Achternamen vanaf Ba
baak - zandrug,; seinteken; gew. baken (paas)vuur
Baak, van Baak, Baake, Baaken, Baakman: 1. Herkomstnaam van een voorvader die uit de plaats Baak kwam óf een adresnaam van een voorvader die op een baak woonde. Beide namen hebben wel degelijk met elkaar te maken, want het germ. baka heeft dezelfde betekenis als het en. back, oe. baec 'rug'. In plaatsnamen betekent het 'heuvelrug, hoogte'.
2. Patroniem. Roepnaam die geslachtsnaam is geworden. Baak, Bake, Baeke, Beake zijn fri. vleivormen van een germ. naam die begint met badu 'strijd'. In 1996 komt het telefoonnummer een Baak 490x en van Baak 134x voor, uiteraard niet in Baak zelf, maar hoofdzakelijk in NH, ZH en NB.
De variant Baake komt 56x voor - en dat is opmerkelijk - bijna uitsluitend in Twente, Baakman 100x daarentegen is hoofdzakelijk Achterhoeks. Baaken 1x in Ottersum (vergroeid met Gennep, Limb.).
Baal: Buurtschap bij Didam. Was in 1340 Baerlo, 1390 Baerle, 1489 Baerl. Het is een samenstelling van baar, 'kaal, dun begroeid' en lo 'gebruiksbos'.
Baanders: Betekenis 'van de baander'. Adresnaam van een voorvader die woonde in/op 'de baander', nl. in het Drentse achterhuis. Baander, banser van het germ. *bansa, bunsa 'schuur, stal'. Ook het nederduitse spraakgebied kent de term Bansen, Bansruum 'ruimte voor het voer'. De grote achterdeuren van de boerderij worden 'baanderdeuren' genoemd.
Zie Berkel/Samplonius voor Baal bij Bemmel, Baarle en Baarlo.Baarslag: Beroepsnaam. Baarslagen zou men 'omgekeerd dorsen' kunnen noemen. Met de graanschoof slaat men op een houten bank of een steen om de korrels uit de aren te verwijderen.
Babacan: Turkse bijnaam met de betekenis 'de goedige'. Van tu. babacan 'vaderlijk, goedig, joviaal; goedzak, goeierd'; van babaca 'vaderlijk'; van baba 'vader'.
bac, bassin, cuve - fra. (drink)bak, bekken, kuip; aanleiding tot adresnamen als Bachet, Bachex, Bachat, Dubachex, Dubassat. Delzaive (des eaux), Ballaydier, Balleydier (= belle aiguière; van het provencaals de aiga 'water', van het lat. aqua 'water'; aiguière oudtijds 'drinkvat voorzien van hengsel en tuit').
Bächtold: Zie Bechtold.
Bagdad, Baghdad: Perz. letterlijk 'geschenk gods'; van bagh 'god' (vgl. russ. bor 'god') en dad 'gift, geschenk' (vgl. lat. I. dare, do, dedi, datum 'schenken').
Bake: Patroniem, vgl. Bakema. Zie Baak.
Bakhuis: Adresnaam van een voorvader die een bakhuis, kookhuis tot permanente woning nam. Het was al gebruikelijk dat bij boerenerven de bakhuizen in de zomer als onderkomen gebruikt werden. De naam bakhuis staat voor een afzonderlijk gebouwtje waar de boeren hun eigen brood bakten, het veevoeder kookten enz.
Bakircıoğlu: Turkse familienaam met de beteknis 'zoon van de koperslager'. Van tu. bakircı 'koperslager' en oğul, oğlu 'zoon.'
Bakker: Een beroepsnaam bakker die familienaam is geworden.
baklava: Turks voor 'laagje bladerdeeg gevuld met noten en in siroop gedrenkt'.
Balen, van: Patroniem met zwakke genitief (Balen) bij de voornaam Bale. De zoon Jan van Bale heette destijds Balen Jan. Toen deze genitief niet meer werd begrepen is er het voorzetsel 'van' bij aangeplakt. Het is een verkorte tweestammige germaanse naam met als eerste lid bald- 'boud, stoutmoedig'.
Waar, zoals in Geertvliet (Zeel.), deze roepnaam veelvuldig voorkwam had men behoefte aan een tweede onderscheidend element, bijv. de blanke. Zo ontstond een naam als van Balen Blanken.Balen Blanken, van: zie Balen, van.
balg - geul in de Waddenzee
balk - brug van houten palen
Balkenende: 1. Aangezien balk staat voor een brug van houten palen, zal het een adresnaam zijn van een voorvader die woonde aan de overzijde van het water waarover die brug was aangelegd, dus aan het balken-einde. In de telefoonlijst van 1996 heb ik deze naam 117x geteld met een concentratie van 50x tussen Haarlem en Den Haag.
