Begrippenlijst biologie
De Begrippenlijst Biologie (1e druk) is opgezet door het NVON, de Nederlandse Vereniging voor het Onderwijs in de Natuurwetenschappen. Onderstaande lijst is in gedeelten eerder gepubliceerd in de NVON-maandbladen van 1988 t/m 1990. De lijst bestrijkt de disciplines celbiologie, genetica, fysiologie, ethologie, ecologie en evolutiebiologie.
Opm.:
- De gegeven omschrijvingen zijn op lerarenniveau.
- Het VWO-niveau bepaalde de keuze van de begrippen.Commentaar kan gezonden worden naar drs. P.K. Leendertz, Hindelaan 8, 6705 CW Wageningen.
Het is mijn bedoeling de lijst te gebruiken als uitvalsbasis naar allerlei te bespreken en uit te diepen onderwerpen.
- A - aangepastheid
aangepast zijn.
aanpassing1. proces dat leidt tot aangepastheid
abiotisch
2. aangepastheid
3. eigenschap die bijdraagt tot aangepastheid
Is er sprake van "een aanpassing" of van "aanpassingen", dan moet worden gedacht aan betekenis 3.
In betekenis 2 heeft "aangepastheid" de voorkeur boven "aanpassing".tot de levenloze natuur behorend
accumulatie ophoping, vaak gebruikt voor concentratietoename van een schadelijke stof in een voedselketen adaptatieaanpassing
ademhaling1. actieve ventilatie van longen, tracheeën
aëroob
2. verversing van water onder andere bij kieuwen
Het gebruiken van "ademhaling" in de betekenissen van gaswisseling en van (aërobe) dissimilatie is verwarrend en moet derhalve worden afgeraden.met zuurstof
agonistisch gedraggedrag dat samenhangt met conflicten tussen individuen
agressie
Voorbeeld: aanvallen, vluchten, dreigen.1. motivatie tot dreigen of aanvallen
allel
2. dreigen of aanvallen
Gewoonlijk wordt het gedrag van roofdieren ten opzichte van prooidieren niet als agressie beschouwd.één van de genen die op een bepaalde locus kunnen voorkomen
altruïstisch gedrag
Het begrip allel betreft elk van de genen op overeenkomstige loci van homologe chromosomen. Bij een erwteplant die heterozygoot is voor de bloemkleur, bezit elke kern informatie voor rode bloemen en informatie voor witte bloemen. Om aan te geven dat het in dit geval gaat om genen op overeenkomstige loci van homologe chromosomen kan in een dergelijke situatie gesproken worden van het allel voor rode bloemen en het allel voor witte bloemen. In deze situatie kan gesproken worden van allelen in plaats van genen. Het is verwarrend als een allel wordt aangeduid als een van de vormen waarin een gen kan voorkomen of met een soortgelijke omschrijving; men spreekt dan van de allelen van een gen. Wanneer echter een gen wordt beschouwd als een concreet stukje DNA met informatie voor een bepaald eiwit, kan met het allel-begrip (ingevuld als één van de vormen waarin een gen kan voorkomen) geen andere inhoud meer geven dan een concreet stukje DNA. Een allel komt dan overeen met een gen. Om het mogelijk te maken dat de omschrijvingen van de termen in deze lijst een consistent geheel vormen is gekozen voor een concrete opvatting van een gen.gedrag dat de levensverwachting van een of meer soortgenoten verhoogt en de eigen levensverwachting verlaagt.
ambivalent gedrag
Voorbeeld: broedzorg.conflictgedrag dat is samengesteld uit gedragselementen van twee of meer gedragssystemen
ammonificatieomzetting van een organische stikstofverbinding in onder andere ammoniumionen
amyloplastleukoplast waarin zetmeel is opgeslagen
anaëroobzonder zuurstof
analogiegelijkenis die samenhangt met overeenkomst in functie en niet met afstamming van een gemeenschappelijke voorouder
antropomorfisme
Voorbeelden: de vleugel van een libel is analoog met de vleugel van een spreeuwen het dreiggedrag van een vis (het opzetten van zijn rugvin) is analoog met het dreiggedrag van een hond (het opzetten van zijn nekharen).toeschrijven van menselijke gevoelens en beweegredenen aan dieren
assimilatiedeel van de stofwisseling waarbij een organische stof wordt gevormd uit stoffen met kleinere moleculen
autosoomchromosoom dat geen geslachtschromosoom is
autotroofin staat tot vorming van A TP met energie die niet afkomstig is van oxidatie van een organische stof
autotroof organismeorganisme dat een of meer autotrofe cellen bevat
- B - balts
gedrag dat aan paring vooraf gaat en dat de bereidheid tot paring vergroot
bekrachtiging
Balts leidt tot synchronisatie van motivaties en tot vermindering van agressie tussen partners. Bij zoogdieren wordt de term balts gewoonlijk niet gebruikt.door straf of beloning de frequentie van optreden van bepaald gedrag veranderen
bevolkingspiramide
Onderscheiden worden negatieve bekrachtiging (af/eren) en positieve bekrachtiging (aanleren); beide kunnen zowel door straf als door beloning gerealiseerd worden.grafische voorstelling van de aantallen individuen per leeftijdscategorie van een populatie, meestal gescheiden naar sekse
biogeneseontstaan van leven uit levenloze materie (oersoep)
biologisch evenwichtnatuurlijk evenwicht
biomassamassa van een of meer organismen, te onderscheiden in "verse massa" (met water) en "droge massa" (na onttrekking van water)
biosfeerdeel van aarde met dampkring waar zich de organismen gewoonlijk bevinden; de gezamenlijke ecosystemen
biotischtot de levende natuur behorend
biotoopgezamenlijke abiotische factoren van een ecosysteem
bronst
Men spreke van de biotoop. Biotoop is niet synoniem met ecosysteem.
