Achternamen op D
Daarle: Het plaatsje (gem. Hellendoorn) lag als een eenzame hoogte temidden van de 'moervenen' en wel het dichtst bij de buurtschap Linde ten n.o. ervan (Den Ham, nu Twenterand) en het iets verder gelegen Hooge Hexel ten z.o. onder Wierden (Ov). Van de Hexelse hoogte liep er een knuppelweg naar de hoogte van Daarle en vandaar twee, één naar Linde en één via Meer naar Pluir (de voorde in de rivier de Regge). Oude schrijfwijzen zijn Darlo en Daerlo, beide verwijzend naar de overwegende boomsoort in het loo 'het gebruiksbos' en wel de eik. Vgl. ke. dair [da:r] 'eik'.
dal - laaggelegen
Dagevos: Naam uit het departement Oise (Picardie, Frankrijk).
Dalfsen: De oudste vermeldingen van de plaats Dalfsen in Overijssel zijn uit 1231 Dalsen, Dalfese. Maar in 1381 wordt genoteerd Dalvesem, 1320 Dalvsen, 1328 Dalvvashem, Dalvveshem en ca. 1390 Dalfsem, Dalfsen. Juist dat Dalvesem doen voorgangers die naam als heem 'woonplaats' van de persoon Dalf / Dolf verklaren. OK. Zie Dalmsholte.
Dalfsen, van: Herkomstnaam van een voorvader die kwam uit de plaats Dalfsen in Overijssel. Zie 'Dalfsen'.
Dalmsholte: Zie de verklaring bij Dalfsen. In 1381-1383 was er sprake van Dalmesholte, Dalmecholte; in 1381-1383 als Dalmesholt, met als verklaring holt 'bos met hoog opgaand geboomte' bij/van Dalfsen. Dalm- is mogelijk ontstaan uit vormen als Dalvesem; zie Dalfsen.
Persoonlijk denk ik dat het naamdeel Dalm volksetymologisch ontstaan is uit dam. Verklaring: Het woord dam is het oude woord voor wakel, jeneverbes, Juniperus, dus het Damholt 'wakelbos, i.c. het du. Wacholder-bos'. In mijn dialect (auteur) Dalmsholte en mijn jeugd verzamelden wij bij voorkeur dampölle vanwege hun uitbundig harsachtig geknapper in het paasvuur. Mon dieu nog geen twee decennia later werd de A1 verlegd om de wakels nabij Markelo te sparen. Zie voor verdere verklaring dambèèr, dammer, dampol, dankbèr, dammel en bij verkorting dam 'Juniperus' voor het n.o en vel. dial. Hattems dammestruke.
dam - waterkering, dwars op de waterloop
Dam, ten: Adresnaam van een voorvader die bij een dam woonde. Zie ten. In het mnl. was dam 'dam, dijk, wal, verhoogd voetpad langs water; pad'. In het Twents kon iemand die dammen opwierp, Demmer (met umlaut) gaan heten.
Dankelman: Patroniem bij de voornaam Dankel, diminutief of verkleinwoord van een germaanse dank-naam, zoals bijv. in Dankaard. Zie dank-namen hieronder.
Dankel is de verkleinende koosvorm bij de verkorte voornaam Dank(e), het eerste lid van een tweestammige germaanse naam beginnend met in het oudfries, oudengels en oudsaksisch thank 'geest, gedachte'. Zie vd. Schaar - Prisma Woordenboek van voornamen. De uitgang -el levert de verkleinvorm of diminutief; vgl. kegel bij keg 'wig'.
dank-namen: Dank, Dankaart, Dankbaar, Dankaert, Dankelman, Dankelschijn, Dankelschyn, Danker, Dankerlui, Dankers, Dankert, Dankfort, Dankier, Danklof, Dankloff, Dankmann, Dankmeijer, Dankmeyer, Danko
David: Patroniem gebaseerd op de bijbelse voornaam David.
Zie ook 'denk-, dink-, donk-namen'
decretist - leraar in het kerkrecht
deel - gemeente in Friesland
Degirmenci, Degirmencioglu: Twee in het ndl. fout geschreven Turkse familienamen die resp. teruggaan naar het beroep van de 'molenaar' en 'molenaarszoon'. Van het tu. değirmenci 'molenaar' en oğul, oğlu 'zoon'.
del - laagte
delf - gegraven water
van Delft: Herkomstnaam van een voorvader uit de plaats Delft. De plaats zelf is weer vernoemd naar het 'gegraven water' aldaar, de delf (van delven).
Delorme: Fra. adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'olm, iep'; van het fra. de l(e) 'van de' en orme 'iep, olm', een ontlening aan het lat. ulmus 'olm'.
Demir: Turkse familienaam met de betekenis 'ijzer'. Van tu. demir 'ijzer'. Zo betekent Demirci 'smid'.
