Een Nieuw-Nijverdal op de prairie
Een Nieuw-Nijverdal op de prairie

Tubantia, wo. 24 jun. 2009 door Gerard Lage Venterink.


Noord-Amerika, continent van de onbegrensde dromen, heeft altijd een grote aantrekkingskracht op Nijverdallers uitgeoefend.
In 1847 trokken 223 afgescheiden protestanten naar Michigan.
Minder bekend is dat in 1910 precies 76, vooral jongere, Nijverdallers naar Alberta in Canada gingen. Hun emigratie roept nog altijd vragen op.

Het stadje Pella in Iowa in 1848. Zo ongeveer moet ook Overisel, dat door protestanten uit Hellendoorm Nijverdal en Den Ham werd gesticht, er in die periode hebben uitgezien. Pella werd net als Overisel gesticht door aanhangers van de Afscheiding, die in het geval van Pelle van de Veluwe kwamen. Nieuw-Nijverdal verrees begin twintigste eeuw op de vlakten van Alberta.

foto's Collectie Hennie Scholten

In officiële bronnen heeft hun vertrek nauwelijks een rimpeling veroorzaakt. Geen foto's van een afscheid, geen dagboeken, verhalen of documenten over het hoe en waarom. Toch moet hun emigratie het gesprek van de dag zijn geweest in Hellendoorn en omstreken. 76 mensen op een bevolking van 5000 zielen die in 1910 allemaal binnen enkele maanden weg willen. En ook nog veel jonge, ongetrouwde mannen die thuis goed bruikbaar zijn.

Slechts een klein krantenberichtje over het gemeenteraadslid H. Tijhuis, die ook wil emigreren hoewel hij 'nog drie jaar te gaan' heeft als raadslid, herinnert aan de uittocht. Plus een schriftelijke noodkreet in het archief van de christelijke vakbond Unitas, afkomstig van Godfried Salomonson, directeur van de Koninklijke Stoom Weverij (KSW).

Of de bond al die jonge wevers en spinners, die de oceaan over wilden, niet op andere gedachten kon brengen? Hij had per slot genoeg werk voor hen. En lag hun toekomst niet eerder in de Nijverdalse textiel dan op het Amerikaanse of Canadese platteland?

Het appel van Salomonson heeft weinig uitgehaald. "Maar waarom ineens zoveel mensen weg wilden, dat is het raadsel van 1910", zegt Hennie Scholten, die onderzoek deed naar de massale emigratie. "Hadden ze elkaar 'de kop gek gemaakt', zoals het hier en daar heet?
Maar waarom dan in 1910? Het waren de gouden jaren in de Twentse textiel. Het antwoord daarop blijft speculeren."

Wellicht zagen ze, alle mooie woorden van de directeur ten spijt, toch weinig perspectief in de fabriek van de gebroeders Salomonson, waar het gros der Nijverdallers geld verdiende. De Salomonsons hadden weliswaar een wat betere reputatie dan bijvoorbeeld de Enschedese textielbaronnen, maar het bleef een knechtenbestaan waarin de arbeider zijn plaats diende te kennen.
Hennie Scholten: "Wie dat niet wilde, vertrok meestal. Niet alleen naar de andere kant van de oceaan, soms ook naar Duitsland. De wil om naar verbeteringen in Nijverdal te streven was niet erg groot. Er is hier maar een keer anderhalve dag gestaakt, in 1872. En waarschijnlijk nog als gevolg van de onervarenheid van de jeugdige directeur Godfried Salomonson."

Liever dan te vechten voor een beter leven in het oude Nijverdal, droomden de ontevredenen in 1910 van een nieuw begin aan de overzijde van de Atlantische Oceaan. Een droom die ook eerdere generaties uit Nijverdal en omgeving al hadden gedroomd én in vervulling hadden laten gaan.


In 1847 was een grote groep mensen in het spoor van de Hellendoornse dominee Seine Bolks naar Michigan in de Verenigde Staten getrokken. Zij hoorden tot de Afscheiding, een beweging die zich in 1834 onder leiding van de Groninger dominee Hendrik de Cocq van de Nederlands Hervormde Kerk had losgemaakt, omdat die kerk hen te vrijzinnig was geworden. Tot 1839, toen de Afscheiding werd erkend, maar ook daarna nog maakten de overheid en hervormde gelovigen de Afgescheidenen het leven zuur.

In Hellendoorn is dat niet anders geweest. Bijeenkomsten van Afgescheidenen werden zwaar beboet. "En", zegt Scholten, "het is zelfs voorgekomen dat de kerk relschoppers huurde om Hellendoornse Afgescheidenen te treiteren. Ze kregen een borrel als loon, betaald uit de kas van de diakonie."

In 1847 gingen uiteindelijk 223 mensen uit Hellendoorn en omgeving in Amerika op zoek naar een grotere religieuze vrijheid en een beter bestaan dan ze in het door armoe, ziekten en overstromingen getekende Salland en Twente konden vinden. Ze volgden de charismatische dominee Seine Bolks, die zijn gemeenschap in een kleine kerkboerderij voor de overtocht warm had gemaakt.

Bolks, was weer beïnvloed door dominee Albert van Raalte die de eerste grote groep Afgescheidenen naar de Verenigde Staten bracht. Veel Afgescheidenen kwamen in Michigan en Iowa terecht, waar ze nederzettingen vestigden die tot nu toe aan hun Nederlandse namen en culturele invloeden herkenbaar zijn. Bolks en zijn Hellendoornse groep stichtten in Michigan het plaatsje Overisel.