- paartijd bij zoogdieren
- bereidheid tot paring bij zoogdieren
- C - carnivoor
vleeseter, respectievelijk vleesetend
celkleinste organisatie-eenheid van een organisme
cel
Een cel kan omgeven zijn door een celwand; de celwand is geen deel van de cel zelf. Het bijgevoegde schema kan het onderlinge verband tussen een aantal in deze lijst genoemde onderdelen van de eukaryote cel verduidelijken.celdeling
- kernplasma
- kernmembraan (nucleohyaloplasma)
- chromosomen
- kernlichaampje(s)
- cytoplasma
- celmembraan
- grondplasma (hyaloplasma)
- mitochondriën
- endoplasmatisch reticulum
- ribosomen
- dictyosomen
- lysosomen
- vacuolemembraan
- proplastiden
- plastiden
- chloroplasten
- chromoplasten
- leukoplasten
proces waarbij, na kerndeling, uit één cel twee, zelden meer, cellen ontstaan
celmembraan
De aanduiding "zelden meer" heeft onder andere betrekking op het ontstaan van zoösporen.deel van het membranenstelsel van de cel dat deze aan de buitenzijde begrenst
celwandstructuur rondom de cel bij planten, schimmels, bacteriën
centromeer
Iedere plantencel vormt zijn eigen celluloselaag die tegen de pectine-achtige substantie van de middenlamel wordt afgezet.deel van een chromosoom dat functioneert als aanhechtingsplaats voor de trekdraden van de kernspoel
chemo-autotroofin staat tot chemosynthese
chemosynthesekoolstofassimilatie met energie, verkregen uit de oxidatie van een anorganische stof
chloroplast
Bij sommige bacteriën komen wijzen van stofwisseling voor die niet zonder meer te beschrijven zijn met de hier gebruikte omschrijving.plastide met chlorofyl
chromatideéén van de twee, zelden meer, overlangse delen van een chromosoom die bij het centromeer met elkaar verbonden zijn
chromoplast
Afgezien van reuzenchromosomen is er alleen sprake van chromatiden als een chromosoom twee dubbele strengen DNA bevat. Een chromosoom bestaat uit twee chromatiden tijdens de G2-fase, tijdens de meiose I, tijdens het eerste deel van de meiose II en tijdens het eerste deel van de mitose. Zodra de chromatiden ook bij het centromeer van elkaar zijn losgekomen, is er sprake van twee chromosomen; het gebruik van de term chromatide is dan zinloos en verwarrend en moet derhalve worden afgeraden.plastide met uitsluitend rode en/of gele pigment(en)
chromosoomstructuur die, in lineaire volgorde, genen en ander DNA bevat
chromosoommutatie
Een chromosoom bevat gewoonlijk een of twee dubbele strengen DNA. De aanduiding "gewoonlijk" heeft betrekking op het voorkomen van reuzenchromosomen.mutatie door verandering in de structuur van een chromosoom inhoudende het verkrijgen, verliezen of verplaatsen van een chromosoomsegment
citroenzuurcyclus
Crossing-over wordt niet opgevat als mutatie.dissimilatie van acetyl-coenzym-A tot koolstofdioxide en waterstof (gebonden aan een coenzym)
climax-ecosysteemlaatste, stabiele ecosysteem na successie, op het land bijvoorbeeld bos of toendra
commensalismevorm van symbiose waarbij individuen van de ene soort voordeel en individuen van de andere geen nadeel hebben
concurrentie
"Voordeel" en "nadeel" dienen te worden opgevat in termen van positieve respectievelijk negatieve beïnvloeding van de levensverwachting van de desbetreffende individuen.proces waarbij individuen elkaar in hun bestaan nadelig beïnvloeden als gevolg van een gemeenschappelijke, beperkende milieufactor
conditioneringconflictgedrag
- leerproces ten gevolge waarvan een prikkel een bepaald gedrag veroorzaakt dat oorspronkelijk niet door die prikkel werd veroorzaakt
- leerproces waardoor een prikkel leidt tot frequentieverandering in de uitvoering van bepaald gedrag
Voorbeelden:
- De honden van Pavlov.
- Proefondervindelijk Ieren ("trial and error)".
gedrag, veroorzaakt door een conflict tussen gedragssystemen
consument
Voorbeelden:ambivalent gedrag
omgericht gedrag
overspronggedragdier, gezien als organisme met andere organismen als voedselbron
convergentieontstaan van analogie
crossing-overuitwisseling van twee homologe delen tussen twee van de vier chromatiden van homologe chromosomen
crossing-overpercentagerecombinantenpercentage, gecorrigeerd voor dubbele crossing-over
cultuur
Het crossing-overpercentage is gelijk aan het recombinantenpercentage als de afstand tussen de genen klein is.aanwezigheid van gedrag dat berust op informatie-overdracht van generatie op generatie anders dan met genen
cytoplasmaprotoplasma zonder kern
"Cytoplasma" wordt ook wel gebruikt in de betekenis van grondplasma, bijvoorbeeld: "De glycolyse vindt plaats in het cytoplasma; de citroenzuurcyclus en de oxidatieve fosforylering vinden plaats in de mitochondriën." Het op deze manier gebruiken van "cytoplasma" is niet in overeenstemming met bovenstaande omschrijving moet dernalve worden afgeraden.
- D - demineralisering
verwijdering van mineralen, met name fosfaat en nitraat uit rioolwater
denitrificatieomzetting door bacteriën van nitraationen in het gas stikstof
dictyosoomorganel bestaande uit een stapel schijfvormige compartimenten met blaasjes langs de randen
dihybride kruising
Een dictyosoom wordt soms Golgi-apparaat genoemd. Maar "Golgi- apparaat" wordt ook gebruikt in de betekenis: alle dictyosomen van de cel tezamen. Op grond hiervan is gekozen voor "dictyosoom", ervan uitgaande dat één van beide termen voor het voortgezette onderwijs voldoende is. Zie voor het begrip compartiment de omschrijving bij membraan.kruising waarbij wordt gelet op twee eigenschappen waarbij twee allelenparen zijn betrokken
diploïdmet een dubbel stel (2n) chromosomen per kern
dissimilatie
Op deze omschrijving zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld 2n + 1, 2n -1 .deel van de stofwisseling waarbij in een reeks van reacties energie wordt vrijgemaakt uit een organische stof
divergentie
Dissimilatie wordt ook wel celademhaling genoemd; op grond van de omschrijving van "ademhaling" moet dit worden afgeraden.ontstaan van verschillen tussen homologe organen of andere structuren
diversiteitverscheidenheid
dominant allel
Diversiteit in genotypen binnen een populatie is een voorwaarde voor selectie.allel dat bij een heterozygoot individu in het fenotype tot uiting komt, in tegenstelling tot het allel dat op de overeenkomstige locus in het homologe chromosoom aanwezig is
donkerreactie
Het is gewenst "dominant" uitsluitend te gebruiken met betrekking tot allelen en niet met betrekking tot eigenschappen. Men schrijve dus niet "rood is dominant", maar "het allel voor rode bloemen is dominant".deel van de fotosynthese waarbij glucose wordt gemaakt uit koolstofdioxide en waterstof (gebonden aan een coenzym), met behulp van ATP
draagkracht van een ecosysteemdreigen
- maximale grootte van een populatie die een ecosysteem kan verdragen
- maximale beïnvloeding van buitenaf die door natuurlijke regelmechanismen gecompenseerd kan worden
Voor het toepassen van "draagkracht" wordt gedacht aan:
- een kokmeeuwenpopulatie in een oligotroof ven.
