Achternamen op F


Faber, Fabriaan, Fabries, Fabris, Fabricius, Fabritius: Een in de middeleeuwen verlatijnste vorm van de beroepsnaam, bijv. 'smid'; van het la. faber 'ambachtsman, handwerksman (in zwaar materiaal). Faber ferrarius 'smid'; faber tignarius 'schrijnwerker, timmerman'; faber aeris 'koper- of bronsbewerker; faber argentarius 'zilversmid'; faber aurarius 'goudsmid'; faber eboris 'ivoorsnijder, ivoorbewerker'; faber marmoris 'marmerbewerker'.
Een patroniem is ook mogelijk, want ook de voornaam Fabricius bestaat. 'Fabricius' was zelfs de naam van een Romeins geslacht.
Hoe dan ook zijn deze namen terug te voeren op het 'meesterlijke, kunstige' in het la. faber.

Fabri: Zie Faber.

Fakkert: Patroniem en misschien oudere vorm van Fokkert (z.a.). In afgesleten vorm ligt hieraan de germaanse naam Falk-hard 'valk - sterk' ten grondslag.
De 'a' verandert door de erop volgende 'k' in een 'o' (verschuiving richting velum); vgl. roepnaam Folkert. Zie ook Fokkert en Fikkert.
Fakkert 46x geturfd, waarvan 36x langs IJssel, Berkel, Regge & Vecht.

Favre: Franse vorm van Faber. Zie aldaar.

Feliks, Felix: Roepnaam als familienaam en dat noemen we een 'patroniem'. Van het lat. felix 'vruchtbaar, gelukkig, geluk brengend'.

Fentsahm: Duitse beroepsnaam met de betekenis 'de jonge vent die in zaden handelt' óf 'de vent die zaden teelt'; van het mhdu. sāme 'zaad; zaadveld' en van het mhdu. vende, verworden tot fend, fendt, fent 'jonge vent; onervaren man'. Regio: Koblenz-Siegen-Aschaffenburg.

Feteris: In de patronymische naamgeving heeft waarschijnlijk een voorvader de toevoeging 'van de oude' in het Latijn vertaald. Bij inschrijving in de burgerlijke stand is de 'v' van veteris 'van de oude, bejaarde' als 'f' genoteerd. Een telling in het telefoonboek van 1996 leverde 50x Feteris, waarvan er 26 in de Rijnmond voorkwamen.

Fiedler, Videler: Beroepsnaam voor een vioolspeler, mnl. vedelaer; mhd. videlaere. Vgl. het neerbuigende nl. fiedelaar en eng. fiddler.

Fikkers, Fikkert: Bijnaam van een voorvader met de betekenis 'van (de) Folkert(s)', maar door de ontginning bij Almelo, het ontstaan van Vriezenveen is door import deze naam geknepen tot 'Fikkert'.
Geturfd 131x waarvan 60x Twenterand, m.n. Vriezenveen en Almelo.

Flapper: En veel voorkomende beroepsnaam in Friesland. In 1912 werd in Fr. een huis 'De Flappe' vermeld. Hier zal wel een flapper hebben gewoond, want dat is een beroep (geweest) van een voorvader die een vogelvanger was. Het komt van flappen, het vangen van o.a. ganzen met netten.

Fleischeuer: In de tijd van het ontstaan van de familienamen (12e - 15e eeuw) was dit een wijd verbreide beroepsnaam voor de slager, vleeshouwer.
Beenhouwer en Beenhakker hebben dezelfde betekenis.
Van de 45 geturfden met de naam Fleischeuer komen er 3 in Lochem voor en maar liefst 29 in Limburg.
De vorm Fleischauer komt in het Ned. tel.boek niet voor, wel de vormen Fleishacker, Fleischer, Fleischuer, Fleisner, Fleissner. Vergelijk het ouder du. Fleischer naast de jongere du. vorm Fleischner.