Denis: Patroniem van griekse origine, nl. van Dionysius met de betekenis 'god van de wijn' (theos 'god' en oinos 'wijn'; in Rome was Bacchus deze god.
denghe - braakliggend land
denk-namen: Denk, Denkelaar, Denkema, Denken, Denkens, Denker, Denkers, Denkveld.
Derking, Derkink: Adresnaam van een voorvader die van een erf met deze naam stamde. De naam zelf is een patroniem met de betekenis '(nakomelingen) van Derk, Dirk, Diederik'. Zie verder van der Schaar en het suffix -ing, -ink.
Zie ook 'dank-, dink-, donk-namen'.Derks: Patroniem (z.a.) met sterke genitief en de betekenis 'van Derk'. Voor de roepnaam Derk zie vd Schaar.
Derkzen: Patroniem met de betekenis 'zoon van Derk'. Zie suffix -zoon en het voornamenwoordenboek van Van der Schaar en Gerritzen.
Derlagen: herkomstnaam met de betekenis 'lage van Derre. Een lage is een '(lage) vrije open plaats tussen bossen' en Derre is een 'friese roepnaam'. De slot 'n', een zwakke genitief, is van latere oorprong. Derre is een vleivorm van een germaanse naam die begint met diet 'volk'. Toen Der(re(n))lage een tamelijk vaste naam werd kreeg je personen als bijv. Derlagen Geert, vandaar de slot 'n'.
Misschien moeten we spreken van een 'westfriese roepnaam', want tegenwoordig is Derlagen een typisch Zaanse naam.
Derlage komt 3 x voor nl. in Amsterdam, Vinkeveen en Velp, Derlagen komt van de geturfde 50x (toetsdatum 1996) 21x keer voor in de Zaanstreek.
Lage komt vaak voor in Westfaalse plaats- en veldnamen, vgl. Wittlage bij Osnabrück (dat nu bij Bad Essen hoort), Bentlage (bij Rheine; bent(e) 'bies, rus', vgl. eng. bent[grass]) en Dinklage (bij Vechta; in 1257 Thinglage, dat eigenlijk 'dingplaats' betekent, een plaats waar recht werd gesproken).
Bij de overgang van fri. naar gron. vindt er een klankverandering plaats, vgl. fri. Durk (i.e. Diederik), via fri./gron. Tjerk naar gron. Tjaark. Het fri. Derlage veranderde analoog in Terlage, zie daar op basis van het koppel Durkstra/Turkstra naast Derlagen/Terlagen.
De heer Rob Derlage schreef mij dat de naam Derlage twee verschillende afkomsten heeft. Zover hem bekend, komt de Vinkenveense/Amsterdamse/Zaanse tak uit Frankrijk. De oorspronkelijke naam zou zijn "Delage" en van origine zeer waarschijnlijk uit Bordeaux komen.
Dr. Frans Debrandere (2003),Woordenboek van de de familienamen in België en Noord-Frankrijk, vermeldt het volgende:
Lemma 1. Delage, zie Delhaghe.
Lemma 2. Delhage, Delage: Franse vertaling van 'Van der Hage'.
Voorbeeld: 1382 Kateline van der Haghe = 1398 Calle de le Hague. Geregistreerd in Zwevegem, België. Het is misschien wat uitgebreider beschreven in Frans Debrabandere (1970) - Studie van persoonsnamen in de kasselrij Kortrijk 1350 - 1400. (Uitgeg. in Handzame, een plaatsje ten zuiden van Brugge).
derrie - veen onder klei, brandstof
Derviş: Turkse familienaam met de betekenis 'derwisj'. Van tu. derviş 'derwisj', een mohammedaanse "monnik" die zich speciaal toelegt op strengheid en armoede. Naam afgeleid van het Perzisch darvesh 'arm'. Een synoniem van derviş is abdal.
Deterd: Zie Detert.
Deterd Oude Weme: Zie Detert Oude Weme.
Deteren: Herkomstnaam met gewestelijke uitspraak die tot familienaam is geworden. De plaats van herkomst is Dieteren bij Susteren in Limburg. De naamdragers van Deteren wonen in Heerlen en Amstenrade.
Detering / Deterink: Een -ing/-ink-naam (z.a.) bij het patroniem Deter 'Diethard'. Zie Deters.
Determan, Determann: Nakomeling van Deter (zie bij Detert).
Determeijer, Determeyer: Pachter van 'Deter' (zie Detert en meier).
Deters: Genitivisch patroniem met de betekenis 'van Deter, van Dieter'; van de roepnaam Diethard van germ. diet 'volk' en hard 'sterk', de 'sterke onder het volk'.
Detert: Patroniem bij de roepnaam Deterd, Detert, Dietert; van Diethard samengesteld uit het germ. diet 'volk' en hard 'sterk', de 'sterke onder het volk'.
Detert op Mönnink, Detert op Monnink, Detert op Munnink, Detert Oude Weme: Aangezien in Twente Detert (zie hierboven) een veel voorkomende naam was werd ter onderscheiding een tweede aanduiding noodzakelijk en daartoe noemde men tevens de hoeve (in varianten Mönnink, Monnink, Munnink (zie aldaar) of de Oude Weme 'de oude pastorie'.