- het ecosysteem van een poldersloot, waar stikstofzouten in uitspoelen.
tonen van bereidheid tot aanvallend gedrag
drempelwaardeminimale sterkte van een prikkel die effect heeft
- E - ecosysteem
min of meer natuurlijk begrensd deel van de biosfeer Het biotische gedeelte van een ecosysteem is de levensgemeenschap, het abiotische deel wordt de biotoop genoemd.
eigenschapaspect van het fenotype
emigratie
Het begrip wordt in twee betekenissen gebruikt:Soms wordt wel "kenmerk" gebruikt in de betekenis van eigenschap in engere zin. Een erfelijke eigenschap is een eigenschap die overwegend door de invloed van het genotype tot stand komt.
- in ruime zin, bijvoorbeeld: bloemkleur, vleugellengte;
- in engere zin, bijvoorbeeld: het bezitten van rode bloemen, het bezitten van witte bloemen.
definitief vertrek uit een gebied of uit een populatie
endoplasmatisch reticulumdàt deel van het membranen stelsel van een cel, dat uit twee bijna tegen elkaar liggende membranen bestaat, zodat afgeplatte holten en kanaaltjes ontstaan
endosymbiose-theorie
Het endoplasmatisch reticulum vervult een functie bij de eiwitsynthese en bij het transport van stoffen in de cel. Een deel van de ribosomen bevindt zich op het endoplasmatisch reticulum.theorie, inhoudende dat oorspronkelijk vrijlevende prokaryoten als organellen, i.c. mitochondriën en chloroplasten, in andere cellen zijn gaan leven
equatoriaal vlakvlak in een zich delende cel dat loodrecht staat op de as tussen de polen en waarin op een bepaald moment van de kerndeling de chromosomen zich bevinden
erffactorgen
ethogramopsomming en beschrijving van de gedragselementen van een diersoort
ethologie
Een ethogram is niet hetzelfde als een protocol. In een protocol wordt het waargenomen gedrag van een of meer individuen chronologisch beschreven.natuurwetenschappelijke studie van gedrag
eukaryotenorganismen met in elke cel DNA binnen een kern membraan: schimmels, planten en dieren
eutrofiëring(overmatige) toename van de hoeveelheid voedingsstoffen in een ecosysteem
eutroofvoedselrijk
evolutieverandering van genfrequenties binnen een populatie, die kan leiden tot het ontstaan van nieuwe soorten
evolutietheorietheorie betreffende het verloop van evolutie en de oorzaken ervan
- F - F1
symbool voor de generatie van nakomelingen uit de P
F2symbool voor de generatie van nakomelingen, verkregen door onderlinge paring of zelfbestuiving van F1-individuen
fagocytoseproces waarbij, door instulpingen van het celmembraan, vaste deeltjes in de cel worden opgenomen
fenotypeverzameling van alle waarneembare kenmerken van een individu, tot stand gekomen door een gezamenlijke invloed van genen en milieufactoren
fitness
Meestal wordt het begrip gebruikt voor een deel van de verzameling.aangepastheid voor zover die een bijdrage levert aan het voortplantingssucces
foto-autotroofin staat tot fotosynthese
fotosynthesekoolstofassimilatie met lichtenergie
- G - gameet
haploïde cel die kan samensmelten met een andere haploïde cel, waarna een nieuw individu kan ontstaan
gaswisselinguitwisseling van gassen, met name zuurstof en koolstofdioxide, via grensvlakken
geboortencijfergedrag
- aantal dieren van een populatie dat per tijdseenheid door voortplanting ontstaat
- demografie: aantal levendgeborenen per 1000 individuen per jaar
iedere waarneembare activiteit van een dier
gedragselementeen van de min of meer vaste, elementaire patronen van beweging en houding, waarin gedrag kan worden ontleed
gedragsketenmin of meer vaste opeenvolging van gedragselementen van een individu
gedragssysteem
Voorbeeld: zigzaggen - eiden - tonen - sidderen door een stekelbaarsmannetje tijdens de balts.gen
- verondersteld inwendig regelsysteem voor een bepaald gedrag of een groep samenhangende gedragselementen
- groep van oorzakelijk met elkaar samenhangende gedragselementen
gecodeerde informatie voor een polypeptide of eiwit, dat gewoonlijk een essentiële rol speelt bij het tot stand komen van een fenotype
genenpool
Een gen is gewoonlijk een deel van een DNA-molekuul in een chromosoom. Bij een erwteplant die heterozygoot is voor de bloemkleur, bezit elke kern twee genen voor de bloemkleur. Deze genen verschillen onderling: gen A en gen a (of allel A en allel a). Het gen is hier opgevat als een concreet stukje DNA. Onder meer om de vraagstelling naar de genen van een individu dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap mogelijk te maken, is gekozen voor de concrete opvatting van een gen.verzameling genen van een populatie of van een soort
generatio spontaneatot in de 19e eeuw verondersteld, vrij plotseling ontstaan van een organisme uit levenloze of dode materie
genfrequentieaantal keren dat een gen in de gezamenlijke genotypen van een populatie aanwezig is in verhouding tot het totale aantal keren dat het gen in de gezamenlijke genotypen van die populatie aanwezig zou kunnen zijn