Ook de familienaam Balkende (Maarssen) kwam ik daarin 1x tegen.
2. Het is ook mogelijk dat het een beroepsnaam is, want Balke (en varianten) kunnen de 'timmerman' aanduiden.
3. Er zijn ook plaatsjes Balk die, waarvan een straateinde, als herkomstnaam had kunnen fungeren, maar die liggen niet in het bovengenoemde concentratiegebied.
Balm: 1. Plaats/gehucht nabij Neppermin op het eilandje Usedom (N.-Du.) aan de Balmersee. Balm vermoedelijk gevormd uit 'Bal(lo-hei)m', de 'woonplaats van Baldo, Ballo'.
2. Plaats in Schleswig-Holstein.
3. Plaats in Baden-Würtemberg.
4. Plaats in Zwitserland. Hier zeker een afleiding van het mhd. balme 'rots, hoge rots'.Balmer: 1. Germaans patroniem van een nakomeling van Bald-mer 'de moedige en beroemde'.
2. Adresnaam voor iemand uit Balm, z.a.
3. Adresnaam van een voorvader wonende bij een balme 'rots' (Zwitserland).
ban - landvoogd; Latijnse vorm banus. Een ban is een landvoogd over een banaat. (1832 Kroatisch ‹Perz. in Slavische landen vroeger zoveel als landvoogd. De ban van Kroatië.)
bant - os. 'streek'. Zie Teisterbant.
Banning, Bannink: Patroniem bij de voornaam Banne of Bane. Het saksische ink heeft dezelfde waarde als het frankische ing en betekent 'zoon van, nakomeling, afstammeling' en in dit geval van Bane, een nog bestaande friese roepnaam. Hekket vermeldt de volgende erven:
1421 het grote Banninck in Harfsen.
1385 dat goet to Banninck in Essen bij Deventer.
1382 Banninch in Hengelo (Gld.).
1356 Banninc te Lochem.
bant - (oud-saksisch) streek, gouw of grens
Baradikov: Slavisch patroniem. Een verkorte verkleinvorm van de roepnaam 'Borislaw' (boru 'strijd'; slava 'roem'; Baro/Boro als korte vorm van Borislaw; Baradik als verkleinwoord; Baradikov 'zoon van Baradik').
Zie Batjuchin.ten Barge: Adresnaam van een voorvader die woonde aan of bij een 'heuvel of berg'.
Bargeman: Adresnaam van een voorvader (de man) die op of bij een barg 'berg' woonde. Het een typisch Achterhoekse naam, want van de 87 telefoonaansluitingen in 1996 zijn er 43 in de Achterhoek, met een concentratie in Vorden (16x).
Barlaeus, Casparus: Gelatiniseerde vorm van Caspar van Baerle (Antwerpen, 12 feb. 1584 - Amsterdam 14 jan. 1648), Nederlands geleerde (logica) en dichter. Zijn gelatiniseerde naam had eigenlijk Casparus Barlaei moeten (?) luiden. Het is een herkomstnaam waarbij misschien gedacht moet worden aan Baarle Nassau of Baarle Hertog.
Barnas: Patroniem. Slavische vorm van de roepnaam 'Bernard'.
Bartelink: Oost-Nederlands patroniem bij de roepnaam Bartold. Zie suffix -ing, -ink en het voornamenboek van J. van der Schaar en D Gerritzen.
barton - (verouderd) Eng. voor 'boerenerf', lett. 'boer-tuin'. Zie etymologie 'tuin'.
Bastin: Patroniem bij de roepnaam Bastin, een vleivorm van Sebastiaan.
Baten: Patroniem met de betekenis 'van Bate, van Bade', een Gron. koosnaam. Zie van der Schaar.
Batjuchin: Russisch patroniem bij de roepnaam Batjuch, Batjoesjk. De russ. suffixen -ov, -ev, -in betekenen 'behorend bij' of 'zoon van'; niet altijd uitsluitend patronymisch. Voorbeelden: Batjoesjkov 'russ. dichter 1787-1855'; Aleksejev 'russ. generaal 1857-1918; Alice Nikitina 'russ. balletdanseres, zangeres en pedagoge, 1909-1978'. Voor vrouwen de uitgangen -ova, eva, ina.