Deterts: Genitivisch patroniem met de betekenis 'van Detert, van Dietert'; van de roepnaam Diethard van germ. diet 'volk' en hard 'sterk', de 'sterke onder het volk'.
Deterville: Deter, Dieter had en boerderij of hoeve (i.e. ville die tot familienaam is geworden; van Deter 'Diethard' en ville oorspronkelijk '(here)boerderij'. Juist in het gebied Elzas-Lotharingen zie je, richting west naar oost, de overgang van -ville > -wille > -weile > -weiler 'boerderij' in de plaatsnamen opduiken.
Detroit: Stad in Michigan in de USA. De stad is vernoemd naar het fort Pontchartrain du Détroit dat gesticht is door de Fransman A. de la Mothe Cadillac in 1701 en wel aan een zeeëngte (zeestraat; fra. détroit) tussen Lake Erie en het noordelijker gelegen Lake St. Clair. Lake St. Clair staat via een langere zeestraat weer in verbinding met het nog noordelijker Lake Huron.
De naam Pontchartrain zal wel meegenomen zijn vanuit Frankrijk, want w.z.w. van en nabij (nu al min of meer in het conglomeraat) Parijs ligt even w. van Plaisir aan de N.12 het streekje Pontchartrain. De betekenis zal wel zijn dat het ligt bij de brug over het riviertje de Eure waarbij zowel de weg als het riviertje richting Chartres gaan, nl. de Chartrijnse Brug, le Pont Chartrain. De graafschap Chartres met hoofdstad Chartres werd later (1528) een hertogdom dat diende als apanage (lijftocht) voor de oudste zoon van de hertog van Orléans.Deudekom, van; van Deutekom: Voor iemand uit Oost-Nederland is dit een makkelijk te duiden herkomstnaam. Deutekum is de lokale vorm voor de plaatsnaam Doetinchem. De oorspronkelijke vorm was Duttinc-heim met de betekenis 'woonplaats van de lieden van Dutto'; zie -ink, -ing. Dutto, Dudo is een vleivorm bij Ludolfus.
Diemeer: Patroniem bij de koosnaam Diemar, van Ditmar; van het germ. diet 'volk' en mar 'beroemd'.
diek - zie 'dijk'.
Diemel: Patroniem bij de koosnaam Diemel, van Diem, van Ditmar; van het germ. diet 'volk' en mar 'beroemd'.
Dienske: Verbasterde herkomstnaam van een voorouder van het Deense (Danske) grondgebied.
dienstmaarte - dienstbode
diep - water, geul
Diepering, Dieperink: Afgesleten patroniem (Dietberink) bij de roepnaam Dietbert; van diet 'volk' en bert 'schitterend, stralend'. Zie verder -ing, -ink.
Diepering, volgens het telefoonboek van 1996, 3 van de slechts 5 voorkomende in NH.
Dieperink 133x met het zwaartepunt in Twente en de Achterhoek, waar er 75 voorkomen.Dierselhuis: Van de geturfde 15 komen er 10 uit Twente. De concentratie zit in en om Denekamp. Het is een adresnaam van een voorvader die zijn huis zette op het Dierseloo, een afgesleten vorm van Dier(k)s Loo, het loo 'een plek in het gebruiksbos' van Dierk, Dirk.
van Diest: Herkomstnaam van een voorvader uit Deest (Druten, Ge). Deest werd vroeger ook 'Diest' genoemd.
dieven - overdekken (met water)
Diffelen: Buurtschap onder Heemse (gem. Hardenberg). Oude schrijfwijzen nauwelijks voorhanden. In 1383 Diffelen en in 1390 Diffle. Met name de laatste schrijfwijze doet vermoeden dat men hier te maken heeft met een vorm *Diflo of Difloën. De uitgang lo, loën, laoën, laren doet vermoeden dat men hier te maken heeft met gebruiksbos(sen). Het element dif zou dan een appelatief moeten zijn, misschien met de betekenis 'donker, nevelig, bewolkt'. Vgl. keltisch (i.c. iers) dubh [duv] en de genitivus duibh [div] 'donkerte'.
Onze woorden dof, doof, duf sluiten via het grieks túphos 'rook, damp' aan bij deze interpretatie.
diftongering - als een klinker een tweeklank wordt. Bijv. het mnl. hoes wordt nnl. huis of het mnl. rike wordt nnl. rijk. Zie klinkers etc.
dijk, diek - Oost-Nederlandse naam voor een '(zand)weg'. Men moest in het verleden de vele broeken, goren en marsen ontwateren en daartoe groef men sloten. De opgeworpen aarden wallen naast de sloten, de dijken, dienden dan tevens als voet- of rijweg. Zie verder het EWN voor de etymologie van het lemma 'dijk'. Hierin staat o.a. dat het begrip 'dijk' stond voor 'het gegravene' en daarmee zowel sloeg op de 'sloot' als op de 'damwal' ernaast. In het nl. is het begrip uiteindelijk beperkt tot de wal. In het en. heeft dike, dyke nog de dubbele betekenis, dus zowel 'wal, waterkering, dam' als 'kanaaltje, sloot, greppel, goot'. Dit werpt ook een bepaald licht op het en. ww. to dig, dug, dug 'graven, groef, gegraven' en het du. Deich, Teich 'dijk, vijver'.