genlokalisatiebepaling van de plaats van een gen in een chromosoom ten opzichte van de plaats van andere genen, bijvoorbeeld uitgaande van percentages recombinante individuen
genmutatiemutatie door verandering in de structuur van een gen
genoomgezamenlijke chromosomen van een haploïde kern
genotypeverzameling genen van een cel
geslachtschromosoom
Meestal wordt het begrip gebruikt voor een deel van deze verzameling; het geldt vaak voor een heel individu, bijvoorbeeld het genotype AaBB van een erwteplant. Ten onrechte wordt in plaats van "genotype" nog wel "aanleg" gebruikt; dit is verwarrend en moet derhalve worden afgeraden.chromosoom dat betrokken is bij de geslachtsbepaling: X-chromosoom, Y-chromosoom
gevoelige periodeperiode waarin een bepaald gedrag gemakkelijk kan worden aangeleerd
gewenningverkleining van de kans op reactie op een prikkel bij herhaling van die prikkel
gidsfossielfossiele soort die dank zij een grote horizontale (geografische) verspreiding en een geringe verticale (temporele) verspreiding geschikt is voor de identificatie van een bepaalde aardlaag
gistinganaërobe dissimilatie, waarbij waterstof uiteindelijk wordt overgedragen aan een organische waterstofacceptor
glycolysedissimilatie van glucose tot pyruvaat (pyrodruivezuur)
Golgi-apparaat
De glycolyse speelt zich in het grondplasma af.zie de omschrijving bij diCtyosoom
groepsgedraggedrag van èn in een groep
grondplasmacytoplasma zonder organellen
grondstofwisselingstofwisseling van een organisme in rust
- H - habitat
plaats waar zich de niche bevindt
haploïd
De habitat is de plaats waar de soort leeft, of de plaats waar men naar toe zou gaan om individuen van die soort te zoeken.met een enkel stel (n) chromosomen per kern
Hardyen Weinberg, wet vanwet inhoudende dat in een grote populatie met aselecte paringen de genfrequenties gelijk blijven mits geen mutatie, migratie en selectie plaatsvinden
herbivoor
De genfrequenties van A en a worden gewoonlijk aangeduid met p en q. (p + q = 1); de genotypefrequenties voor AA, Aa en aa zijn dan respectievelijk p², 2pq en q² .planteneter, respectievelijk plantenetend
heterotroofin staat tot vorming van ATP uitsluitend met energie die afkomstig is van oxidatie van een organische stof
heterotroof organismeorganisme dat uitsluitend heterotrofe cellen bevat
heterozygootmet ongelijke allelen voor een bepaalde eigenschap
homeostaseverschijnsel dat een grootheid als gevolg van negatieve terugkoppeling schommelt rondom een bepaalde normwaarde
homologe chromosomenchromosomen met overeenkomstige loci
homologie
Homologe chromosomen komen overeen in lengte en in ligging van het centromeer. Tijdens meiose I rangschikken homologe chromosomen zich langs elkaar.gelijkenis als gevolg van afstamming van een gemeenschappelijke voorouder
homozygoot
Voorbeelden: pootskeletten van de gewervelde landdieren zijn onderling homoloog; de kieuwbogen van een vis zijn homoloog met de gehoorbeentjes van een zoogdier; een meeldraad van een zaadplant is homoloog met een vruchtblad.met gelijke allelen voor een bepaalde eigenschap
- I - immigratie
aankomst en vestiging in een gebied of in een populatie
industrieel melanismeverschijnsel dat in industriegebieden relatief veel donkere kleurvarianten voorkomen
inprentingleerproces bij jonge dieren dat snel verloopt, gebonden is aan een gevoelige periode en moeilijk omkeerbaar is
instinct
Voorbeeld: het Ieren herkennen van ouders/soortgenoten kan op inprenting berusten.neiging tot handelen
interfase
"Instinct" is een verouderde term. De term is door Descartes (1596-1650) gebruikt om een scheiding aan te brengen tussen de veroorzaking van dierlijk gedrag ("instinct") en van menselijk gedrag ("verstand"). Deze scheiding is onhoudbaar gebleken. Ook meende men dat als men bepaald gedrag "instinctief" noemde, het daarmee verklaard was. Het verdient aanbeveling, deze term te vermijden omdat hij aanleiding geeft tot misverstanden.periode tussen twee kerndelingen
intermediairmet een fenotype, waarin bij een heterozygoot individu beide allelen tot uiting komen
inwonersequivalent
Een intermediair fenotype is een gevolg van onvolledige dominantie. "Intermediair" heeft uitsluitend betrekking op fenotypen en kan dus alleen worden gebruikt met betrekking tot individuen. Bijvoorbeeld: een roze wonderbloem is intermediair. Het is onjuist, te spreken van "intermediaire overerving" en "intermediaire allelen".i.e. eenheid van vervuiling; gemiddelde hoeveelheid vervuiling in het afvalwater die één persoon thuis veroorzaakt
isolatiereproductieve scheiding van soortgenoten waardoor uitwisseling van genen tussen deelpopulaties wordt belemmerd
Enkele oorzaken van reproduktieve isolatie zijn geografische, ecologische en ethologische isolatie.
