4H - BIOLOGIE VOOR JOU4H-3.6 Opdracht 33
Bij mensen is het allel voor kleurenblindheid recessief en X-chromosomaal. De vader en een moeder van een pasgeboren kind kunnen beiden alle kleuren zien. De twee grootvaders zijn kleurenblind.
Leid af of de kans op kleurenblindheid groter is wanneer het kind een jongetje is dan wanneer het kind een meisje is. In dit geval is het handig even een stamboompje te maken:
oma.1 --X-- opa.1 oma.2 --X-- opa.2 | | | | moeder--------X--------vader | | ----------------------- | | jongetje meisjeDie 8 mensen hebben, net als alle mensen, 46 ofwel 23 paar chromosomen. Het 23-ste paar ervan wordt gevormd door de geslachtschromosomen. Een vrouw heeft er 44 + XX en een man 44 + XY.
De X-chromosomen zijn heel normale chromosomen die net zo functioneren als de andere 44, maar het Y-chromosoom is een buitenbeentje en is bij de mens een uitzonderlijk klein chromosoom met nauwelijks eigenschappen (lees genen) erop. De bezitter ervan is steeds een man.
Mensen met als 23-ste paar XX zijn steeds vrouwen en
mensen met als 23-ste paar XY zijn steeds mannen. Dat is voor mannen vaak best vervelend. Zo krijgt een meisje van haar moeder een X met daarop het allel voor kleurenzien en van haar vader een X met daarop het allel voor kleurenzien.
Een jongetje krijgt van zijn moeder een X met het allel voor kleurenzien en van zijn vader een Y met 'niks'.We kunnen nu onze stamboom vervolmaken door onder de personen het 23-ste paar te plaatsen. De andere 22 paar laten we gemakshalve even weg.
oma.1--X--opa.1 oma.2--X--opa.2 XX | XY XX | XY | | moeder----------X--------vader XX | XY | ------------------------- | | jongetje meisje XY XXNu gaan we de stamboom verder vervolmaken door bij de X-chromosomen te noteren of er een gezond allel (G) voor kleurenzien op ligt of dat er een afwijkend recessief allel (g) voor kleurenblindheid op ligt.
We weten dat opa.1 Xg moet hebben want hij is kleurenblind. We weten ook dat opa.1 dit allel aan moeder heeft gegeven want anders was moeder geen meisje geworden. Maar omdat moeder wel kleuren kan zien is het zeker om aan te nemen dat zij een X met het allel voor kleurenzien van oma.1 heeft gekregen.
Moeder heeft dus XGXg en oma op zijn minst XGX?. Ongeacht wat voor een allel (G of g) oma.1 op de plaats van het vraagteken heeft staan kunnen we zeggen: Oma.1 kan kleuren zien!
Van opa.2 weten we dat hij kleurenblind is, dus hij heeft XgY.
Vader heeft van opa.2 het Y-chromosoom gekregen en kan kleurenzien, dus hij heeft een X-chromosoom van oma.2 gekregen waarop het goede allel voor kleurenzien ligt.
Dat betekent dat ook oma.2 kleuren kan zien. Vader heeft van opa.2 het Y-chromosoom gekregen (dus eigenlijk niks!), maar is daardoor wel van het mannelijk geslacht geworden. Dat 'niks' heb ik er als grapje bijgeschreven, het mag eigenlijk niet.
oma.1---X---opa.1 oma.2---X---opa.2 XGX? | XgY XGX? | XgY | | moeder-----------X---------vader XGXg | XGY('niks!') | | ---------------------------- | | jongetje meisje XY XXHet resultaat wordt al aardig doorzichtig. Het jongetje krijgt via de eicel een X van moeder en via de zaadcel een Y van vader met weer 'niks'.
In de eicel kan moeder het X-chromosomm met het goede allel gedaan hebben of met het foute. Het jongetje heeft dus 50 % kans de verkeerde allel te krijgen, kortom heeft 50 % kans XgY te zijn en zal dan kleurenblind zijn.
Het meisje zal nooit kleurenblind kunnen zijn (0 % kans), want zij krijgt van vader altijd het dominante allel voor kleurenzien mee, ongeacht wat moeder daar aan bijdraagt.
De volledige stamboom wordt nu
oma.1---X---opa.1 oma.2---X---opa.2 XGX? | XgY XGX? | XgY | | moeder---------X---------vader XGXg | XGY | | ----------------------- | | jongetje meisje XGY óf XgY XGXG óf XGXgOm het nog eens te herhalen:
Elk jongetje dat in dit gezin wordt geboren heeft 50 % kans normaal te kunnen zien en 50 % op kleurenblindheid. Voor de meisjes is er 0 % kans op kleurenblindheid en 100 % kans dat ze kleuren kunnen zien.Soms worden vragen heel gevaarlijk gesteld! Zo is een regelmatig voorkomende eindexamenvraag:
"Hoe groot is de kans dat in het voorgaande gezin het derde kind een jongetje is met kleurenblindheid."
Het antwoord is:
Dat het derde kind een jongetje zou kunnen zijn is 50 % en dat net dat jongetje met kleurenblindheid behept zal zijn is de helft daar weer van. Dus de kans op een jongetje en kleurenblindheid samen is de helft van 50 %, dus 25 %.
!!Trap er niet in bij zulke vragen!!
Met vriendelijke groet aan klas 4H van G. Nevenzel.