Zie Baradikov.
-bec, -becque - Uitgang in Franse plaatsnamen stammend van het Frankische -beek, beke.
Becht, Bechthold, Bechtholt: Zie Bechtold.
Bechtold: Een patroniem die is ontstaan door de zgn. 'brouw-r', de velare r of huig-r. Tegenwoordig spreken we ook vaak van de Gooise r. De vadersnaam is dan Bertold, van bert 'stralend' en old < wold < wald 'heersend'.
Het is een typisch Boscher naam (60x), edoch dit patroniem kan ook uit Zuidwest-Duitsland en Zwitserland stammen, ook daar komt deze velare r voor.
De vorm Berthold (22x) is hoofdzakelijk Noord-Hollands en de vorm Bertholt (5x) Rijnmonds.Beekman: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'beek'. Zie suffix -man.
Beelen: Een metroniem (moedersnaam) met de betekenis 'van Beele', waarbij Beele een verkorte vorm of koosnaam is van Isabele, Isabelle.
beemd - van Dale: 1287 mogelijk van ban 'rechtsgebied' + made 'weiland', dus gemeenschapsweide.
1. vlak, waterrijk land, m.n. weiland
2. (meestal mv.) vlakke landstreek
Varianten zijn: band, bande, beemt, bemd, bent, bint, bimd
beenhakker - slager
beer - modder
Beer: Zowel Nederlandse als Nederduitse familienaam waarvan de betekenis op verschillende bronnen kan stoelen.
- Eigenschapsnaam voor een sterk resp. dapper iemand of een naam van een huis.
- Een verkorte vorm van een roepnam die begint met ber(n) 'beer'.
- Mogelijkerwijs een bijnaam bij het mnl. bere, os. ber(swin) 'everzwijn'.
Beerling: Een vooral in Noord-Ned. voorkomende naam, nl. van de 107 telefoonaansluitingen in 1996 waren er 16 in Schoonebeek en omgeving. De familie daar komt van oorsprong uit Duitsland en zal oorspronkelijk als Berling geschreven zijn. Het zal dan wel een herkomstnaam zijn (z.a.) bij de plaats Berlingen (Rheinland-Pfalz, Limburg/België) of een gereduceerde vorm van de plaatsnamen zoals Berlinghof, Berlinghausen (Westfalen). Blijft dan het probleem hoe deze plaats aan zijn naam komt. De verwachting is dat de naam is afgeleid van een voornaam, een patroniem dus (zie -ing). Dat is heel goed mogelijk, want we kennen de Friese voornamen Bare, Barke, Barro, Beer, Berk, Berke, Berre met de vr. varianten Barliene en Berien. Het zijn eenstammige verkortingen van germaanse namen met bern- 'beer'. Nadeel is dat de letter 'l' daarmee niet verklaard is.
Een andere mogelijkheid (nader onderzoek moet dit uitwijzen) is dat de naam afgeleid is van een meer oostelijke veldnaam. Mucke geeft in zijn Abhandlungen und Beiträge zur Sorbischen Namenkunde 1881-1929 (herdruk 1984) op p. 203: Bahringen en Bärlingen, Bärmling, Baarlingen en Barlinge: bare 'kale' d.w.z. onbebouwde, woeste veldstukken; braakliggende akker. We kennen dit nog van barrevoets, met 'blote' voeten.Beerlings: Patroniem met sterke genitief met de betekenis 'van Beerling'. Zie Beerling. Deze familienaam komt hoofdzakelijk in Oost-Groningen voor. In 1996 waren er 21 telefoonaansluitingen onder deze naam.
beers - 1. omheinde woonplaats, oorspr. ineengevlochten stakenhaag; 2. stoppelveld
Beerstecher: Duitse variant van de beroepsnaam 'beersteker'; z.a.
beersteker, bersteker - mnl. secreet(op)ruimer; iem. die de septische putten ruimde. Synoniemen: beerboer, nachtwerker, pleeruimer, stilleveger.
Beerze: Buurtschap in de gemeente Ommen (Ov.). In 1328 Beerse, 1400 Die buerscop toe Beerse en in 1533 als Beerst vermeld. De naam zou inderdaad kunnen slaan op een beers (z.a.) 'omheinde woonplaats' (de Höfte?), maar ook op een (modder?)waternaam (vgl. Bersenbrück aan de rivier de Hase in Niedersachsen, waarin (1221) -brucge wijst op een knuppeldam).
