) dat in 1845 nog De Korn heette, naar de ligging aan de Kornsche dijk 'korendijk'.
Adresnaam verwijzend naar een korenmolen met deze naam .
2. Patroniem met zwakke genitief bij de roepnaam Cor, Kor, 'van Cor' dus. Cor komt van Cornelis, waarvan de afleiding niet geheel zeker is, misschien van het lat. cornu 'hoorn', dus de 'gehoornde'.
3. Het zou ook een gereduceerde beroepsnaam kunnen zijn van een korenhandelaar, want in het mnl. is 'koren' corn, coorn, coiren. Genealogisch archiefonderzoek is hier absoluut noodzakelijk.

Kornegoor: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een (met metathesis) Kronegoor = Kranegoor; van het mnl. crane 'kraanvogel' en goor 'laag gelegen land, moeras'.

Korvinus: Zie Corvinus.

Köse: Turkse eigenschapsnaam naar een 'spaarzaam behaarde' voorvader; tu. köse 'baardeloos'.

Kosse: Zeeuwse naam en patroniem. Een vleivorm bij de voornaam Constantijn, Constans. Een veel voorkomende naam in het ontginningsgebied van het noordoosten van Overijsel, m.n. in en rond Slagharen.

Kossen: Patroniem met de betekenis 'van Kosse'. Zie Kosse. Een typisch Noord-Hollandse familienaam.

Kossink: Oost-Nederlandse familienaam. Zie Hekket, -ink en Kosse.

Kosstede: Vervormde adresnaam van een voorvader die woonde op een 'katerstede'. Zie 'kate'.

Koster: Beroepsnaam van een voorvader die 'koster' was. De beroepsnaam is tot familienaam geworden.

Kostverloren: Geen 'vreemde' naam die in 1811 moet zijn gegeven, want deze naam bestaat al sinds de 16e eeuw te Leeuwarden. Nu nog enkele telefoonaansluitingen in Deventer.

Kowalski: Beroepsnaam, van po. kowal 'smid' met suffix -ski '(zoon) van de'; dus ... van de Smid.

Krabbenborg: Adresnaam van een voorvader wonend bij of op een 'borg' (z.a.) omgeven door krabben 'braamstruiken' en evt. meer stekelig gerei. Zie Brummel. Dat ik kies voor deze verklaring komt door het feit dat van de 144 geturfde er 105 in de oostelijke Achterhoek wonen en daarvan 32 in Zieuwent.

Kramer: Beroepsnaam die tot familienam is geworden. In het mnl. was een cramer of cremer een kleinhandelaar, een kramer. Hij ging dan met zijn cramerie, cremerie ofwel 'winkelwaren' langs de deur om het daar uit te stallen, 'uit te cramen'. Alleen datgene nam hij mee 'dat in zijn craam te pas kwam'. Zie ook Haaker. Varianten:


  20x    Craamer        773x    Cramer          53x    Kraamer
   2x    Craemer         62x    Cramers         17x    Kraemer
   1x de Craemer          1x    Cramerus        18x    Krahmer
  47x    Craemers
  
  58x    Krämer         266x    Cremer           1x    Kreimer       4x    Kromer
5001x    Kramer           6x    Cremerius     1318x    Kremer       16x    Kruijmer
 217x    Kramers       1213x    Cremers        644x    Kremers      65x    Kruimer
   3x    Kramersen       20x    Kreemer          8x    Kreumer       7x    Kruymer
  23x    Krammer         59x    Kreemers         5x    Kroemer 
	

Kranen: Zwakke genitief 'van (de) Krane'. Nu is mij geen voornaam van dit type bekend, waardoor ik niet kan teruggrijpen op een patroniem. Ik zal het moeten zoeken in een gereduceerde beroepsnaam, bijv. een houder van of maker van een kraan 'werktuig om vrachten te verplaatsen'; maker van cranen 'toot- of tuitlampen'; maker van kaarsen van een bepaalde vorm, om andere kaarsen mee aan te steken. Vervolgens is er nog de mogelijkheid dat het een herkomstnaam (z.a.) is van een voorvader van de Kranenberg uit Vorden, de Kranenkamp uit Diepenveen. De laatste namen duiden op een plek waar kranen 'kraanvogels' kwamen. Op de kranenberg groeide de kranewite 'jeneverbes', welks bessen door kramsvogels worden gegeten. Kramsvogel is een verbastering van het mhd. kranewitvogel van krane 'kraanvogel' en witu, widu 'hout, bos'. Ook hier kan de voorvader naar zijn vernoemd. Genealogie moet het uitwijzen.

Kranghand: Bijnaam van een voorvader die naar zijn krange 'gedraaide' hand is genoemd. Krang van krengen (draaien) 1799-1811; vgl. En. to crank ronddraaien, zwengelen'.
Het telefoonboek van 1996 vermeldt 29 naamdragers, waarvan 13 in Drente. Van deze 13 zijn er 9 in Hoogeveen. De term krang is typisch voor de Achterhoek t/m Groningen.