Fleming: Bij deze naam in Oost-Nedeland moeten we niet direct denken aan een 'Vlaming', maar aan een adresnaam van een voorvader die afkomstig was van een erf met de naam 'Fleming'. Fleming zelf is van oorsprong een patroniem met de betekenis - anders dan we gewend zijn - '(nakomelingen) van Flemming'. Deze roepnaam kwam tot in de vorige eeuw nog in het de. en zwe. voor, maar blijkt oorspronkelijk wel betrekking te hebben gehad op iemand uit Vlaanderen.
Zie Hallingse en Reudink.

Fles: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een fles, 'plas, meertje'. Een gewestelijke naam die vooral voor de meertjes op de Veluwe voorkomt.

Fleurbaay: Herkomstnaam van een voorvader uit Fleurbaix, net even ten westen van Rijssel (Lille), halverwege Hazebrouck, in het vroeger nog Vlaams sprekende deel van Frankrijk. In de 17e eeuw heette het nog Fleurbay.

Flierman: Adresnaam als familienaam van een voorvader die woonde in of bij het 'vlier' (waarschijnlijk is hier niet bij 'de flier(boom)', os. flethar, bedoeld). Het vlier is een samengetrekking uit vledder, (gewestelijk) moerassige grond met een veenlaag erop (synoniem: moerasveen). De oostmnl. vorm was fleer, flier. Zie -man. Van de 226 geturfde wonen er 140 in Gelderland en Overijssel.

Flim, Flimm, Flims: Flims betekent 'van Flim'. Flimm is de Nederduitse vorm. Het is de verkorte beroepsnaam van een 'aderlater' die werkte met een vlijm 'lancet, laatijzer'; vgl. vlijmscherp. De wisseling tussen "f" en "v" is algemeen. Voorbeelden van familienamen: Flier/Vlier; Fles/Vles. De 'f'-vorm komt vaker voor, deze kost minder energie bij het spreken en in 1811 daardoor ook vaker 'eingetragen'.
De telefoon-cd van 1996 levert:


	47x Flim,  waarvan 35x in Overijssel (tel. distr. 052, 053, 054, 057)
	 1x Flimm, Noordwijk
	13x Flims, (betekenis 'van Flim") waarvan alle in Twente (tel. 0541, 0546)
De Duitse familienamen Fliedner, Flietner, Fliemer gaan ook op dit 'aderlaatijzer' terug, nl. nhdu. die Fliete, mhdu. vliedeme, vlieme, vliedel (zie Heintze-Cascorbi).
In Den Ham (Twenterand, Ov.) staan dicht bij elkaar drie huizen - van oorsprong boerderijtjes - waarvan de eertijdse bewoners de naam Flim droegen. Men spreekt in het dorp nog van 'de Flimmerije'.
Zie suffix '-erij'.

Floch: Zie "Le Floch".

Floors: Patroniem met de betekenis 'van Floor'. Zie voor roepnaam Floor 'van der Schaar'.

Florissen: Patroniem met de betekenis 'zoon van Floris'. Zie verder 'van der Schaar'.

Fokkert: Patroniem bij de voornaam Folkert, van de tweestammige germaanse naam folk-hard 'volk-sterk', de sterke onder het volk, i.c. leger. (Zie ook Fakkert en Fikkert.)
Fokkert 76x geturfd, waarvan 60x in het telefoondistrict dat begint met 052, 054 en 057, laten we zeggen een noordoost-/zuiwest-band midden door Overijssel.

Fokkink: Oost-Nederlands patroniem met de betekenis 'van Fokko'. Zie suffix -ing, -ink en van der Schaar voor de roepnaam.

Fontaine: Zie ook "Lafontaine". Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'bron of fontein', in het fra. la 'de' en fontaine 'bron'.

Fraas: Van oorsprong bijnaam met de betekenis Fraβ, du. voor 'veelvraat, vreter'.

Franck: 1. uit de gelijk luidende duitse roepnaam ontstane familienaam; ohd. Franko 'de Frank'.
2. Herkomstnaam; persoon 'uit Franken(land)'.
3. Eigenschapsnaam; mhd. franc 'vrij(moedig)'.

