Magele, deel III

Wederwaardigheden van Het Lamberinck

A. Kleinjan en F. Stolte: Wederwaardigheden over het Lamberinck. Dagblad van het Oosten, 30 juli 1986.

DEN HAM - Het erve Lamberinck wordt reeds eind 1300 genoemd. Het behoorde tot de grootste erven van Salland net als de erven Weelinck, Leefferinck, Bossinck en Wigboldinck. Er was geen enkel erf in Den Ham dat zoveel grondbelasting betaalde als Lamberinck.

In 1689 wordt Lamberinck verkocht. Er zijn drie kopers: Jan Arentz, Wolter Berentz en Hendrik Wiechers.
Dit is het definitieve einde van het oude erf Het Lamberinck. Op de vuurstedenlijst uit 1746 komt het niet meer voor.
Wel Evert Wieten voor Lamberinck. Deze Evert Wieten wordt in 1667 genoemd als de Muite (Mute).
In 1743 wordt Lamberinck gènoemd in verband met Geezenklaar en later ook nog eens met het Tuimelaars.
Deze gronden aan de Ganzenmars in de omgeving van De Mute, Kloas en Tumelder zullen behoord hebben aan Het Lamberinck, hoewel veel oud-hoevig en tient-plichtig land was gelegen op de Mageler Es.
De naam Geezenklaar en plaats van De Mute zijn nog bekend. Er zijn daar wel scherven gevonden uit de periode rond 1700, maar geen oudere. Het merkwaardige is dat de naam De Mute in de officiële stukken niet veel wordt genoemd en toch in het taalgebruik is blijven bestaan.

Amateur-historicus A.G. Kleinjan die
al de gegevens voor deze serie
over de buurtschap Magele verzamelde
In 1689 wordt een proces aangespannen door Jan Weideman tegen de weduwe van Peter Lamberinck laatst weduwe van Jan Nevenzel. Hij is op Pasen 1666, toen hij 7 à 8 jaar was in komen wonen bij wijlen Peter Lamberinck. Dit was volgens afspraak door Lamberinck beloofd. De eerste twee jaar zou Weideman voor niets dienen en verder zou Lamberinck het loon geven hetgeen gebruikelijk is voor jongelingen van zijn leeftijd.
In het derde jaar is Weideman beloofd, aanvangende met pasen 1668, dat hij evenveel zal verdienen als Lamberinck's vorige schaapherder, namelijk zes daalders per jaar en een loonlam.
Dit wordt tot een accoord gemaakt tot 1675 als schaapherder en vervolgens als kleine knecht en om te gaan werken aan de Ommerschans en te graven aan de dijk in Gramsbergen in de oorlog. De totale schuld van de weduwe aan Weideman is f 88.10 waaronder een zestal guldens voor vier loonlammeren.

De weduwe van Jan Nevenzel, eerste weduwe van Peter Lamberinck, verklaart dat Weideman deze schulden bekend had moeten maken bij de verkoop van het erve. Het erf is verkocht met alle schulden en zij weet niets van deze afspraak met Lamberinck. Zij vraagt bewijzen. Waarop als getuigen worden opgeroepen: Willem Nijenhuis en Helwinch Jansz Leefferdinck, naburen van wijlen Peter Lamberinck. Willem Nijenhuis verklaart geboren en getogen te zijn op het erve Leefferdinck en dat hij de laatste 8 jaar gewoond heeft op het erve Nijenhuis te Junne.
Beide getuigen verklaaren dat Jan Weideman, 7 à 8 jaar oud was toen hij naar P. Lamberinck ging. Ze weten echter niets van een afspraak over loon. Op de vraag of de jongen bekwaam is om loon te verdienen, zegt Willem Nijenhuis dat hij de jongen wat plompachtig vond en niet geheel behendig.
H. Leefferdinck verklaart dat het de eerste jaren niet veel geweest is wat hij gedaan heeft. De jongen is bij Lamberinck goed opgebracht en heeft ook "wille" (vreugde) genoeg gehad. De getuigen weten niet dat de jongen aangenomen is voor het graven aan de Ommerschans.

Het volgende verhaal (Magele, deel IV) zal gaan over de erven Het Geezenklaar en Het Derckinck.