4H/4V - BIOLOGIE VOOR JOU

Hypothesen in de klas en op het examen

Het uitvoeren van proeven.

In de biologie gebruiken we proeven (experimenten) om iets te onderzoeken. Bij het uitvoeren van proeven ga je steeds op dezelfde manier te werk. Je stelt jezelf zes vragen.
We gaan dat met een (supersimpel) voorbeeld bekijken.


1. WAT WIL IK ONDERZOEKEN?
Voor je aan een proef begint, moet je eerst duidelijk weten wat je wilt onderzoeken. Bijvoorbeeld: Het valt je op dat zaadjes in een zakje niet kiemen. Je stelt dan de volgende vraag:
1. Hoe komt het dat zaadjes in een zakje niet kiemen?


2. WAT VERONDERSTEL IK? DAT WORDT MIJN HYPOTHESE.
Je bedenkt een antwoord op de vraag. Je kunt bijvoorbeeld veronderstellen:
2. Zaadjes in luchtdichte zakjes kunnen niet kiemen.
Pas op!

  1. Er mag geen vraagteken in de hypothese staan!
  2. Er mag geen verklaring in de hypothese staan!
  3. De hypothese niet laten eindigen met een bijzin die begint met 'omdat' of 'want'.


3 WAT GA IK DOEN?
Je wilt bewijzen dat zaadjes in een zakje niet kiemen, doordat de zaadjes geen lucht krijgen. Je bedenkt daarvoor een proef:
3. Ik neem 2 zakjes met hetzelfde zaad. In het ene zakje (experimenteerzakje) prik ik gaatjes zodat de lucht er in kan. In het andere zakje (controlezakje of blancoproef) prik ik niet.


4 WAT HEB IK NODIG?
Voor je de proef uitvoert, moet je opschrijven wat je nodig hebt. In ons voorbeeld:

  1. - twee gelijke zakjes met hetzelfde zaad;
    - een speld.
Vervolgens kun je de proef uitvoeren.

Na enkele dagen:


5 WAT NEEM IK WAAR?
Je bekijkt wat er is gebeurd en noteert dit. In ons voorbeeld:
5. Er is geen verschil tussen de zaadjes in beide zakjes. In beide zakjes kiemen de zaadjes niet.


6 WELKE CONCLUSIE KAN IK TREKKEN?
Ten slotte noteer je welke conclusie je uit deze proef kunt trekken. In ons voorbeeld is dat:
6. Dat zaadjes in een zakje niet kiemen, komt niet doordat de zaadjes geen lucht krijgen.


Dit is geen zinnige proef. De uitkomst is je toch al bekend. Het voorbeeld is alleen bedoeld om je een vaste gedachtengang aan te leren. Die vaste gedachtengang ofwel wetenschappelijke methode heb je nodig om structuur in je onderzoek aan te brengen, zowel tijdens practica, examenopdrachten (exo's) als het maken van vragen bij het centraal examen (CE).

Enkele voorbeelden van examenvragen:

  1. Havo 1998/1 vr. 22
    Minnaar laat zich opeten in ruil voor nageslacht
    Mannetjes van de Australische roodrug-spin (Lactodectus hasselti) stellen tijdens de paring soms een ultieme daad van zelfopoffering: ze laten zich opeten door het vrouwtje. Uit onderzoek bleek dat dit geen stommiteit is, maar vaders beste manier om zoveel mogelijk nageslacht te krijgen.
    Het mannetje van de roodrug-spin maakt tijdens de paring een soort salto zodat zijn lijf voor de kaken van het vrouwtje komt te hangen. In tweederde van de gevallen wordt het mannetje tijdens de paring opgegeten. De mannetjes die het er levend afbrengen, paren zelden voor een tweede keer.
    De vrouwtjes paren meestal met twee of drie mannetjes. Laat het mannetje zich opeten, dan duurt de paring 25 minuten tegen 11 minuten als het mannetje weet te ontsnappen.

    bron: de Volkskrant, 6 januari 1996

    Geef een hypothese die kan verklaren waardoor het mannetje, door zichzelf op te offeren, kan zorgen voor meer nageslacht.

    De maximumscore voor deze vraag is 2p.
    Antwoordmodel (volgens CITO):
    Voorbeelden van goed te rekenen hypothesen:
    - Door het mannetje op te eten, krijgt het 
      vrouwtje meer voedsel,                               1 p
    - waardoor zij meer en betere eitjes produceert.       1 p
    - De paring duurt langer,                              1 p
    - waardoor het mannetje meer eitjes kan bevruchten.    1 p
    

  2. Practicumtoets 1995/A. Proeven. Vr.9 (2 punten).
    In de klas wordt geproefd aan een kaliumchloride-oplossing en aan even sterke natriumchloride-oplossing. De laatste smaakt het zoutst vinden de leerlingen..
    De oplossing van natriumchloride en de oplossing van kaliumchloride hebben hetzelfde gehalte aan opgeloste stof. Toch heb je een duidelijk smaakverschil geproefd. Het smaakverschil tussen de natriumchloride-oplossing en de kaliumchloride-oplossing kan verklaard worden door een hypothese op te stellen waarin staat dat één soort ionen zouter smaakt dan een ander soort ionen.