- J - J-curve
grafiek die het verband weergeeft tussen de populatiegrootte en de tijd bij onbelemmerde, exponentiële groei
- K - kern
organel dat de chromosomen bevat
kerndelingproces waarbij uit één kern twee nieuwe kernen ontstaan en waarbij deling of verdeling van de chromosomen plaats vindt
kernlichaampje
Tijdens de kerndeling spiraliseren de chromosomen zich, waardoor ze na het toepassen van een kleurtechniek zichtbaar zijn. Men onderscheidt mitotische en meiotische kerndelingen.organel in de kern dat nauw betrokken is bij de synthese van RNA
kernmembraandeel van het membranenstelsel van een cel dat de kern afgrenst van het cytoplasma
kernplasmasubstantie waaruit een kern bestaat
kernspoelstructuur in een cel tijdens de kerndeling die bestaat uit trek- en steundraden
knolletjesacteriënstikstofbindende bacteriën in wortelknolletjes van vooral vlinderbloemige planten
koolstofassimilatievorming van glucose uit koolstofdioxide en water of een andere waterstofdonor
koolstofkringloopcyclische reeks van processen die koolstofatomen in en buiten organismen doorlopen
koppelingverschijnsel dat genen zich in één chromosoom bevinden
koppelingsgroep
Zo lang de koppeling niet door crossing-over verbroken wordt, erven gekoppelde genen gezamenlijk over.verzameling genen die gezamenlijk kunnen overerven doordat ze in hetzelfde chromosoom liggen
kruising
In het algemeen komt het begrip koppelingsgroep overeen met het cytologische begrip chromosoom. Het aantal koppelingsgroepen in een cel is dan gelijk aan het aantal chromosomen in die cel. Het genoom van Drosophila melanogaster omvat vier koppelingsgroepen.geslachtelijke voortplanting van individuen met ongelijke fenotypen
Ten onrechte wordt "kruising" wel gebruikt in de betekenis van geslachtelijke voortplanting van willekeurige individuen.
- L - leren
proces waarbij het gedrag van een individu wordt bijgesteld door de inwerking van omgevingsprikkels
leukoplast
Voorbeelden: proefondervindelijk Ieren ("trial and error"), Ieren door imiteren, inprenting, gewenning.kleurloze plastide
levensgemeenschap
Een leukoplast die zetmeel bevat, heet amyloplast. Er bestaan ook leukoplasten die geen zetmeel bevatten, maar bijvoorbeeld vet.gezamenlijke organismen van een ecosysteem
lichtreactiedeel van de fotosynthese waarbij A TP en waterstof (gebonden aan een coenzym) worden geproduceerd
locusplaats van een gen in een chromosoom. Men spreke van de locus.
lysosoomorganel met hydrolytische enzymen, dat door een dictyosoom gevormd kan worden.
- M - meiose
combinatie van opeenvolgende kerndelingen waardoor haploïde kernen ontstaan uit een diploïde kern. Meiose omvat meiose I en meiose 11.
membraanbegrenzend vlies in cellen en om cellen, voornamelijk bestaande uit vetachtige stoffen en eiwitten
middenlamel
Een cel bevat een uitgebreid stelsel van membranen, waardoor de cel in een groot aantal compartimenten is verdeeld. Tussen deze compartimenten is zowel diffusie als ook actief transport van stoffen mogelijk.
Men spreke bij voorkeur van het membraan.eerstgevormde scheiding tussen de membranen van twee nieuwe plantecellen
migratiemilieu
- verplaatsing, gekenmerkt door gerichtheid en door periodiek vertrek en terugkeer
- emigratie en immigratie tezamen
leefomgeving; gezamenlijke biotische en abiotische factoren
mineralisatieomzetting door reducenten van organische stoffen in onder andere anorganische zouten
mitochondriumorganel voor aërobe dissimilatie
mitosekerndeling waardoor twee kernen ontstaan die hetzelfde genotype hebben als de oorspronkelijke kern
modificatieverschijnsel dat individuen met gelijke genotypen door invloed van milieufactoren ongelijke fenotypen krijgen
monocultuur
"Modificatie" wordt ook gebruikt ter aanduiding van het individu of orgaan dat anders is.(bebouwing van een) groot oppervlak met één cultuurgewas
monohybride kruisingkruising waarbij wordt gelet op één eigenschap waarbij één allelenpaar is betrokken
motivatiebereidheid tot het verrichten van een bepaald gedrag
mutageen
Het begrip wordt gebruikt om aan te geven waardoor een dier in gelijke situaties soms wel en soms niet reageert op een bepaalde sleutelprikkel.mutatie veroorzakend
mutantindividu waarbij het bezit van veranderde erfelijke informatie blijkt uit het fenotype
mutatieverandering in erfelijke informatie
mutualisme
Mutatie levert een bijdrage aan de diversiteit in genotypen binnen populaties.vorm van symbiose waarbij individuen van beide soorten voordeel hebben
"Voordeel" en "nadeel" dienen te worden opgevat in termen van positieve resp. negatieve beïnvloeding van de levensverwachting van de desbetreffende individuen. Voorbeelden van mutualisme zijn korstmossen en de symbiose van wortelknolletjesbacteriën en vlinderbloemige planten.
- N - natuurlijk evenwicht
situatie waarin de grootte van elke populatie van een ecosysteem schommelt rondom een bepaalde waarde
netto-reproductiefactor
Uit deze omschrijving volgt dat natuurlijk evenwicht alleen kan bestaan in climax-ecosystemen.quotiënt van geboorte- en sterftecijfer van een populatie
nichenitraatbacteriën
- gezamenlijke milieufactoren, voor zover ze invloed hebben op het leven en het overleven van een soort
- rol die een soort in een ecosysteem speelt
bacteriën die nitrietionen omzetten in nitraationen.
nitrietbacteriënbacteriën die ammoniumionen omzetten in nitrietionen
nitrificatieomzetting van ammoniumionen in nitraationen
- O - oersoep
oplossing of suspensie van koolstofverbindingen waarin leven kan zijn ontstaan
oligotroofarm aan voedingsstoffen
omgericht gedragconflictgedrag dat gericht is op een surrogaat-object
omnivoor
Voorbeeld: grastrekken door een zilvermeeuw bij het verdedigen van zijn territorium.dier dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet, respectievelijk zowel plantaardig als dierlijk voedsel etend
ontwikkelingsreekschronologische reeks van fossielen die wijst op evolutie
oppervlaktewaterwater op aarde waarvan het oppervlak in onmiddellijk contact staat met de dampkring
optimum
Oppervlaktewater staat tegenover grondwater en bodemvocht.omstandigheid waaronder een proces het best verloopt
organeldeel van een cel dat naar bouw en functie te onderscheiden is
organische stof
De letterlijke betekenis van organel is orgaantje. "Organel" kan daarom het best parallel aan "orgaan" gehanteerd worden, namelijk als eenheid van functie. Membranen, evenzeer als membranenstelsels, moeten daarom als organellen beschouwd worden.koolstofverbinding
overgangsvorm
Enkele koolstofverbindingen (koolstofmonoxide, koolstofdioxide, carbonaten) worden niet tot de organische stoffen gerekend.soort die met betrekking tot zijn eigenschappen het midden houdt tussen een oud taxon en een daaruit geëvolueerd nieuw taxon
overspronggedragniet relevant lijkend gedrag, veroorzaakt door een conflict tussen twee gedragssystemen of door het uitblijven van een sleutelprikkel
oxidatieve fosforylering
Voorbeelden zijn het poetsgedrag van een merel bij een gevecht met een buurman en het waaieren van een stekelbaarsmannetje nadat het wijfje tijdens de balts is weggevangen.vorming van ATP met energie, verkregen uit een reeks van redoxreacties, waarbij waterstof uiteindelijk wordt overgedragen aan zuurstof
Oxidatieve fosforylering wordt ook wel ademhalingsketen genoemd; gezien de omschrijving van "ademhaling" moet dit worden afgeraden.