van Dijk, van Dijke: 1. Herkomstnaam van een voorvader uit een van de vele plaatsjes '(De) Dijk', bijv. bij Didam (Ge), bij Erp en Veghel (NB), bij Nistelrode (NB), bij Asten (NB), bij Eersel (NB), bij Lith (NB), bij Rijswijk (NB), bij St. Oedenrode (NB), bij Grevenbricht (Li) en bij Schore (Zuid-Bev. Ze).
2. Adresnaam van een voorvader die bij een dijk woonde.Dijkerman: Adresnaam van een voorvader die woonde aan een dijk, waarmee we in oostelijk Nederland gewoon een (zand)weg bedoelden (zie -man). Van de 99 geturfde Dijkermannen wonen er 65 in een regio die wordt omsloten door de stedenring Zutphen, Lochem, Diepenheim, Raalte, Apeldoorn.
Dijkman: Zie Dijkerman.
Dijkstra: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'dijk'. Zie verder het onderdeel dijk en het suffix -stra.
Dijle: De oudst overgeleverde namen zijn over het algemeen namen van waterlopen. Dit geldt onder meer voor de Dijle, waarvan de oudste geschreven vorm in 1008 voorkomt als Thila. Hieruit konden naamkundigen afleiden dat deze vorm teruggaat tot het Oud-Belgische Tirisna of Tira, wat 'moerassige rivier' betekent.
Dimmendaal: Herkomstnaam van iemand uit de buurt Dimmendal (gem. Zelhem, Gld.). Bij sommige namen komt het dal voor in de vorm daal of dale (een oude locatief, een naamval die een plaats aanduidt) of deel of del. Dimmendal is het 'dal van Dimme'. De voornaam Dimme is een verbastering van een tweeledig germaanse naam waarvan het eerste lid met een d begon (bijv. diet 'volk') en het tweede lid met een m (bijv. mar 'beroemd') zoals van Ditmar.
dinc - rechtplaats, gerecht
dink-namen: Dink, van Dink, Dinkela, Dinkelaar, Dinkelbach, Dinkelberg, Dinkelman, Dinkeloo, Dinkgreve, Dinkhuijsen, Dinkla, Dinklage, Dinklo.
Dinkor: Turkse bijnaam van een voorvader die vurig zijn godsdienst verdedigde. Van tu. din 'godsdienst' en kor 'gloed'.
Zie ook 'dank-, denk-, donk-namen'.
Misschien zijn Dankoor, Denkor, Donkor varianten.Disselborg: Herkomstnaam van een voorvader uit het plaatsje Distelberg, gem. Haaren (NB).
Djenghis Khan: Heerser van het Heelal.
dobbe - kuil met (blus)water bij boerderijen (Drente), maar daar ook 'uitgeveende plas'. Het is verwant met het duitse Tümpel 'plas' en het mhd. tümpfel 'diepe plaats in 'kolkend water'. Vlgs. v.Dale:
1532-1535 ‘kuil, groeve’, van diep, dompelen (gewestelijk)
- waterkom in het land
- veenkuil
- wed
- ringdijk op kwelderlanden of schorren met daarbinnen zoet water voor vee
- hoop, stapel
Dobbelsteen, Dabelstein, Doppelstein, Doppler: Bijnaam die tot familienaam is geworden voor een persoon die dobbelde of die dobbelstenen maakte. Nederduits is de vorm Dabelstein, terwijl Doppelstein en Doppler hoogduitse vormen zijn. In het mhd. is topeler, topelaere 'dobbelaar, dobbelsteendraaier' en topelstein 'dobbelsteen'.
Een vraag blijft onder welke omstandigheden het Doppler-effect is geconstateerd.
Het mhd. topelen, al weer archaïsch nhd. doppeln voor würfeln is afgeleid van het oudfranse doble (lat. duplum 'tweevoudig'). Eigenlijk een doblet (fra. doublet), een dubbel cijfer gooien, want elke andere worp was waardeloos. (Vgl. nl. pas, ndu. Pasch, van het fra. passe-dix, in dubbelworp meer dan tien.))Doeb: Bijnaam van een kennelijk forse opa. doeb ru. "eik".
doel - greppel tussen twee percelen
does - struikgewas; lichte turf, mosveen
Doffegnies: Herkomstnaam en verbastering van d'Offegnies 'uit Offignies'. In België zijn twee plaatsen met deze naam. Zie Debrabandere.
Dogger: Beroepsnaam van de 'kabeljauwvisser'. Mnl. 1445 dogg(h)e (kabeljauw).