Vooral vanaf de Amerikaanse Burgeroorlog, toen de vraag naar landbouwproducten steeg, ging het de Sallanders en Twentenaren steeds meer voor de wind. Harde werkers en bekwame boeren als ze vaak waren. En misschien ook, omdat ze zich verder zoveel mogelijk buiten die burgeroorlog hielden. "Erg geïntegreerd waren ze niet", zegt Scholten. "Ze vonden het hun oorlog niet en kochten zich vaak vrij van de wapendienst."

Dit soort succesverhalen, die eind negentiende en begin twintigste eeuw steeds vaker tot Nijverdal en omgeving doordrongen, zullen misschien invloed hebben gehad op de emigranten van 1910, vermoedt Hennie Scholten. Religieuze argumenten speelden toen nauwelijks meer een rol, alhoewel ook in 1910 het overgrote deel van de migranten nog protestants was. "Misschien hadden zij, meer dan de Nijverdalse katholieken, familie in de VS en Canada, waar ze terecht konden. Bovendien hadden Twentse katholieken meestal grotere gezinnen, wat bij emigratie hogere kosten betekende." Een zuiver protestantse zaak is de migratie naar noordelijk Amerika trouwens niet geweest. Vanuit Brabant vertrokken bijvoorbeeld wel veel katholieken.

De Nijverdalse avonturiers van 1910 trokken naar Canada. Omdat de VS de immigratie inmiddels beperkt had en omdat Canada zat te springen om arbeiders en boeren en die lokte met goedkoop land. Hun droom werd uiteindelijk verwezenlijkt in de West-Canadese deelstaat Alberta. Daar, in de buurt van Lethbridge, verrees Nieuw-Nijverdal.

Tegenwoordig heet het plaatsje Monarch, maar een ding is onveranderd, de migranten gaat het goed. Vrije mensen in een samenleving, die minder dan de Nederlandse rangen en standen kende. Of zoals het Twentsche Volksblad in 1910 de achterblijvers informeerde: men meldt vanuit Canada 'dat een groote schare de afgelopen weken is gearriveerd, mannen, vrouwen, menschen, die hun vaderland hebben verlaten en allen vonden hier werk'.


In Amerika zijn 'de geringen zoveel als de rijken'

Winterswijk was behalve Nijverdal het tweede grote emigratiebolwerk.


Een blokhut in het 'Hollandse' deel van Michigan. Zo moeten de eerste volksverhuizers uit Salland en de Achterhoek hebben gewoond.

De zucht tot landverhuizen zal alzo wel beschouwd moeten worden als eene van die ziekten van den geest welke men dikwijls groote menschenmassa's in beweging heeft zien stellen, schrijft een onderzoeker van de Gelderse Maatschappij van Landbouw in 1845.

Hij heeft zojuist geprobeerd te achterhalen waarom er in die jaren in de Achterhoek een emigratiegolf richting de Verenigde Staten op gang is gekomen. Vooral in Winterswijk hebben veel mensen last van die ziekte van den geest. Veel mensen -kleine boeren, pachters, landarbeiders- vertrekken naar het land van de onbegrensde mogelijkheden.

In 1846 blijkt dat in een paar jaar daarvoor 950 mensen zijn weggegaan. En dat op een bevolking van amper 8000 zielen. Zo'n aderlating bedreigt de toekomst van de landbouw in de streek. Op veel plaatsen moeten woningen en boerderijen van de emigranten jaren later nog leeg hebben gestaan, zegt Hennie Scholten.

Anders dan in Nijverdal is godsdienst in het midden van de negentiende eeuw in en om Winterswijk nauwelijks een drijfveer om de eigen streek te verlaten. Weliswaar waagt rond die tijd ook een klein groepje Afgescheidenen de grote oversteek, maar het gros van de Winterswijkers vertrekt veeleer om sociaal-economische redenen.

Armoede, hoge belastingen op meel en vlees en honger zijn argumenten om te vertrekken. Er was een opeenhoping van redenen schrijft Willem Wilterdink in Winterswijkse pioniers in Amerika, een boek dat in 1990 verscheen.

Een van de belangrijkste ontwikkelingen op de achtergrond is de aardappelziekte, die in die jaren niet alleen Ierland hard treft, maar ook grote delen van Europa. De aardappels -het volksvoedsel nummer een- zitten ook in de Acherhoek en Twente soms als snot in de grond. Veel mensen hebben daardoor inkomen noch eten.

De Achterhoek was toen een tamelijk geïsoleerd gebied. De industrie moet in Winterswijk nog op gang komen. Veel mensen zijn voor hun bestaan afhankelijk van de grote schulteboeren, die het economisch en anderszins voor het zeggen hebben. Populair maakt hen dat niet.

Een zekere Beukenhorst, die eerder naar Amerika getrokken is, hamert daar ook op als hij zijn land van aankomst voor achtergebleven Winterswijkers beschrijft. De geringen zijn hier zoveel als de rijken. Men behoeft voor niemand den hoed af te nemen, vertelt hij en doet een appèl: Blijf toch niet langer in dat verdrukte land.

Het gevolg van al die slechte sociaal-economische omstandigheden is in elk geval dat veel Winterswijkers in die jaren van een beter en vrijer bestaan in de Nieuwe Wereld dromen. Amerika is tans bijna altijd het voorwerp der gesprekken, schrijft de Winterswijker Jan Derk te Winkel in zijn dagboek van die jaren. En relatief velen gaan ook, hoewel ze het reizen nauwelijks gewend zijn.

Waarbij een enkeling ook wel heel persoonlijke motieven heeft. Ene Jenneke van Vreezenhuusman blijkt ook te zijn venrokken. Te Winkel: Ze had ergens wasgoed gestolen en was tot gevangenisstraf veroordeeld, maar net voor ze de kaste in moest is ze er vandoor gegaan."


M.v.g. Gerrit Nevenzel.