Krans: Bijnaam van een voorvader die naar zijn haargroei is vernoemd òf woonde in een huis met een krans op de deur of op een uithangbord, omdat hij het beroep van kransenmaker had.

Kremer: Zie Kramer.

Kremers: Beroepsnaam met de betekenis 'van de kremer'. Zie Kramer.

Kreunen: Beroepsnaam met de betekenis 'van kreune, kröne'. Van het oost-nl. dialect kreune, krönne 'kraanvogel'. Vgl. familienamen als Kranenbarg, Kraenenbroek, Kruunenberg, Kronenberg.
Van de 66 telefoonaansluitingen in 1996 waren er 40 in de Achterhoek.
Krönnenzommer 'warme nazomer, Indian summer, oudewijvenzomer'.

Krijnen: Patroniem met zwakke genitief met de betekenis 'van Krijn'. De roepnaam Krijn komt van Quirinus 'lanszwaaier', oorspronkelijk de oorlogsgod van de Sabijnen, in de oudheid een volk ten noordoosten van Rome.

Krikke: 1. Een bijnaam die tot familienaam werd. Het mnl. cricke met de ontrondingen crucke, crocke 'kruk waarop men gaat' behoort kennelijk bij een voorvader met een gebrek die bij een 'kruk' ging.
2. Een verkorte beroepsnaam is van iemand die 'crucwerk' maakte, mnl. voor voorwerpen in krukvorm om iets mee om te draaien of bij elkaar te schrapen.
3. Een adresnaam van veld met een kromme vorm, krukvorm. De familienamen Krikhaar en Krukkeland bestaan namelijk ook.
4. Bijnaam voor een schreeuwerd; 1599 vgl. Lat. crec(c)a, Gr. krex (bepaalde vogel, schreeuwerd); klanknabootsende vorming. Gewestelijk a. wintertaling, b. zomertaling. In Salland is een krik-ente een zeldzame kleine wilde eend, de krakeend Anas strepera. Het vrouwtje produceert een luid gekwaak in aflopend 'diminuendo': kwak, kwaak-kwak-kwak-kwak; het mannetje een laag rrab.
5. Bijnaam voor een lichtgeraakt, korzelig iemand. Mijn moeder gebruikte de term voor een iets meer dan assertief kind. In het germaans schijnt het 'toornig, wild' te zijn geweest, vgl. Krikkink en Krukerink.
6. Beroepsnaam voor houtskoolbrander. Krikken, Limburgs voor 'houtskool'.

Kroes: 1. bijnaam van een kroesharig persoon die tot familienaam werd.
2. voorvader die woonde bij een 'kruis', een 'kruisboom' of een 'kruiskuil'. 3. een gereduceerde beroepsnaam , croese, kroes 'kruik, kan' voor een pottenbakker.

Krudde: Beroepsnaam voor 'kruier'. Van mnl. cruden 'kruien'.

Kruif (de), Kruiff (de), Kruijf (de) (van de), Kruijff (de), Kruyf (de) (van de), Kruyff (de), Cruijff, Cruyff, Kroef (van de): Een eigenschapsnaam van een voorvader met (een) 'cruuf', met kroezend haar of krulhaar. De i, ij of y geven in het Middelnederlands de verlenging van de 'u' weer. In het Oost-Nederlands of in het Nedersaksisch is de uitspraak nog steeds 'uu' of 'oe'. In 1811 bij het aannemen van een vaste achternaam lagen de spellingsregels nog geenszins vast en daardoor kan men deze varianten verwachten. Vaak ook wilden families met een verschillende geloofsovertuiging zich op deze wijze van elkaar onderscheiden.
Kroef - meer dan de helft van de 38 geturfde woont tussen Uden en Boxmeer.
Kroef, van de - van de 153 woont meer dan de helft in de provincies Utrecht en Zuid-Holland.

Küçük: Turkse eigenschapsnaam die tot familienaam is geworden; van het turks küçük 'klein'.

Küçükköse: Turkse eigenschapsnaam die tot familienaam is geworden; van het turks küçük 'klein' en köse 'baardeloos; spaarzaam behaard'.

Kuijer: Een koeier is (gewestelijk) een koewachter. Door het verdwijnen der dialecten zijn we niet goed meer op de hoogte van de regionale uitspraken van koe en koeier. In het mnl. had je en in het dialect nog steeds de volgende uitspraken door mate van ronding (labialisatie, z.a.) en diftongering van koe: kò, kó, koj, koej, kou, kú, kui, kuij, kè, keu. Bijgevolg konden de koewachters of koeherders de volgende familienamen verkrijgen. Het aantal telefoonaansluitingen in 1996 is een maat voor de frequentie. Ik moet zeggen met verrassend resultaat.