Dollekamp: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een dolle kamp 'een kamp in de vorm van een dolk, degen'; van mnl. dolle 'dolk, degen' en kamp 'omheinde akker' (zie kamp)
-dom - gebied, waarin heerschappij gold
döner: Turkse shoarma. Van tu. döndürme 'draaien, wentelen'. Vaak spreekt men van döner kebap, waarmee hetzelfde wordt bedoeld. Van tu. kebap 'geroosterd vlees'; in het nl. geschreven als kebab.
Döner: Turkse beroepsnaam van een shoarmaverkoper. Van tu. döner 'shoarma'.
Doninger: Herkomstnaam van een voorvader uit een vermoedelijk gehuchtje 'Doning' in Zweden. Een handvol emigranten heeft deze naam in de USA verspreid. Er is in Nederland geen telefoonaansluiting meer onder deze naam.
donk - 1. kleine heuvel; 2. hol. Vlgs. v.Dale:
Donlou:
- hoogte bij een moeras of in een rivierengebied (vlgs. geologen 'een enkele meters hoge pleistocene opduiking te midden van het veen'. Het gaat daarbij meestal om heuvels die in de laatste ijstijd zijn ontstaan. Dergelijke heuvels werden in Nederland destijds soms gevormd doordat de wind het zand van de net ontdooide, kale vlakten op sommige plaatsen deed opwaaien, soms doordat een gletsjer er keileem achterliet - een mengsel van keien, grind, zand en leem.) Ten zuiden van de grote rivieren sspreekt men van donk, ten noorden van berg
- plaats waar een zandlaag dicht onder of boven de oppervlakte komt, en waarop vaak dorpen gebouwd zijn
- 1272 ‘kelder om in te weven of graan in op te slaan, hoge plek in het land’; de betekenisovergang is van half ondergrondse ruimte, die dus gedeeltelijk boven de grond uitstak, naar hoogte
- (verouderd) moeras, (nog in aardrijkskundige namen als) Beek en Donk. Vlgs. W. van Osta is oorspronkelijke betekenis 'moerassige depressie'. (Donk: semantisch en etymologisch; deel van dubbele lezing W. Van Osta en J. Van Loon: Twee etymologieën: Donk en Arnemuiden. (Ufsia, Depart. Taal- en Lett.-, Werkgroep Naamkunde, 12.1.1993).
donk-namen (slechts ten dele terug te voeren tot donk: Donk, van Donk, van der Donk, Donkel, Donkelaar, van Donkelaar, ten Donkelaar, Donken, Donker, Donkerbroek, Donkercoont, van Donkergoed, Donkerkaat, Donkerlaar, Donkerlo, Donkers, Donkersgoed, van Donkersgoed, Donkersloot, Donkersteeg, Donkervliet, Donkervoet, Donkervoort, Donkerwolke, Donkhorst, Donko, Donks.
Zie ook 'dank-, denk-, dink-namen', waarbij dinc wel zal staan voor '(ge)ding'.Dönmez: Turkse bijnaam met de betekenis 'niet draaiend', dus recht door zee. Het is de negatieve werkwoordsvorm van tu. dönmek 'draaien, keren'. Zie ook hierboven bij döner en Döner. De negatieve werkwoordsvormen eindigen op -maz of -mez; bijv. Kaymaz 'niet uitglijdend' en Sönmez 'niet dovend, niet verblekend'.
Dood, de Dood, van de Dood, Doods, de Doodt: Patroniem bij de roepnaam Dode, Doede, een (kinder)variant van Liudolf. Doods betekent 'van Doede'.
Doodstil: Volgens Pott (1913) een buurt in de gem. Kantens in de prov. Groningen. Voor de postbodes werd dat toen goed uitgelegd, want het was een half uur gaans ten n.w. van Zandeweer, een half uur z. van Uithuizen, twee uur n.o. van Onderdendam en 2 uur gaans ten n. van de halte Middelstum (aan de spoorlijn van Groningen - Delfzijl).
De afbreking hoort tussen de 's' en de 't', het is nl. Doods-til, de 'til' van 'Dood(e), Doede'. Een til is een 'brugje'. Dit brengt ons ook bij de achternaam Dood(t), zie aldaar.Doosje: Familienaam afgeleid van de buurt "(Het) Doosje" in Steenwijkerland. Oorspronkelijk was het een huisnaam. Het doet me sterk denken aan een syncope van "Doodesje", het stulpje van Doode, Doede. In diezelfde streek wordt ook (dial.) fietse (fiets) uitgesproken als 'fiese'.
Dop, Dops, van Dop, van de Dop, Dopp, Döpp, Doppegieter, Doppen, Döppen, Döppenbecher, Doppenbecker, Dopper, Dopping, Döpping, Döppner: Beroepsnaam voor (de zoon van) een pottenbakker. Van oorspr. mndu. dop 'kelk, pot'. Döppen 'van Döpp'. Döppenbecher 'pottenbakker'. Döpping 'zoon van de pottenbakker'. Döppner, met varianten Dopfer, Döpfer, Döpfner zijn de Duitse namen voor de Töpfer 'pottenbakker'.