- P - P
symbool voor de oudergeneratie, die de gewoonlijk homozygote individuen omvat die met elkaar worden gekruist
parasiet
De beperking tot homozygote individuen geldt niet zonder meer voor kruisingen waarbij geslachtschromosomale genen zijn betrokken. Het symbool P is gebonden aan nauw omschreven individuen en slaat dus niet op allerlei willekeurige individuen die zich geslachtelijk voortplanten. Als de P-generatie niet homozygoot zou zijn dan ontstaat veelal met betrekking tot de F2 een chaotische situatie, doordat het niet duidelijk is welke F1-individuen met elkaar worden gepaard ter verkrijging van de F2.individu dat al of niet tijdelijk in of op een individu van een andere soort voorkomt en er zijn voedsel aan onttrekt
parasitisme
vorm van symbiose waarbij individuen van de ene soort, de parasiet, voordeel hebben en die van de andere soort, de gastheer, nadeel hebben
persistente stof
"Voordeel" en "nadeel" dienen te worden opgevat in termen van positieve resp. negatieve beïnvloeding van de levensverwachting van de desbetreffende individuen.organische stof die niet of nauwelijks op natuurlijke wijze kan worden omgezet
pikorderangorde in een sociaal verband
pionier-ecosysteem
De term is oorspronkelijk gebruikt om de rangorde in een toom kippen aan te geven.
Een voorwaarde voor het vestigen van een pikorde is gewoonlijk dat de individuen elkaar herkennen.ecosysteem dat als eerste ontstaat in een gebied waarin geen of vrijwel geen leven aanwezig was
piramide, ecologischegrafische voorstelling van een aspect van de trofische niveaus van een levensgemeenschap of van een voedselketen
piramide van aantallen
Te onderscheiden zijn in het algemeen: piramide van aantallen, piramide van biomassa en piramide van energie.
Een ecologische piramide wordt ook wel voedselpiramide genoemd. Ecologische piramide is duidelijker, omdat voedsel piramide ook wel wordt gebruikt in de betekenis van piramide van biomassa.grafische voorstelling van de getalsmatige verdeling van de individuen van een levensgemeenschap of van een voedselketen over de trofische niveaus
piramide van biomassagrafische voorstelling van de verdeling van de biomassa van een levensgemeenschap of van een voedselketen over de trofische niveaus
piramide van energie
Of met betrekking tot de biomassa sprake is van verse massa dan wel droge massa dient te blijken uit het bijschrift bij de piramide.grafische voorstelling van de verdeling van de energie-inhoud van een levensgemeenschap of van een voedselketen over de trofische niveaus
plastideplantaardig organel met pigment en/of reservestof
ploïdiemutatie
Plastiden kunnen ontstaan uit proplastiden. Amyloplasten, chloroplasten en chromoplasten kunnen uit elkaar ontstaan.mutatie door verandering van het aantal chromosomen per kern
pool
Ploïdiemutaties worden ook wel genoommutaties genoemd; een genoom omvat n chromosomen en "genoommutatie" is dan ook geen gelukkige term.één van de twee punten in een cel waar de spoeldraden samenkomen
poollichaampjekleine cel, waarvan er twee of drie ontstaan tijdens de vorming van een dierlijke eicel
populatievoortplantingsgemeenschap van de individuen van een soort in een bepaalde ruimte
populatiedichtheidaantal individuen van een populatie per eenheid van oppervlakte of volume
predatie
"Volume" wordt wel gebruikt als het begrip betrekking heeft op bijvoorbeeld water.doden van dieren en ze als voedsel gebruiken
prikkelvanuit het milieu inwerkende toestand of gebeurtenis
prikkeldrempel
Een prikkel in een ethologische context is vaak veel complexer dan een prikkel in zintuig-fysiologische context.situatie waardoor alleen prikkels boven een bepaalde sterkte (drempelwaarde) effect hebben
producent
Uit deze omschrijving volgt dat prikkeldrempel niet synoniem is met drempelwaarde: zoals een drempel een zekere hoogte heeft, zo heeft een prikkeldrempel een zekere drempelwaarde.plant of autotrofe bacterie, gezien als organisme dat zijn energie in eerste instantie betrekt van de levenloze natuur
produktie, bruto primaireprimaire produktie zonder aftrek van de door de producenten zelf gedissimileerde biomassa
produktie, netto primaireprimaire produktie, verminderd met de door de producenten zelf gedissimileerde biomassa
produktie, primairebiomassa die per tijdseenheid door autotrofe organismen is gevormd
prokaryotenorganismen waarvan de cel(len) geen kernmembraan bevat(ten): bacteriën (waaronder cyanobacteriën)
proplastideplantaardig organel waaruit diverse typen plastiden kunnen ontstaan
protoplasmasubstantie waaruit een cel bestaat, omvallende kernplasma en cytoplasma
puntmutatie