    Stel die hypothese op.

    Antwoordmodel. Voorbeeld van een juist antwoord is:
    'natriumionen veroorzaken een duidelijk zoutere smaak dan 
    kaliumionen'
    - juiste inhoud van de hypothese                         1 p
    - het antwoord is in de vorm van een hypothese gesteld   1 p
    - Indien het antwoord wel in de vorm van een hypothese
      gesteld is maar de inhoud van de hypothese is onjuist  1 p
    

  3. Practicumtoets 1997/A. Zeg het met Bloemen. Vr. 5 (2 punten)
    In een schoolproef blijkt dat de bloemen van fresia's langer goed blijven wanneer de fresia's op een 7-up oplossing staan dan op een Chrysal-oplossing.
    Als je naar de samenstelling van Chrysal-oplossing en Seven-Up kijkt, kan een mogelijke verklaring voor het verschil in bloemkwaliteit van de beide fresia's ook gezocht worden in de concentratie van de suiker in beide oplossingen.

    Stel de hypothese op die bij deze mogelijke verklaring hoort.

    Antwoordmodel. Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
    - In Seven-Up bloeien fresia's langer dan in de 
      Chrysal-oplossing doordat het suikergehalte van
      Seven-Up hoger is.                                     2 p
    - In Seven-Up bloeien fresia's langer dan in de
      Chrysal-oplossing doordat het suikergehalte van
      Seven-Up lager is.                                     2 p
    - Indien de inhoud van het gestelde op zichzelf
      juist is, maar niet is gegeven in de vorm van 
      een hypothese                                          1 p
    

  4. VWO 2001+. Vr. 4 (2 punten).
    Edwards en Heath deden een even grote hoeveelheid eikenbladeren in nylonzakjes met verschillende maaswijdten. Zij begroeven die zakjes op gelijke diepte in de bodem. Na 9 maanden groeven ze de zakjes op en keken hoeveel materiaal verdwenen was.
    Bij een maaswijdte van 7 mm was 93% weg, bij 0,5 mm maar 38% en bij 0,003 mm slechts 0%.

    Na bestudering van het onderzoek van Edwards en Heath willen leerlingen gaan onderzoeken of er verschil is tussen de composteringssnelheid van eikenbladeren en die van dennennaalden. Zij constateren dat dennennaalden steviger zijn dan eikenbladeren.
    Eén van de leerlingen schrijft dan de volgende hypothese op:
    'De composteringssnelheid van eikenbladeren is hoger dan die van dennennaalden, omdat eikenbladeren zachter zijn dan dennennaalden.'
    Deze hypothese is niet goed geformuleerd.

    Wat is het onjuiste element in de formulering van de hypothese? Formuleer de hypothese met betrekking tot de bovenstaande onderzoeksvraag op de juiste wijze.

    Antwoordmodel:
    - Een juiste hypothese bevat geen verklaring.              1 p
    
      Een voorbeeld van een juist geformuleerde hypothese is:
    - Mijn hypothese is dat de composteringssnelheid van 
      eikenbladeren hoger is dan die van dennennaalden.        1 p
    


  5. Havo 1999/1 vr. 18 (3 punten).
    Bij een proef worden geraniums in bloempotten met aarde onder een afgesloten glazen stolp geplaatst. Onder de stolp wordt tevens een schaaltje kalkwater geplaatst. Kalkwater wordt snel troebel als het in contact komt met een hogere concentratie koolstofdioxide dan er normaal in de lucht aanwezig is. Als blanco proef gebruikt men bloempotten met aarde zonder planten in een overigens gelijke opstelling.
    Tijdens de proef wordt het kalkwater in beide opstellingen troebel. Onder de stolp met bloempotten met geraniums gebeurt dit eerder dan onder de stolp met bloempotten zonder planten.

    Op den duur wordt het kalkwater onder de stolp met alleen bloempotten met aarde ook troebel.

    Formuleer een hypothese ter verklaring van dit verschijnsel en geef aan met welke proef je die hypothese kunt toetsen. Geef daarbij ook aan bij welk resultaat je hypothese wordt bevestigd.
    Doe het zo op je antwoordblad:
    hypothese:
    proef:
    bevestigend resultaat:

    
    Voorbeeld van een juist antwoord:
    Hypothese:             In de aarde in de pot heeft 
                           dissimilatie (door bodemorganismen) 
                           plaatsgevonden.
    Proef:                 De eerste proef herhalen met 
                           gesteriliseerde aarde.
    Bevestigend resultaat: De hypothese is juist als het 
                           kalkwater met gesteriliseerde aarde
                           niet troebel wordt.
    - Een aannemelijke hypothese is geformuleerd 
      (passend bij het verschijnsel).                      1 pt
    - De essentie van een bij de geformuleerde 
      hypothese passende proef is aangegeven.              1 pt 
    - Op juiste wijze is aangegeven bij welk resultaat
      de hypothese wordt bevestigd.                        1 pt.
    


Overzicht