Dorrestein, Dorresteijn, Dorrestijn: Herkomstnaam van een voorvader uit de 'Dorresteinse steeg' of van het 'huis Dorrestein', omdat daar een dienstfunctie werd uitgeoefend. Dorrestein is nu een zuidelijke wijk van Amersfoort. Oorspronkelijk het gebied bij de steen '(middeleeuwse) burcht' van de persoon Dorre 'Isodoor'.
dorp - gaat terug op het onl. thorpe met als oorspronkelijke betekenis 'omheining'. In de Frankische tijd was het de ruimte waar het vee werd ondergebracht. Het wordt als zodanig ontleend in het Oudfrans (fra. troupe) en is dan weer terugontleend als troep (etymologisch gezien dus hetzelfde woord als dorp.
Dorp, mnl. dorp 'akker, hoeve dorp', vgl. ofrank. *throp 'kudde', osa. thorp 'dorp', ofri. thorp 'akker, land, dorp', oe. thorp, throp 'boerderij, dorp', ohd. dorf 'dorp', ono. thorp 'hoeve, mensenmenigte', got. thaurp 'nederzetting' van de germ. wortel *thurpa.
Hiernaast staat met ablaut ook terp. Verwant met ono. threp 'galerij', oiers atreba (<*ad-treb-) 'hij bezit, hij bewoont' (vgl. de stamnaam der belgische Atrebates, kymr. athref 'woning, grondstuk', lit. trobà 'huis', lets trâba 'hut'.
Omheinde ruimte werd veeperk voor de kudde, met onderdak (hut) erbij boerderij, met uitbreiding van het aantal bewoners een nederzetting, 'dorp' dus.Dost: Beroepsnaam voor een voorvader die verzamelaar was van dost mhdu. 'Wilde Marjolein', Origanum vulgare L., een keukenkruid in soepen e.d. Het kreeg zijn mhdu. naam doordat het in dosten 'bosjes, groepjes' groeit
Döttenkräö: Verbastering van Döttin(k)raode = Dottink-rade, het gerode gebied van het geslacht Dottink.
't Draafsel: Boerderij in Groot Dochteren (gem. Lochem) aan de daar doodlopende Dochterenseweg aan de rivier de Berkel. De hoeve stamt uit 1377. De naam is moeilijk te duiden. Het eerste deel misschien stammend van een aantal verwante termen zoals draft, dreft, drift en dracht, drecht, dricht dat zowel 'het drijven van vee' betekent alsook 'doorwaadbare', beter nog 'doortrekbare' plaats aan de Berkel. In het oostnederlands is bijv. pas recentelijk de uitspraak van 'verkoft' veranderd in 'verkocht'. Vergelijk ook het engelse draft dat in het middelengels draght en oudengels dragan (tevens oudsaksisch) 'trekken' was. Het oudfries draga is 'trekken', maar ook 'stromen'. Het tweede deel lijkt simpeler en zal afgeleid zijn van -sele van *sali een 'uit één ruimte bestaande woning' (Zie etymologie van 'zaal' in het EWN). Onder invloed van het jongere nederlands veranderde de uitgang van geslacht, van die Draafsele naar het Draafsel.
Draaier, Draaijer, Draayer: Beroepsnaam van een voorvader die het beroep van 'houtdraaier' uitoefende.
Samenvattend: Draafsel 'eenkamerwoning (hallenhuis, löshoes) bij een doortrekbare plaats aan de rivier' de Berkel.
drecht - een waternaam; zie trecht. De namen op -drecht duiden op een oversteekplaats in een veenriviertje.
drem - stuk grond
drempel - in aanleg een aarden wal, vgl. Iers dromchla [dromplə] 'aardwal, kam'. Door metathese en assimilatie 'derpel, dorpel'.
Drempt, van: Herkomstnaam van een voorvader die uit Drempt (gem. Hummelo en Keppel, Gld.) kwam. Drempt heette in 1122 de Thremete; 1200 Thremethe; 1203-1216 Thrimethe; een afleiding van *thrimin- 'eindpunt', verwant met ohd. drum 'eindstuk (van speer e.d.)' en de betekenis is 'de (huizen)groep bij het eindpunt'.
Dresselhuis: Adresnaam van een voorvader die woonde bij of werkte in een Drechslerhaus, Drechslerwerkstatt, een 'houtdraaiershuis, draaierij'; v. du. Drechsler '(kunst)draaier'.
dries - braakliggend land, slechte weide. Vlgs. van Dale: 1251-1300 ‘braakland’ ‹Hd. Driesch
1. braakliggende akker
2. verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordt.
3. (gewestelijk) dorpspleintje (met gras begroeid), met hoge bomen beplant
4. (gewestelijk) grond binnen de omheining van een boerenwoning. synoniem: werf
5. (gewestelijk) broekland
Kluge verbindt het met * threuteska 'uitputten'.