Freriks: Patroniem met sterke genitief met de betekenis 'van Frerik'. De roepnaam Frerik komt van Frederik, een tweestammige germaanse naam met ongeveer de betekenis "machtige beschermer'; fred- 'vrede, bescherming' en -rik 'rijk, machtig'. (Zie v.d. Schaar)

Frijlink: Van deze naam bestaan veel alternatieven, allereerst door het verschil in uitspraak van de beginconsonant (Frijlink naast Vrijlink) en anderzijds door de oostmnl. uitspraak Frielink naast Frijlink. Daarnaast zijn er de toevoegingen Oud of Nieuw en de nodige spellings verschillen.
Oorspronkelijk betekende het 'vrij man', van het os. friling en deze verklaring las ik in de krant Tubantia van 18 juli 1998 onder de rubriek "Over herkomst en betekenis van de familienaam Oude Vrielink" (3) van "Zeker Weten" Postbus 183, 7500 AD Enschede, dat ik hier integraal citeer.
Toevoegsel Oude kwam in familienamen van Ootmarsum in 19e eeuw veelvuldig voor. In het Verpondingsregister van Twente uit 1601 zijn tal van erven Vrilinck te vinden o.a. in Geesteren bekend door deze grote Geesterse Molen. Voor deze derde en tegelijkertijd laatste aflevering over herkomst en betekenis van de familienaam Oude Vrielink hebben we gekeken in Slicher van Bath's 'Mensch en Land in de Middeleeuwen' bij de lijst van plaats- en boerderijnamen tot 1500. We vonden daar onder Ootmarsum (waaronder ook Tubbergen viel), maar liefst drie erven vermeld. Het eerste is gelegen te Geesteren, geheten het erf Vrilinc, en vermeld in 1351 (Register op het oud-archief van Ootmarsum, door R.E. Hattink, 1878). Het tweede wordt vermeld onder Hezingen (een gehucht, noordoostelijk van Vasse) in 1489 als het erf Vrijelinck (Tijdrekenkundig register op het oud-provinciaal archief van Overijssel, door J. van Doorninck, deel IV 510). Het derde erf, dat ons het meeste aanspreekt, is gelegen in Vasse, en wordt vermeld in 1381/1383 als erf 'to Vriling'. (De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht 1325-1336 door S.Muller Fzn.). We kunnen ons afvragen of het tweede en derde erf dezelfde zijn, en of er een relatie met Geesteren te leggen is.
Wanneer we er echter Hekket's Oost Nederlandse Familienamen op naslaan dan blijken er in het verleden vele erven met een gelijkluidende naam bestaan te hebben.
Blijkbaar was het een 'populaire' naam. Wat de naam Oude Vrielink betreft moeten we dit altijd in relatie zien met een 'nije' Vrielink. Het toevoegsel Oude kwam in de familienamen van Ootmarsum in de 19e eeuw veelvuldig voor. We noemen Oude Alink, Oude Blenke, Oude Hesselink, Oude Heuver, Oude Hietkamp, Oude Holtkamp, Oude Luttikhuis en Oude Weernink.
We kunnen ons voorstellen dat een oude hoeve dusdanig vervallen is, dat er een nieuwe gebouwd moet worden. Dit nieuwe huis kreeg dan gewoon de naam van het oude erf. Pas als er twee hoeves tegelijkertijd op eenzelfde landgoed verrezen, is er sprake van een oude en een nieuwe hoeve. Vaak zal dit geval zijn geweest wanneer goed gesplitst werd. Een oudste zoon en opvolger zal meestal toch op de hoeve van zijn vader ingetrouwd zijn en zijn vader en moeder op hun oude dag verzorgd hebben. Een aanduiding van de oude boer met Oude Vrielink en de jonge met Vrielink is onlogisch. Het 'oude' slaat op de hoeve en niet op de persoon. Hebben de oude hoevenaar en zijn zoon dezelfde voornaam, dan was er - om vergissing uit te sluiten - sprake van een toevoegsel 'de oude' en 'de jonge'. Waren er meerdere zonen in een gezin, dan konden die of ongehuwd blijven en op de boerderij blijven werken, of bij de ouders van het meisje introuwen, waardoor zij automatisch de naam van die hoeve aangemeten kregen, of op een deel van het erfgoed een nieuwe hoeve bouwen.