Protoplasma is een term die de meeste microscopisten nodig hadden om de onduidelijke substantie waaruit een cel bestaat te benoemen. Naarmate van meer onderdelen de bouwen functie bekend wordt, verliest de term aan oorspronkelijke betekenis. Als verzamelnaam wordt "protoplasma" nog gebruikt.genmutatie
- R - ras
groep individuen van een soort die zich door bepaalde erfelijke eigenschappen onderscheidt van soortgenoten
recapitulatiehypothese
Zie de opmerking bij "soort".veronderstelde herhaling van stadia uit de evolutie van een soort tijdens de embryonale ontwikkeling van de individuen van die soort
recessief allelallel dat in het fenotype niet tot uiting komt als op de overeenkomstige locus in het homologe chromosoom een dominant allel aanwezig is
recombinant chromatide
Het is gewenst "recessief" uitsluitend te gebruiken met betrekking tot allelen en niet met betrekking tot eigenschappen. Men schrijve dus niet "wit is recessief" maar "het allel voor witte bloemen is recessief".chromatide dat door crossing-over een andere combinatie van allelen heeft verkregen
recombinant individuindividu waarbij uit het fenotype blijkt dat het een andere combinatie van allelen bezit dan de ouders
recombinante gameetgameet van een individu met een andere combinatie van allelen dan de gameten waaruit dit individu is ontstaan
recombinantenpercentagepercentage van de individuen in een bepaalde nakomelingschap die recombinant zijn
recombinatie
Het recombinantenpercentage pleegt te worden bepaald in een toetskruising: een kruising waarbij één van de ouders voor twee of meer eigenschappen heterozygoot is en de andere voor de desbetreffende eigenschappen alleen recessieve genen bezit.ontstaan van recombinante chromatiden, recombinante gameten of recombinante individuen
recycling
Recombinatie levert een bijdrage aan de diversiteit in genotypen binnen populaties. Meestal wordt "recombinatie" gebruikt met betrekking tot een beperkt aantal loci. Recombinatie kan het gevolg zijn van de toe vals verdeling bij de meiose van de beide chromosomen van elk chromosomenpaar over de haploïde cellen; recombinatie kan ook het gevolg zijn van crossing-over.gebruik van eerder gebruikt materiaal als grondstof
reducentschimmel of heterotrofe bacterie, gezien als organisme dat organisch materiaal mineraliseert
reductiedelingmeiose I en meiose II tezamen
reflexeenvoudige vorm van gedrag waarbij een bepaalde prikkel vrijwel zonder vertraging een bepaalde reactie teweeg brengt
replicatieverdubbeling van de DNA-strengen tijdens de interfase
resistentieerfelijke weerstand
reuzenchromosoom
Resistente individuen ontstaan door mutaties, resistente populaties ontstaan door selectie. Bij toepassing van bijvoorbeeld antibiotica of insecticiden hebben in de populatie reeds aanwezige resistente individuen een zeer grote fitness. De volgende generatie bestaat hoofdzakelijk uit resistente nakomelingen. De toepassing van genoemde stoffen leidt dus niet tot het ontstaan van resistente individuen, maar tot het ontstaan van een resistente populatie.structuur waarin zich naast elkaar zeer veel DNA-moleculen bevinden, waardoor het chromosoom lichtmicroscopisch zichtbaar is
ribosoom
In een reuzen chromosoom liggen de beide homologe chromosomen tegen elkaar. Het is ontstaan doordat de hoeveelheid DNA zich een tiental keren heeft verdubbeld, waarbij kerndeling achterwege bleef.organel dat een belangrijke rol speelt bij de synthese van eiwitten, veelal gelegen tegen het endoplasmatische reticulum
ritualisatieevolutie van gedrag waarbij kenmerkende elementen worden overdreven, gestileerd en/of versneld, zodat een opvallend en onmiskenbaar patroon met een mededelingsfunctie ontstaat Voorbeeld: Het veranderen van het oversprongpoetsen van bepaalde vleugelveren bij veel mannelijke eenden tot een signaalhandeling die een rol speelt bij de balts.
rottingontleding van organisch materiaal, in het bijzonder de omzetting van eiwitten tot onder andere diwaterstofsulfide en ammoniak in gewoonlijk zuurstofarme omgeving
rudimentbij een soort aanwezig orgaan dat niet of nauwelijks een functie heeft en minder ontwikkeld is dan homologe organen bij andere soorten
- S - S-curve
grafiek die het verband weergeeft tussen de populatiegrootte en de tijd, waarbij de groei van de populatie na een periode van exponentiële groei wordt afgeremd en ten slotte tot stilstand komt als gevolg van dichtheidsafhankelijke regelmechanismen
selectieverandering van genfrequenties onder invloed van milieufactoren
selectie, kunstmatigeselectie op grond van menselijke voorkeur
selectie, natuurlijkeselectie in natuurlijke populaties door verschillen in fitness
selectiedrukinvloed van milieufactoren waardoor genfrequenties veranderen
signaalhandelinghandeling met een mededelingsfunctie voor een soortgenoot Signaalhandelingen zijn vaak soortspecifiek, opvallend en constant van vorm.