Is het niet simpeler te zeggen dat een braakliggende akker een verwilderde akker wordt, vernoemd naar de er groeiende krabbel 'doornstruiken'? Vgl. Iers dris [dries] 'braam, doornstruik, wilde roos'.Driessen: Patroniem met de betekenis 'van Dries'. Dries koosnaam van 'Andreas'.
Dröge: Bijnaam van een 'droge, dorre, misschien ook 'onvriendelijke' voorvader, die deze bijnaam als familienaam aannam. Heintze en Cascorbi (1933) schrijven in hun Deutsche Familiennamen dat de familienaam Tröge sinds 1706 in Thüringen voorkomt, maar dat het voordien Dröge was. Een gevestigde bijnaam, die later niet als bijv. Dreuge is aangenomen.
Drongen: Een plaatsje bij Gent (be.) dat in 821 Truncinae ('boomstammen') heette. De Waalse naam Tronchiennes lijkt daar nog het meest op.
-drop - voor dit suffix zie dorp. Ook in Nederland is het aanwezig in o.a. Geldrop en Vlodrop, terwijl ik dacht dat het typische Noord-Duitse en Skandinavische achtervoegsels waren.
drost - In het oosten van het land werden deze landsheerlijke rechters drosten genoemd, in Utrecht maarschalken, in Brabant meiers en in Holland en Zeeland baljuws. Hun rechtsgebied was vaak weer onderverdeeld in kleinere rechtsdistricten, de ambachten, waar een schout namens meier of baljuw recht sprak, samen met de plaatselijke schepenen.
dub - kuil. Zie dobbe.
Dublin: De stad heet eigenlijk naar de van horden gemaakte overgang van de rivier de Liffey Baile Átha Cliath Du(i)bhlinn 'stad van horden aan het zwarte moeras', aldus de Winkler Prins. Van het Keltisch: baile 'plaats, heem, gehucht', vgl. du. Weiler - baile en mlat. villare 'wonen'; áth 'voorde, opening, gat', vgl. la. hiatus; cliath 'raster, tralie, spijl', kluister, vgl. lat. claustra, -orum - gr. klados 'tak, twijg'; dubh, gen. duibh 'zwart, dof'; linn in het Nieuw-Iers 'vijver, baai, meer, zee', maar kennelijk ook 'moeras'. Men heeft het plaatsje Linne - in de gem. Maasbracht met als eerste vermelding het jaar 943 - gelegen aan de, vroeger zeker moerassige, Maasplassen ten zuiden van Roermond, ook met de Keltische waternaam linn in verband gebracht. Zie Linne, Linde.
Dubois: Fra. adresnaam met de betekenis 'van de Bos'. Bois komt van het frankisch bosk 'bosje, struikgewas'.
Duchesne: Fra. adresnaam van een voorvader wonende 'bij een eik'; van het fra. du 'van de' en chêne, chesne, chasne 'eik'. De naam van de eik kan van keltische oorsprong zijn omdat quercus de lat. naam is en de gr. drus. In het Iers is eik dair of 'boomeik' crann darach.
De in nl. vigerende familienamen Duchain en Ducheinne zullen ook wel deze betekenis bezitten.Duden: Allereerst een familienaam die eigennaam is geworden voor een serie woordenboeken van uiteenlopende aard. Veelvuldig werp ik een blik in Duden, Familiennamen - Herkunft und Bedeutung von 20.000 Nachnamen, bearbeitet von Rosa und Volker Kohlheim, Dudenverlag, Mannheim - Leipzig - Wien - Zürich; ISBN 3-411-70851-4.
Duden 'van Dude' is een familienaam die, met zwakke genitief, is afgeleid van de roepnaam Dude. Zie van der Schaar.van der Duim: Bijnaam die tot familienaam is geworden. Bron Meertens Instituut.
- Jan Hendriks van der Duim (Duimke, Toemke), geb. Drachten ca. 1761, arbeider, naar prov. Groningen 1795, ovl. Terwispel 1824 [Hellinga-1996, p 110, nr 92].
- In Friesland werd de naam Duimke in 1811-12 door Jan Hendriks en zijn zeven kinderen te Zuiderdrachten (Smallingerland) aangenomen. Een naamsaanneming van de naam Van der Duim is niet bekend [RFF].
- Jan Hendriks (van der Duim) (Rottevalle 1761-Terwispel 1824), vogelvanger van winterkoninkjes (tumkes), nam in 1811 de naam Dumke aan; werd later Van der Duim; zoon van Hendrik Jelkes [Parenteel van Hendrik Jelkes: http://home.hccnet.nl/j.hofstra/Duim/Familie van der duim.htm]
duin - ca. 1090 uit het Keltisch, vgl. Gaelisch, Iers dun 'heuvel, fort'. In het mnl. dune, duun, duyn. Heuvel van fijn zand zoals bijv. langs de kust en de rivieren.