Vergelijk riviernaam de "Beerze" in Brabant, waar de Kleine en de Grote Beerze een laag gelegen gebied doorstromen.Beeuwkes: Patroniem met de betekenis 'van Beeuwke, van Bowke, van Boike', op zich al weer een vleinaam die teruggaat op Bowe, Boudewijn (zie v.d. Schaar).
belt, belte - mnl. kleine hoogte in een veen.
Mijn vader en moeder (Den Ham Ov.) sleten hun laatste jaren op het Beltien 'beltje', een burgermanshuisje los van de boerderij. Dit beltje is gelegen in een laag gebied dat de Leerte heet en gelegen is tussen het Nemelaar (west), het Stoevelaar (oost), Nevelaarskamp (noord - en behorend bij het Nevenzel) en Oldenzelskamp (zuid). Door dit lage gebied loopt een afwatering, de wetterk, dialect voor 'wetering'. In dat lage gebied is ook een zandweg, de Leertendijk. In Oost-Ned. is dijk of diek identiek met weg. Iemand aan de dijk zetten (ene an'n diek zettn) moet men dan ook zien als iemand ontslaan, de laan uitsturen, weer de 'weg' opzenden.
Wat Leerte nu precies betekent, daarover breken naamkundigen zich nog steeds het hoofd. Men denkt dat het afgeleid is van *lar-ithi met laar 'weide' en ithi het collectief suffix óf van *ler-ithi met ler 'leem, modder, slijk'. Ik kan me in beide verklaringen evengoed vinden, want het een sluit het ander niet uit. Het hogere land was het akkerland en dit lagere het weideland, bijna vanzelfsprekend drassig en/of modderig (zie BIODATA een variant van BINAS) met een toevallig opduikende zandkop, het "beltien".Beltman: adresnaam van een persoon die woonde op een belt. Zie belte en -man.
Bemmel (van): familienaam afgeleid van de woonplaats ®Bemmel in Gelderland; een herkomstnaam. De betekenis van de plaatsnaam Bemmel (1189 Bemela) is onduidelijk.
Bemmelen (van): familienaam afgeleid van de woonplaats ®Bemmel in Gelderland; een herkomstnaam.
ben - hebreeuws woord voor 'zoon' of 'zoon van'. Het wordt vaak gebruikt als eerste deel van een persoonsnaam, bijv. Benjamin, Ben Hurr. Het komt als benei, bne, bnai ook voor in het meervoud, bijv. Benei Adam = Zonen van Adam en Bnai Brit.
Het hiermee corresponderende woord in het Aramees is bar, zoals bijv. in Barabbas.
In het Arabisch is het ibn (bijv. Ibn Roesjd islamitisch filosoof/arts) of bin in het nu alom bekende Bin Laden.
In de Oudspaanse weergave van Hebreeuwse en Arabische namen werden de woorden ben en ibn geschreven als aben, bijv. Aben Ezra.
bent - hard gras
Benus: Patroniem naar de voorvader Bene Claassens (~ 1700) uit Veendam.
Berdee: familienaam afgeleid van een waarschijnlijk niet gewenste, ofschoon veel voorkomende Westfriese achternaam Beerepoot.
Berendsen: Patroniem met de betekenis 'zoon van Berend'.
Bérenger: Zie Berenguer.
Berenguer: Spaans patroniem bij de roepnaam Berengarius met de wortels bern- 'beer' en -ger 'speer'. Van deze patroniemen zijn du. Berengar, Berenger, eng. Berenger en fra. Béranger, Bérenger.
Berenpas: Jarenlang heb ik gedacht dat dit een adresnaam was voor een voorvader die woonde bij een 'varkens-weide', van beer 'mannelijk varken' en pas van la. pascua 'weide'.
Nu zag ik onlangs (jan. 2000) in het WNT dat pas in Gelderland en Overijsel (en aangrenzende streken) een benaming was voor een 'boschje, inzonderheid een kleine groep van lage boomen, bij elkander in een open veld staande'. De oorsprong van deze betekenis is niet bekend. Volgens Gallée zou het woord in die streken ook betekenen: doorgang, in bos of veld. Het is echter twijfelachtig of daaruit de andere reeds in de 14de eeuw voorkomende opvatting is ontstaan. Misschien duidde pas echter oorspronkelijk een open plek in een bos aan, dus toch een 'weide', waarop slechts weinig bomen stonden, en heeft zich daaruit de betekenis van: 'weide met een groep bomen' ontwikkeld, waarbij de bomen dan het meest typerend element vormden. Het woord wordt thans veelal gebruikt in samenstelling met de naam van de boomsoort, i.e. elzenpas, wilgenpas enz.