	  1 x Coeijer       (Sas van Gent)
165 x Keijer (o.a. Huizen, NH) 32 x Keijers (o.a. Stramproy) 7 x Keijerts (o.a. Thorn)
8 x Keujer (Oost-Twente)
44 x Keyer (o.a. Woerden, Blaricum) 16 x Keyers (o.a. Stramproy, Weert) 3 x Keyerts (Thorn)
4x Koeijer (o.a. Yerseke, Terneuzen) 140x Koeijer, de (vnl. Zeeland, m.n. Yerseke) 9 x Koeijers (o.a. Middelburg, Roosendaal)
68 x Koeyer (o.a. Yerseke, Terneuzen)
20 x Koier (o.a. Neede, Eibergen)
4 x Kooijer (Epe, Vassen, Arnhem) 3 x Kooijers (Beltrum, Groenlo, Gaanderen)
55 x Kouwer (o.a. Noord-Beveland en Deventer, Enschede) 11 x Kouwert (Luttenberg, Heeten, Haaksbergen)
3 x Kuier (Amersfoort, Ommen, Drachtstercomp.) 1 x Kuieren, van (Rotterdam) 24 x Kuiers (o.a. Staphorst)
493 x Kuijer (midden Ned. tot verspreid) 37 x Kuijeren, van (o.a. Anna Paulowna) 35 x Kuijers (o.a. Staphorst, Balkbrug)
1 x Kuiyer (Loenen a/d Vecht)
88 x Kuyer (Vreeland, Amersfoort, Nijkerk) 15 x Kuyeren, van (Schiedam, Anna Paulowna) 6 x Kuyers (Kampen, Staphorst, Emmeloord)

In de gemeente Nederhorst den Berg (NH) is een Kuijerpolder. Kennelijk de naam voor een polder waar men de koeien (kuien, volgens het WNT de NH en Gron. vorm) hoedde, kuierde. Ook vrij algemeen is de roep koi, koi, koi om de koeien naar de melkplaats te lokken.
Mijn grootmoeder is destijds, nota bene 9 jaar oud en krietend 'huilend' op het erf Nevenzel begonnen aan haar functie van koojéére. Deze uitspraak, met de klemtoon op de lange e, heb ik altijd geïnterpreteerd als koohéére 'koe-heerde', het mnl. voor 'koe-herder', maar nu twijfel ik of er toch niet de Twentse vorm keujer of koier in door heeft geklonken. Jammer, ik kan het mijn ouders niet laten herhalen.
Het Meertens Instituut geeft van sommige familienamen de frequentie in 1947, deze was voor Kuijer, Kuyer per provincie: Gr 3; Fr 0; Dr 70; Ov 76; Gl 61; Ut 367; A'dam 78; NH 191; NH totaal 269; Den Haag 26; R'dam 10; ZH 24; ZH totaal 60; Zl 0; NB 7; Li 33; Totaal 946

Kuiper: Beroepsnaam die tot familienaam is geworden. De voorvader was van beroep 'kuiper', vatenmaker, tonnenmaker; van kuip '(wijd) vat'.

Kuppeveld, van - van Kuppevelt: Hoofdzakelijk adresnamen (z.a.) uit de regio Tolkamer tot en met Zuid-Limburg en Oost-Brabant met de betekenis 'veld van Kuppe'. Kuppe is de meer geronde vorm (z.a.) van Köppe en Koppe. Het zijn vleivormen van de roepnaam Jacob (zie vd Schaar).
Vergelijkbare adresnamen zijn Koppehaar 'de haar van Koppe' (zie haar 'zandrug'); Koppenrade 'het gerode veld van Koppe'.
Uiteraard komen we dan ook de patroniemen Köppe, Köppke en Köppen 'van Köppe' tegen. Daarnaast Koppe en Koppen 'van Koppe', Koppens, Kuppens een dubbele genitief 'van van Koppe, Kuppe', Kuppen 'van Kuppe' en in Utrecht de Frankische variant Köpping 'zoon, nakomeling of bezit van Köppe' (zie -ing).
Koppejan, Koppenjan, Koppenol patroniemen voor Jan van Koppe(n) en Nol van Koppe.

Kurschner, Kürschner: Beroepsnaam met de betekenis 'bontwerker'. Van du. kürschner 'bont-, pelswerker'. Beroepsnaam van slav. herkomst; oerslav. *kŭrzno 'pels'; vgl. russ. kórzno 'mantel met pels afgezet'.

Kutschreuter: Door afbreking wordt de naam duidelijker: Kutsch - reuter. Zie verder Koetsruiter.

Kwakkel: 1. Herkomstnaam van een voorvader die kwam uit het Belgische of Zeeuwse plaatsje Kwakkel. Het plaatsje is zelf waarschijnlijk vernoemd naar een kwakel, kwakkel 'een hoog (trapjes)bruggetje voor het wisselen van jaagpad bij trekken van trekschuiten'.
2. Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'hoge, smalle brug', een kwakel (zie hiervoor).
3. Bijnaam van een voorvader die kwartels ving en verkocht (kwakkel 'kwartel') óf eigenaar was van een herberg met de naam kwakkel 'kwartel'. In Vlaanderen is dit een algemeen toponiem.


Inleiding + letteroverzicht