Omdat het grondgebied best uitgestrekt kon zijn, hoefden deze twee hoeves niet per se vlak bij elkaar te liggen. De nieuwe hoeve kreeg dan de naam, die de stichter tot die tijd als toenaam had gehad, zoals bijvoorbeeld Vrielink of Nije Vrielink.
Wat de betekenis van de naam Vrielink betreft, gaan we ook weer te rade bij Hekket. Hij geeft de voorkeur aan een relatie met een oudgermaanse voornaam Frilo, hoewel hem ook de aanduiding 'friling' voor een vrije man, die ontslaan is uit de horigheid, bekend is. Omdat de oudgermaanse voornamen, meer dan bij ons, in Duitsland bewaard gebleven zijn, slaan we er het Deutsches Namenlexikon van Gondrom op na (15000 Familien- und Vornamen nach Ursprung und Sinn erklärt). Hierin wordt Friel(e) beschreven als een zeldzame westduitse verkorting van Friedrich. Als voorbeeld geven zij in 1305 'Frilo filius Frilonis' (Frilo de zoon van Frilo) te Mainz, en Frilo zum Iselwecke in 1298 te Mainz. Bij de achternaam Frieling verwijzen zij enerzijds naar de voornaam Friele (Sifridus en Frilingus) en anderzijds naar het toponiem Frieling (waaronder ook Frielendorf en het Westfaalse Frielinghaus). Dit laatste vergelijken zij met Freiling, mhd. vriling, dat 'vrijgelatene' betekent. Dus weer dezelfde betekenissen als bij Hekket. Daar de voornaam Frilo ook weer met fri, 'vrij', te maken heeft, lijkt het op de discussie van de kip en het ei: Wie was de eerste eigenaar van het erf, een vrije man of iemand met de voornaam?
Om de discussie nog wat verder op te voeren, kunnen we tenslotte nog kijken in het Verpondingsregister van Twente uit 1601(/1602). Ook hierin zijn tal van erven Vrilinck e.d. te vinden, onder andere in 'Hesinge unde Bronnickhusen' Vrylinck/ Vrylingh (in 1980 Grotelaar op Vrieling), in Geesteren Vrylynck (in 1475 Vriling, 1602 Vryleman en 1953 Vrielman, later Wolberink) en in Vasse Vryleman(n) (in 1475 Vriling, 1953 Vrielink, later Scholten Herman). Van de ene kant zouden we er dan op kunnen wijzen, dat - als het om een vrije man ging - een erf nooit Vryleman, maar altijd Vryman zou hebben geheten. Van de andere kant hebben we er al vaker op gewezen dat het achtervoegsel ing/ink wel meer door man vervangen werd, waarbij het in 1601 best mogelijk was, dat men in die tijd ook niet meer op de hoogte was van de oorspronkelijke betekenis.
Wat betreft de familienaam Frijlink is Overijssel de aanvoerder in het aantal telefoonvermeldingen van 166 per 1996, nl. 39 gevolgd door ZH 28, Gl 26, Dr 19, Ut 16, NH 15. Gerelateerd aan het inwoneraantal moeten we toch, naar verwachting, constateren dat het een Oost-Nederlandse familienaam is, zij het geen honkvaste.

Fröhlich: Bijnaam van een overgrootvader die tot vaste naam werd. Van het mhdu. vrœlich 'blij, vrolijk, opgewekt, vergenoegd, verheugd'. De oudst geattesteerde naam is C. Froleich in Nürnberg in 1358.

Froment, Fromentin: Franse beroepsnaam met de betekenis 'tarweboer'. Vgl. lat. frumentum 'graan', later ook 'tarwe'.


Inleiding + letteroverzicht