Het komt voor in geslachtsnamen als Thepass, Thopas en Pasman.
In het ndd. komen we naast elkaar tegen: weyde, wijsche, mate, pasch en in het la. pascua 'weide', fenifera 'hooiweide'.”
In de uitgebreidere info van het WNT de lokale namen:
De Pas als eigennaam bij Hummelo en Lochem.
Den hoff over de Beke, in den kerspel van Wanssem gelegen, met sijnen laten, thinsen ende hoeneren daerto gehorende; noch eenen passe tot Blitterswijck in den bosch gelegen in het Reg. Leenaktenboeken Gelre, Overkwartier 122.
Item eenen pas willigen (onderdeel van een leen onder Gent), a.w., Nijmegen 207.
Pashout is een gewestelijke term voor 'kreupelhout'. Bijv. Pas- en rijshout was er veel maar niet duur. In Med. en Ber. d. Geld. Mij. v. Landb. 1869, 158).
Als tweede lid in Berkenpas. Als elzenpas in 'Een bouwhoff, bestaende in huis, hoff, boomgaart, bouw-, tabaks-, en weyland en elsepas, ... onder Heeteren gelegen'. Te vinden in het Reg. Leenaktenboeken Gelre, Nijmegen 162 (a°. 1797).
Dat er 'en heele zooi domme minsen zin die niet begriepen woarum 'et bij den elzenpas de Rooje Toren heit, in CREMER 12, 205).
Als wilgenpas in het voorbeeld: Lammert (kiest) zijn weg naar het wilgenpas, waarheen hij reeds een uur geleden de drie ploegpaarden bracht, in CREMER 12, 174.
As ik dan daor gunter bij die wilgepas staoi en kiek dan op ollie huus, dan enz., in v.d. Schelde t.d. Weichsel 1, 422, Maas en Waal.
Vooral ook in eigennamen: Berenpas (bij Vorden), Essenpas onder Haalderen anno 1576 (2 Mergen lants genant den Essenpas in het Reg. Leenaktenb. Gelre, Nijmegen 209).
Ulenpas (bij Keppel).
Winkelpas onde Steenderen anno 1780 (Een weyde de Winkelpas genaamt), in het Reg. Leenaktenb. Gelre, Zutphen 161, enz.
Welnu in het telefoonboek van 1996 komt de naam Berenpas 67x voor en daarvan wonen er 50 in de Achterhoek en 36 in een gebied met een postcode die begint met 72 en daarvan komen er 16 in Vorden voor. Het is dus een Achterhoekse aangelegenheid. Maar wat voor soort bomen worden dan bedoeld? Vast en zeker 'perenbomen', want in het Oostmiddelnederlands was een bere een 'peer' en een bereboom een 'perenboom'. Juist hier zie je dan het aanleunen tegen het mhd. bire 'peer', het ohd. bira 'peer', van het lat. pirum 'peer'.
Mijn herziene mening wordt nu:
Berenpas - Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'perenbosje'.
berg - hoogte, heuvel; fort. In Nederland zou men van 'berg' moeten spreken als deze hoger zijn dan 600 m. De praktijk wijst totaal iets anders uit. In Engeland is men consequenter, tot 300 m (1000 voet) is er sprake van een 'heuvel' en daarboven 'berg'.
In Oost-Nederland benoemt men een minder uitgestrekte terreinverhoging, bijv. een stuifduin langs de rivieren, meestal met 'belt, bult'.van de Berg: Herkomstnaam van een voorvader uit een plaatsje Berg. Mogelijkheden:
Berg bij Sittard (Li); bij Vaals (Li); bij Maasbracht (Li); bij Maasbracht (Li); bij Horn (Li); bij Buggenum (Li); bij Grubbenvorst (Li); bij Wittem (Li); bij Budel (NB); bij Ossendrecht (NB); bij Dinter, Chaam en Oeffelt (NB); bij Halsteren (NB); bij Steenwijkerwold (Ov); bij Woudenberg (Ut); bij Nederhorst den Berg (NH); bij Kloetinge op Zuid-Beveland (Ze); Berg en Terblijt (Li); Berg a.d. Roer bij Odiliënberg.