sleutelprikkel
Voorbeeld: de zang van een roodborst in zijn territorium.prikkel die het meest effectief is bij de veroorzaking van bepaald gedrag
sociaal gedrag
Voorbeeld: de rode vlek op de gele snavel van volwassen zilvermeeuwen is de sleutelprikkel voor het bedelen om voedsel door kuikens.gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar
sociobiologie
In tegenstelling tot het dagelijkse spraakgebruik is in de ethologie de term sociaal gedrag nooit het tegengestelde van asociaal gedrag.studie van sociaal gedrag in het kader van de evolutiebiologie
soortverzameling individuen die in staat zijn zich onderling voort te planten; de individuen van een soort komen in wezenlijk geachte kenmerken met elkaar overeen
spoeldraad
"Geen enkele definitie [van "soort"] heeft tot nu toe alle biologen kunnen bevredigen; toch weet elke bioloog bij benadering wat hij bedoelt als hij van "soort" spreekt." (Charles Darwin, The origin of species.)trekdraad of steundraad
stamboomgetekende voorstelling van verwantschapsrelaties
stereotiep gedragafwijkend gedrag dat voortdurend herhaald wordt en kan optreden bij dieren in dierentuinen en in de intensieve veehouderij
sterftecijfer
Stereotiep gedrag kan stress verhoging tegengaan.steundraad
- aantal individuen van een populatie dat per tijdseenheid sterft
- demografie: aantal sterfgevallen per 1000 individuen per jaar
draad van de kernspoel van pool tot pool
stikstofassimilatievorming van een organische stikstofverbinding uit onder meer een anorganische stikstofverbinding
stikstofbindingvorming van een stikstofverbinding uit onder meer het gas stikstof
stikstofkringloopcyclische reeks van processen die stikstofatomen in en buiten organismen doorlopen
stippelgedeelte van de celwand dat minder verdikt is dan elders
stofwisselinggeheel van chemische processen in een organisme
stress
Stofwisseling is synoniem met metabolisme. Extracellulaire vertering en gaswisseling worden niet tot de stofwisseling gerekend, intracellulaire vertering (b.v. vertering in een voedselvacuole) wèl.toestand die in een individu kan ontstaan onder invloed van belastende omgevingsfactoren
successie
Stress komt bijvoorbeeld voor in situaties waarin het vrijwel onmogelijk is aan de belastende factoren te ontsnappen, zoals in overvolle ruimtes, bij bosbrand.verandering in de loop van de tijd van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, zodat deze geleidelijk in een andere overgaat
supernormale prikkelprikkel die de normale prikkel overtreft in effectiviteit als sleutelprikkel
survival value
De rode keel van een koekoeksjong is een supernormale prikkel voor de pleegouders.mate waarin een bepaald kenmerk bijdraagt tot de fitnesssymbiose; gewoonlijk langdurige samenleving van individuen van twee soorten, waarbij het ene individu in of op het andere leeft.
systeem, kunstmatig
Enkele vormen van symbiose zijn mutualisme, commensalisme en parasitisme.ordening van soorten op grond van een zeer beperkt aantal criteria
systeem, natuurlijk
Een kunstmatig systeem is er niet op gericht, verwantschapsrelaties weer te geven.ordening van soorten op grond van zo veel mogelijk criteria
Een natuurlijk systeem wordt geacht verwantschapsrelaties weer te geven.
- T - territorium
gebied dat door een of meer individuen van één soort wordt bezet en tegen binnendringende soortgenoten wordt verdedigd
territoriumgedraggedrag met als functie het vestigen, handhaven en/of vergroten van het territorium
terugkoppelingverschijnsel dat een proces wordt beïnvloed door zijn eigen resultaat
thermische vervuiling
Als de invloed remmend is, wordt gesproken van negatieve terugkoppeling.
Als de invloed stimulerend is, wordt gesproken van positieve terugkoppeling.ongewenste temperatuurverhoging van het oppervlaktewater door invloed van de mens
tolerantiegebiedgezamenlijke waarden van een milieufactor waarbij individuen van een soort kunnen overleven
transmutatietot in de 18e eeuw veronderstelde, vrij plotselinge overgang van een individu van de ene soort in een individu van een andere soort
trekdraaddraad van de kernspoel van pool naar centromeer
trofisch niveauplaats in de voedselketen
Onderscheiden worden de trofische niveaus producent, consument van de eerste orde (herbivoor), consumenten van de tweede en volgende orden (carnivoren).
- U - uitscheiding
verwijdering van overtollige en/of schadelijke stoffen uit een organisme
uitspoeling
Ontlasting en transpiratie horen (op verschillende gronden) niet tot de uitscheiding.verdwijnen van stoffen, vooral mineralen, uit oppervlakkige bodemlagen door waterverplaatsing
- V - vacuole
ruimte in een cel, gevuld met vacuolevocht en omgeven door het vacuolemembraan
vacuolemembraanmembraan dat de vacuole afgrenst van het cytoplasma
vacuolevochtwater met opgeloste stoffen in de vacuole
variabiliteit
In plaats van "vacuole vocht" worden ook wel "celvocht" en "celsap" gebruikt. "Vacuolevocht" verdient de voorkeur, omdat de beide andere termen ook gebruikt zouden kunnen worden voor vloeistoffen elders in de cel.veranderlijkheid: mutabiliteit of modificeerbaarheid
variatie
Variabiliteit is niet synoniem met diversiteit.verandering: mutatie of modificatie
verteringomzetting van stoffen tot stoffen met kleinere moleculen, die een celmembraan kunnen passeren.
verwantschapbezit van een gemeenschappelijke voorouder
voeding
De mate van verwantschap tussen bijvoorbeeld twee individuen of twee soorten is afhankelijk van het aantal generaties dat heeft geleefd sinds de gemeenschappelijk voorouder leefde. Het gebruik van "verwantschap" voor overeenkomst (in bouw) is verwarrend en moet derhalve worden afgeraden.voedingsstof
- opname van voedsel door een organisme of door een cel
- gezamenlijke voedingsstoffen voor een organisme of voor een cel; voedsel
Gewoonlijk worden zuurstof en koolstofdioxide niet als voedingsstoffen beschouwd.stof in het voedsel, die wordt opgenomen door een organisme of door een cel, of wordt verteerd tot een stof of stoffen die worden opgenomen door een organisme of cel
voedselketenreeks soorten, te beginnen met een producent, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende
voedselweb
Meestal worden reducenten niet geacht deel uit te maken van voedselketensgeheel van voedsel relaties in een levensgemeenschap
voortplantingssuccesmate waarin genen aan de volgende generatie worden doorgegeven
voorwaardelijke reflexreactie op een prikkel na conditionering met betrekking tot die prikkel
Het dier heeft geleerd, een prikkel in verband te brengen met de prikkel die bij de oorspronkelijke (onvoorwaardelijke) reflex tot dezelfde reactie leidde.
- W - waterbloei
optreden van zeer grote dichtheden van wieren of cyanobacteriën Waterbloei kan het gevolg zijn van natuurlijke of kunstmatige eutrofiëring.
- X - X-chromosoom
chromosoom dat in diploïde cellen van individuen van het ene geslacht in enkelvoud voorkomt en in diploïde cellen van individuen van het andere geslacht in tweevoud
- Y - Y-chromosoom
chromosoom dat in diploïde cellen van individuen van het ene geslacht in enkelvoud voorkomt en dat ontbreekt bij individuen van het andere geslacht
- Z - zelfreinigend vermogen
vermogen tot natuurlijke mineralisatie in oppervlaktewater
Overzicht