Dullaert: Het achtervoegsel 'aart'of 'aert'komt in veel namen voor. Het duidt vaak op een beroep of karakertrek. Het voorvoegsel 'Dul' kan van twee varianten afkomstig zijn: verzorger van 'dullen', mensen die een verstandelijke beperking hebben (de beroepsvariant) én het kan slaan op de karaktertrek 'dul' in de betekenis van 'boos, wild, woest'. Vlgs. de familiekroniek van Piet Dullaert zijn daar aanwijzingen voor in een akte uit 1345-1385 waarin ene Boudijn Dullaerd, Deken van het Weversgilde door Schepenen van Gent verbannen wordt tot over de Somme, vanwege zijn verzet.
Dumas: Adresnaam van een voorvader die woonde bij of op een hereboerderij; van het fra. du 'van de' en het provencaalse en languedocs mas 'hereboerderij, buiten, landhuis', van het oudfra. mes 'maison' dat zelf weer uit het lat. mansum komt, van manere 'verblijven, wonen', vgl. fra. manoir 'klein kasteeltje op het land' en en. mansion verouderd 'woonstee', nu 'herenhuis'.
Dumoleijn: Verbastering van Dumoulin, zie aldaar.
Dumore: Bijnaam van een voorvader die afstamde van een 'Moor' óf misschien uit Mauritianië zelf; van het fra. du 'van het' en more, moresque nu maure, mauresque, van het Lat. maurus (net als onze betekenis van 'Moor') 'inwoner van Mauretanië, dat ook 'bruin, donker' kan betekenen. In Mauretanië, nu Mauritanië (West-Afrika), zoals het tegenwoordig heet, bestaat ruim driekwart van de bevolking uit Moren (of Maures) van Arabisch-Berberse oorsprong, die verdeeld zijn in de Bidan of 'blanke' Moren (ca. 60%) en de Harratin of zwarte Moren, die vroeger slaven waren. Zie verder Mauritanië in de GWP.
Dumoulin, Dumoulen, Dumoleijn: Fra. adresnaam van een voorvader die woonde bij of op 'een molen'; van het fra. du 'van de' en moulin 'molen'. Moulin en ook ons woord molen is al zeer vroeg ontleend aan het lat. mola 'molen'. De Romeinen kenden een meer geavanceerde akkerbouw en graanbewerking dan de Germanen. Zie Nicoline van der Sijs en Jaap Engelsman (2000) - NOTA BENE. De invloed van het Latijn en Grieks op het Nederlands. ISBN 90-5797-067-8.
Dunant: Aaneengeschreven vorm van du nant, een fra. adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'beek'; van het fra. du 'van de' en nant de gewestelijke vorm voor 'beek, stroompje'. In het hedendaagse fra. ruisseau 'stroompje'.
Dupon, Dupont: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een brug; het fra. du pont betekent 'bij of van de brug'. Pont van het lat. pons, pontis 'brug'.
Dupuis, Dupuits - Dupuij, Dupuy: Uiteraard een van origine fra. adresnaam die tot familienaam is geworden. De naam is een aaneengeschreven vorm van het fra. du 'van de(r)' en pui(t)s 'put'. Puis is de oudfra. vorm en puits de latere vorm, maar beide stammend van het lat. puteus 'put, kuil, regenbak' en zelfs 'kerker'.
Bij Dupuy en de vernederlandste vorm Dupuij is er, door een gelijke uitspraak, contaminatie mogelijk met het oudfra.pui(e) en het latere puy 'berg, verhoging, heuvel'. Dit woord is dan verwant met ons woord pui en podium dat van het lat. podium en het gri. podion stamt. Er lijkt een relatie. Als zo'n berg een kraterberg is, dan heeft deze een caldeira, een centrale put of kom met een schacht. Hoe dan ook het blijft het een adresnaam, een aanduiding waar iemand woont.
Een zoektochtje in het telefoonboek van 1996 levert:Dupuis 56x hoofdz. onder de grote rivieren Dupuits 23x dito Dupuij 3x N. en Z. Holland Dupuy 8x ditoDurkstra: Patroniem bij de fri. voornaam Durk (Dirk, Diederik) met de betekenis 'behorend bij Durk'. Zie verder suffix -stra.
Duthler, Düthler, Düttler: Düttler met al zijn varianten is waarschijnlijk een naam die zijn oorsprong in Duitsland (Württemberg) heeft, ofschoon de naam daar niet meer in het telefoonboek voorkomt. Het is een bijnaam met de betekenis vleier, flikflooier en komt van het middelhoogduits tüteler of tütelaere. Het bijbehorende zwakke werkwoord vleien is tütelen of tütteln. De overgang van 't' naar 'd' komt veelvuldig voor, denk maar aan tun = doen, Tür = deur e.d. In 1343 wordt in Eßleben al een Konrad der Tütler vermeld (zie Bahlow).
Düthler 8x (verspreid in Ned.); Duthler 31x in het telefoonboek van 1996.
Inleiding + letteroverzicht