Als adresnaam is elke willekeurige terreinverheffing, alias 'berg', mogelijk.Bergervoet: Een moeilijk te duiden naam. Van de 159 geturfde naamdragers wonen er 90 in de Achterhoek, waarbij de regio's Gaanderen, Doetinchem en Zelhem productief blijken. Van deze naam kon ik geen varianten in de vorm van Bargervoet, Barg- of Bergvoet o.i.d. ontdekken. Voorlopig hou ik het maar op een adresnaam met de betekenis aan de 'voet van de Rijsberg in het Bergher Bosch in het Montferland', dan wel dat de naam refereert aan de Bergerslag o. van Silvolde.
Bergsma: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een 'berg' of beter gezegd een 'heuveltje'. Te Winkel maakte hierbij de kanttekening dat ook een verkorte germaanse roepnaam als Bercht, Brecht, uit Adelbrecht of Harbrecht een mogelijkheid zou zijn. Zie verder het suffix -ma.
Berkel, Gerard van / Kees Samplonius (1995). Prisma Nederlandse Plaatsnamen - De herkomst van onze plaatsnamen. Het Spectrum B.V., ISBN 90 274 4059 X
Inmiddels (2006) is er een herziene uitgave ISBN 90 274 2097.
Kanttekening bij Magele (zie onder deze homepage).Bernard: Duits patroniem bij de roepnaam Bernhard; van bern 'beer' en hard 'sterk, moedig'.
Beskers, Beskes: Betekent 'van Beske(r), van Beseke(r)'. Het is een patroniem die terugaat op de verkorte nedersaksische vorm van de roepnaam Basilius. De vorm Beskes in Belfeld bij Venlo komt in mijn turflijstje van 1996 slechts 1x voor, de vorm Beskers daarentegen 73x, waarvan 24x in Winterswijk. Geen wonder, want ten zuidoosten van Winterswijk in de buurtschap Brinkheurne staat de boerderij Beskers.
Beth Caim: Hebr. 'Huis des Levens'; in het Jiddisch Gedort 'goed oord'.
Bethel: Veel voorkomende naam van gebedshuisjes, kerkjes en zelfs delen van plaatsen. Het voorbeeld was daarbij Bethel, nu Bétin bij Jeruzalem; van het hebr. Beth-El 'woonplaats van God', verg. Allah een samentrekking uit het arab. al 'de' en ilah 'god' dat ook herkenbar is in het hebr. eloa, elohim 'Opperwezen in de godsdienst van Mohammed'.
Bethlehem: Ook Betlehem. Arabisch/Israëlische plaats in Palestina. In het Arab. Bayt Lahm genoemd. De oorspronkelijke betekenis van de naam van de stad is waarschijnlijk huis van Lachmu en niet, zoals vroeger werd aangenomen, huis des broods (Hebreeuws). Men vermoedt dat hier, 7 km ten zuiden van Jeruzalem, een tempel voor de god Lachmu heeft gestaan. J. Schoneveld ( In Ned. Theol. Tijdschr. 27 (1973) p. 132-145) legde een samenhang met de uitdrukking 'de staf des broods breken', waarin de verering van de natuurgod Lachmu zou zijn verondersteld. De staf is dan de scepter van de godheid waaraan men het brood te danken had.
De naam van de stad komt reeds voor in de El-Amarnabrieven. Het geslacht Efrat heeft hier gewoond (1 Kron. 4:4) en daarom spreekt men ook van Efrata.Beuker: Afgesleten beroepsnaam van het saks. bödeker 'kuiper, kuipenmaker'.
Beukers: Beroepsnaam met de betekenis ' van Beuker'; zie Beuker
beulo - fra. dialect voor een 'wel, bron'; aanleiding tot adresnamen als Bouloz, Buloz, Bulloz, Bullaud, Bullat, Boulet, Dubouloz, vgl. 'Terwelle'.
Beumer: Adresnaam en/of beroepsnaam van een voorvader die aan een slagboom woonde of daar (ook) werkzaam was. De westfaalse vorm is Böhmer. Boom - Beumer, zie Umlaut.
Beumkes: Betekent 'van Beumke/Beunke', een verkleinvorm van de roepnaam Beun, Bunno, z.a. De vleinaam is tot familienaam geworden en dan spreken we van een patroniem, een vadersnaam.
Van de 80 telefoonaansluitingen in het jaar 1996 bleken er 40 in het oosten van Gelderland voor te komen. (Zie de fam. naam Beun.)Beun, de Beun, Beundel, Beunder, Beunderman, Beunders, Beune, Beuneker, Beuneman, Beunen, Beunens, Beuning, van Beuningen, Beuningh, Beunink, Beunis, de Beunje, Beunk, Beunke, Beuns: Allemaal patroniemen gebaseerd op de roepnaam Beune, Bunno, Bono. Bij elke familienaam staat het aantal telefoon-aansluitingen in 1996.
277x Beun en de Beun 'van Beun'; 1x Beundel verkleinvorm van Beun met een oost-nl. 'd'-infix; 126x Beunder, eig. adresnaam van de 'huisplaats van Beun' met oost-nl. 'd'-infix; 15x Beunderman, eig. adresnaam van de 'boer op de huisplaats Beunder'; 35 x Beunders 'voorvader afkomstig van de huisplaats Beunder'; 70x Beune, nevenvorm naast de roepnaam 'Beun'; 2x Beuneker 'bewoner van de huisplaats van Beune'; 5x Beuneman 'boer op de huisplaats van Beune'; 106x Beunen 'van Beune'; 7x Beunens 'van Beune's huisplaats'; 11x Beuning 'de nazaten van Beune', zie suffix -ing; 207x van Beuningen, herkomstnaam van een voorvader uit de plaats 'Beuningen', maar deze plaatsnaam is zelf weer gegroeid vanuit de stichting van de lieden van Beune, danwel Bono/Bunno; 3x Beuningh, nevenvorm van 'Beuning'; 3x Beunink, nevenvorm van 'Beuning'; 38x Beunis 'van Beune'; 2x de Beunje verkleinvorm 'van Beune(tje)'; 215x Beunk 'afgesleten vorm van 'Beuning'; 9x Beunke, 'afkomstig van de 'huisplaats Beunk'; 11x Beuns, 'van Beun'.
Verwant hiermee: Buenk, Buunk, Bunk, Bön, Böhnke, Böning.de Beuze: Verkorte beroepsnaam van een voorvader die beuz'n 'biezen' maak'n 'verwerkte'. Een typisch Overijsselse naam en dat verklaart ook de 'eu'-vorm, vgl. biezen - beuz'n; vliezen - vleuz'n (bijv. in schapenvlies (vacht) óf oppervlakkige plantenvlies in water). Het EWN geeft voor 'bies' de pgm-wortel *beusō.
Bovendien worden hoofdzakelijk gedroogde stengels van enkele ondersoorten uit het geslacht bies (Scirpus lacustris L.) gebruikt. De ondersoorten zijn: de Matten- of Stoelenbies (Scirpus lacustris lacustris L.) die vooral aan zoet water groeit, de Ruwe Bies (Scirpus lacustris glaucus Hartm.) die vooral aan brak water (kuststreken) groeit en het Fransje (Scirpus lacustris flevensis Bakker) dat het midden houdt tussen beide voorgaande en groeit aan de oevers van het IJsselmeer tussen Keteldiep en Ganzendiep. Het centrum van de mattenindustrie is Genemuiden.
De stengels worden uitgezocht en en de goede worden gedroogd, waarbij men probeert een zo gelijkmatig mogelijk kleur (bleek grijsgroen) te verkrijgen. Het grootste deel wordt verwerkt in stoelmatten.Beuzel: Bijnaam of beroepsnaam? Waarschijnlijk beide. Van de 45 geturfde Beuzels wonen er 17 in de gemeente Lochem en 11 in de regio Vriezenveen, Wierden, Hengelo en Delden. Hoogst waarschijnlijk dat Beuzel een beroepsnaam is die betrekking heeft op de verwerking van beuz'n 'biezen'. Zie hierboven de familienaam "de Beuze". Nu is een bies (eene beuze) nog geen sikkepit waard, een reden dat men in het mnl. de uitdrukking niet eene biese kende. Was men met onbeduidende zaken aan het werk, dan was men aan het beuzelen. Dit frequentatief dat weliswaar op een ander etymon is geschoeid, zal de naam Beuzel beïnvloed kunnen hebben. Mijn gedachtengang is dan ook dat 'beuzel' de naam is voor een knechtje in de beuzenverwerking.
Bevergern: Vroeger een stadje, nu een stadsdeel van Hörstel, aan de westelijke uitloper van het Teutoburgerwald. Aan die uitloper ofwel gérende teen die in een moerassig gebied eindigde, heeft het plaatsje zijn naam te danken. Bever is een oud woord voor 'water(loop)' in veengebied en gere 'wichvormige punt' daarin.
Bevert, De: De Bevert is een echt klein riviertje in Den Ham (Ov.), voor een deel ook grensriviertje met de gem. Ommen. Het riviertje 'De Bevert' verzamelde, via vele kleine veenwaterloopjes, zijn water uit het veengebied oostelijk van Den Ham.
Bever is een oud woord voor een 'water(loop)' in een veengebied en dankt de naam, net als de diersoort de bever, aan zijn roodbruine kleur. (Zie 'rodolm'.)
Er zijn meer (wsch. drie) van deze verzamelbeekjes geweest. Het bovengenoemde beekje is het enige overgeblevene.
Bevert is een afgesleten collectief meervoud, net zoals gebeurde bij geberkte 'bosje berken' en gemeente (1285) 'een verzameling gemene 'gemeenschappelijke' heides of weides' en is verworden tot respectievelijk berkt (zie Berkt gem. Heesch in N.B.) en meent (zie bijv. Deventer Meent).
Meent (van Dale), weide- of heidegrond die gemeenschappelijke bezit was, m.n. die van de Gelderse en Overijsselse steden.Bielderman: Betekenis 'man bij het Bielder'. In het oost-nl. worden namen als het Hengelaar, het Stobbelaar omgevormd tot 't Hengelder, 't Stobbelder. Zo moeten we 't Bielder weer terugvormen tot het Bielaar, 'het er naast gelegen laar'. Het is daarmee een adresnaam van een voorvader wonende aan 't bijlaar'.
Van de 89 geturfde namen woonden er 43 in de Achterhoek met een concentratie in Zutphen, Warnsveld, Vorden, Lochem, Laren en Harfsen. In 1913 was er in de voormalige gem. Gorsel (nu Lochem) nog sprake van een Oud en Nieuw Bielder. Momenteel staat de boerderij Het Bielder ten noord-oosten van Harfsen aan de Bielderweg. Klein Bielder ligt even ten westen daarvan.
biest - plaats waar biezen groeien.
bier, beer - modder
Bijker: Beroepsnaam van een 'bijenhouder'. In het Fries bestaat het ww. bijkje naast ymkje 'bijen houden'.
Bijl: Adresnaam van een voorvader die woonde bij een veld in de vorm van het blad van een 'bijl'.
Bijman: Beroepsnaam van een 'bijenhouder' in de (Noord-)Hollandse streken.
Bijmans: Betekenis 'van de Bijman'; Noord-Brabantse beroepsnaam van een 'bijenhouder'.
Bijvoet: Beroepsnaam met verwijzing naar de verzamelaar/verkoper van het kruid Bijvoet - Artemisia vulgaris L. Het is een keukenkruid, dat gebruikt wordt bij varkensvlees en wild en gevogelte en ook in sausen. De blaadjes hebben een zachte, bittere smaak en kunnen ook goed gedroogd worden. Daartoe moeten in de bloeitijd de stengeltoppen verzameld worden en gedroogd in een luchtig vertrek.
Bijvoet ontleend zijn naam aan het oude volksgeloof, dat een wandelaar niet moe wordt als hij dit kruid in zijn schoen (bij de voet) draagt.
bil(t) - aangeslibd land
bilant - nieuw aangewassen land
bilder - iemand die molenstenen scherpte. Van het ww. billen ‘slaan, houwen’ (vgl. bijl), d.w.z. de groeven op de maalvlakte van molenstenen scherpen, kanten. Dat gebeurde met een bilhamer en die lijkt nogal op een haarhamer waarmee een zeis wordt gescherpt.
Bilgiç: Turkse bijnaam met de betekenis 'wijsneus' óf beroepsnaam voor de 'schoolmeester'.
Biljardt: Patroniem bij de germ. roepnaam Billiard 'sterk met de bijl'; van billi 'bijl' en (h)ard 'sterk'; vgl. Gerhard 'sterk met de speer', van ger, geer 'speer'.
Binnenmars, Binnemars: Adrsnaam van een voorvader die woonde aan of in de "binnenmars", het moerasweidegebied (mars) dat in de binnenbocht van een rivier was gelegen, bijv. de Binnenmars in de buurschap Stegeren (Ommen, Ov.); deze 'binnenmars' was tot voor de kanalisatie van de Overijsselse Vecht nog aanzienlijk groter.
Bisperink: Adresnaam die al in de me. tot familienaam uitgroeide met de betekenis 'nakomelingen van de persoon die het bisschopsgoed beheerde'. Zie verder Hekket en het suffix -ing, -ink.
Inleiding + letteroverzicht